Parketnummer : 05/800784-11
Datum zitting : 04 juni 2012
Datum uitspraak : 18 juni 2012
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 maart 2011 te Diever, gemeente Westerveld, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Kasteel, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;( blz 10/14 pv)
2.
hij op of omstreeks 01 juli 2011 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Schipborgerweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;( blz 36 pv)
3.
hij op of omstreeks 12 april 2011 te Hijken, gemeente Midden-Drenthe, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Rietakkersweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;(blz 24 pv)
4.
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Wittelte, gemeente Westerveld, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Wapserveenseweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;(blz 34 pv)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 4 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 2 tot en met 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf subsidiair 45 dagen hechtenis en daarnaast tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Daaraan dient als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht te worden opgelegd, ook als dit inhoudt behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord te Groningen of een soortgelijke instelling.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak feit 1
Evenmin als de officier van justitie acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die feit 1 gepleegd heeft. De militaire kamer zal verdachte daarom vrijspreken.
Feiten 2, 3 en 4
De feiten 2, 3 en 4 acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 bezigt de militaire kamer tot het bewijs de aangifte en de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
Ten aanzien van feit 3 bezigt de militaire kamer tot het bewijs de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
Ten aanzien van feit 4 bezigt de militaire kamer tot het bewijs de aangiftes van [aangever1] en [aangever2] en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Voorts gebruikt de militaire kamer ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4 als bewijsmiddel de omstandigheid dat sprake is geweest van een zelfde ‘modus operandi’ als die waarvan sprake was bij de drie, door verdachte bekende, ad informandum gevoegde feiten (zie hierna onder 6.).
Immers: alle feiten zijn gepleegd in de (na)middag op de route van de plek waar verdachte werkt (in adres) naar zijn huis (in adres), waarbij door meisjes en vrouwen is gezien dat een man zijn auto langs de weg had geparkeerd en in de bosjes met zijn penis stond te spelen of daaraan stond te trekken.
Het meisje dat (middels haar vader) aangifte heeft gedaan van feit 2 heeft alleen gezien dat de man zijn broek en onderbroek op zijn enkels had. In dit geval geldt echter eveneens dat het door haar opgegeven signalement voor een deel overeenkomt met dat van verdachte. Zo noemt zij onder meer dat de man een rood-blauw vest droeg terwijl verdachte heeft verklaard dat hij een rood-blauwe jas heeft. Bovendien heeft verdachte bij de politie tijdens een door hem erkend ad informandum gevoegd feit, verklaard dat hij diezelfde dag nog een keer aan de kant van de weg met zijn penis heeft gespeeld. Beide feiten (zowel feit 2 als het ad informandum gevoegde feit), vonden plaats in dezelfde gemeente en zijn kort na elkaar gepleegd.
De militaire kamer acht, met inachtneming van het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 juli 2011 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Schipborgerweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3.
hij op 12 april 2011 te Hijken, gemeente Midden-Drenthe, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Rietakkersweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
hij op 11 mei 2011 te Wittelte, gemeente Westerveld, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Wapserveenseweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 telkens:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 23 maart 2012; en
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 24 mei 2012, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting ten nadele van verdachte rekening gehouden met de volgende ‘ad informandum’ gevoegde zaken. Verdachte heeft bekend deze strafbare feiten te hebben gepleegd. De officier van justitie heeft toegezegd ter zake van deze feiten geen afzonderlijke strafvervolging te zullen instellen indien deze worden verdisconteerd in de strafoplegging. Het betreft de feiten:
1. 8 april 2011, Haren, Gem. Haren, schennis van de eerbaarheid op openbare plaats;
2. periode eind juni begin juli 2011, Zeegse, Gem. Tynaarlo, schennis van de eerbaarheid op
openbare plaats;
3. 21 april 2011, Glimmen, Gem. Haren, schennis van de eerbaarheid op openbare plaats.
Verdachte heeft zich daarmee in totaal zes keren schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid. Verdachte is daarbij telkens aan de kant van de weg in de bosjes gaan staan waar hij voor voorbijgangsters goed zichtbaar was en heeft aan zijn geslachtsdeel getrokken. In een aantal gevallen betroffen die voorbijgangsters jonge meisjes van 11, 12 jaar oud.
In het merendeel van de gevallen werd eerst gezien dat verdachte met zijn auto stil stond aan de kant van de weg, waarna hij de slachtoffers inhaalde, verderop zijn auto parkeerde en vervolgens de feiten pleegde. Dit wijst erop dat verdachte er doelbewust voor gezorgd heeft dat hij gezien werd, ook door de jonge meisjes.
Dit zijn ernstige feiten.
Op slachtoffers kunnen dergelijke feiten een behoorlijke indruk maken en zelfs een gevoel van onveiligheid teweegbrengen, temeer omdat zij niet kunnen weten wat de dader eventueel verder van plan is.
Ten voordele van verdachte houdt de militaire kamer rekening met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van dergelijke feiten.
Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer de geëiste werkstraf passend en geboden.
Uit het reclasseringsrapport en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte in verband met de feiten momenteel een behandeling volgt bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord te Groningen. Omdat verdachte op geen enkele wijze inzicht heeft kunnen geven in het waarom van zijn daden, en hij ter terechtzitting bovendien heeft verklaard dat hij daarover – met uitzondering van één vriend – aan niemand openheid van zaken heeft gegeven, acht de militaire kamer de geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van verplichte behandeling bij genoemde instelling, eveneens aangewezen. De voorwaardelijke straf dient om verdachte van het opnieuw plegen van soortgelijke feiten te weerhouden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 239 van het Wetboek van Straf¬recht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 90 (negentig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 45 (vijfenveertig) dagen.
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
1. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
2. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
3. dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Voorts dient hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht.
4. dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door AFPN, ambulante forensische psychiatrie Noord te Groningen of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als noodzakelijk wordt geacht door de behandelaars, in overleg met de reclassering. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van genoemde instelling zullen worden gegeven;
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2012.