Parketnummer : 05/700968-11
Datum zitting : 5 juni 2012
Datum uitspraak: 19 juni 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsvrouw : mr. N.J.C. Spapen, advocaat te Zaltbommel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 28 mei 2011 op 29 mei 2011 te Kerkdriel,
gemeente Maasdriel, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede)
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- die [slachtoffer] op en/of rond haar mond heeft gezoend en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- met zijn handen de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] heeft duidelijk gemaakt dat hij seks met haar wilde en/of haar
heeft toegevoegd de woorden "Dat kan toch wel een keertje" of woorden van
soortgelijke strekking en/of
- die [slachtoffer] met zijn hand bij haar vagina heeft gegrepen en/of
- de legging van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] in haar gezicht heeft geslagen,
- terwijl verdachte (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale
tekenen van verzet van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 28 mei 2011 op 29 mei 2011 te Kerkdriel,
gemeente Maasdriel, in ieder geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig (trachten te) tongzoenen van die
[slachtoffer] en/of het betasten van die [slachtoffer] bij haar vagina,
en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
andere feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- met zijn handen de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] heeft duidelijk gemaakt dat hij seks met haar wilde en/of haar
heeft toegevoegd de woorden "Dat kan toch wel een keertje" of woorden van
soortgelijke strekking en/of
- die [slachtoffer] met zijn hand bij haar vagina heeft gegrepen en/of
- de legging van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] in haar gezicht heeft geslagen,
- terwijl verdachte (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale
tekenen van verzet van die [slachtoffer],
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 mei 2011 te Kerkdriel, gemeente
Maasdriel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in
het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 mei 2011 te Kerkdriel, gemeente
Maasdriel, opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de voordeur aan de
[adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, door met zijn hand
door/tegen voornoemde ruit te slaan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 5 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. N.J.C. Spapen, advocaat te Zaltbommel.
De officier van justitie, mr. T.C. Henniphof heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is in de nacht van 28 mei 2011 op 29 mei 2011 in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te Kerkdriel geweest Verdachte heeft zich uitgekleed maar heeft zijn boxershort aangehouden en is samen met [slachtoffer] in bed gaan liggen. [slachtoffer] had haar kleren nog aan, waaronder een witte legging. Verdachte heeft [slachtoffer] gezoend.Verdachte had zin in seks. Verdachte is vervolgens bovenop [slachtoffer] gaan liggen. Verdachte heeft toen aangedrongen om seks met [slachtoffer] te hebben. [slachtoffer] heeft gezegd dat ze niet wilde. [slachtoffer] is onder verdachte vandaan gekropen. Vervolgens heeft zij gezegd tegen verdachte dat hij het huis uit moest. Verdachte heeft zich aangekleed, heeft zijn spullen gepakt en is de deur uitgelopen. [slachtoffer] heeft de deur achter hem dichtgegooid. Verdachte is met zijn linkerhand door het glas van deur van de woning van [slachtoffer] gegaan. Het glas van de deur is daardoor gebroken. Verdachte is gewond geraakt aan zijn linkerhand. Hij is die nacht naar het Jeroen Bosch ziekenhuis in ‘s-Hertogenbosch gegaan om zich te laten behandelen. De wond aan zijn linkerhand is met 12 hechtingen gehecht.
[slachtoffer] heeft zich in de nacht van 29 mei 2011 zowel bij de huisartenspost als op de spoedeisende hulp gemeld . Geconstateerd is dat ze een contusie van de kaak had..
[slachtoffer] heeft op 29 mei 2011 aan de politie een witte legging overhandigd, welke deels binnenstebuiten was getrokken en ter hoogte van het kruis was ingescheurd.
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte van plan was om [slachtoffer] te verkrachten. Er kan echter wel wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste heeft begaan, gelet op de aangifte, de verklaring van verdachte en het aanwezige steunbewijs.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie geconcludeerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, gelet op de aangifte in combinatie met de verklaring van verdachte, het aangetroffen bloedspoor en de gesneuvelde deurruit.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw stelt namens verdachte dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte geweld heeft gebruikt, dan wel gedreigd heeft met geweld, tegen [slachtoffer]. Verwezen wordt naar de verklaring van de spoedeisende hulp van 29 mei 2011, die geen directe relatie met het voorval van de nacht tevoren aangeeft. Dat geldt ook voor de gescheurde legging, aangezien er tientallen verklaringen gegeven kunnen worden waarom de legging, precies op de naad, gescheurd is. Daarnaast is [slachtoffer], ondanks de contusie van de kaak, in staat geweest om een verklaring af leggen bij de politie, hetgeen niet mo-gelijk was geweest indien zij inderdaad zoveel pijn had als vermeld staat in de geneeskundige verklaring. De raadvrouw stelt daarnaast dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is, in tegenstelling tot de verklaring van verdachte. Verwezen wordt naar de omstandigheid dat, ondanks het uitvoerige buurtonderzoek en de gehorige flat, niemand [slachtoffer] heeft horen schreeuwen. Dat verdachte in de eerste politieverklaringen niet in staat was zich iets te herinneren en zich later wel weer bepaalde details heeft herinnerd, zegt volgens de raadsvrouw niets over de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte. Een en ander is te wijten aan de combinatie van de alcohol die verdachte betreffende nacht had genuttigd en het bloedverlies. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij bloedverlies een bewustzijnsstoornis kan optreden. Indien nodig, zou een deskundige hierover kunnen rapporteren.
Feit 2
De raadsvrouw stelt dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan nu verdachte geen opzet, en geen voorwaardelijk opzet had gericht op de vernieling van de ruit van de deur. Verwezen wordt naar de verklaring van aangeefster inhoudende dat zij de deur dicht gegooid heeft, en de verklaring van verdachte inhoudende dat de deur vervolgens tegen zijn hand kwam, waardoor de ruit door zijn hand ging.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, met de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en dat hij aldus het onder feit 1 subsidair tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De verklaringen van zowel verdachte als van [slachtoffer], over hetgeen in de nacht van 28 op 29 mei 2011 is voorgevallen komen op grote lijnen overeen.
[slachtoffer] heeft onder meer in haar aangifte het volgende verklaard.
Verdachte kwam omstreeks 01.00 uur bij haar aan de deur en vertelde haar dat hij er thuis niet meer in mocht omdat hij te zat was. [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens binnengelaten. Het gebeurde immers wel vaker dat verdachte bij haar sliep omdat hij te zat was om thuis te komen, zo een keer in de twee à drie maanden. Nadat zij en verdachte een sigaretje hadden gerookt op de bank, heeft zij tegen verdachte gezegd dat hij wel bij haar in bed kon komen liggen omdat ze geen dekens had. In bed heeft zij haar kleding aangehouden. Verdachte heeft zich uitgekleed tot op zijn boxershort. Verdachte ging haar vervolgens kussen op haar mond waarop zij heeft gezegd dat ze dat niet wilde. Verdachte ging echter bovenop haar liggen en probeerde steeds haar benen met zijn hand uit elkaar te trekken. Dit lukte waardoor hij tussen haar benen lag. Verdachte zei vervolgens: “Dat kan toch wel een keertje”, hij bedoelde daarmee seks. [slachtoffer] is zich daarna los gaan wurmen en heeft duidelijk gemaakt dat zij het niet wilde: “Ik heb een paar keer gezegd dat het mijn lichaam was en dat ik zelf bepaal over mijn lichaam. Ik heb ook een paar keer gevraagd of hij van mij af wilde.” Verdachte ging echter niet van haar af en greep met zijn hand tussen haar benen, bij haar vagina. Hij heeft vervolgens de legging kapot getrokken bij haar vagina, waarna hij gelijk zijn hand tussen haar benen vandaan haalde. [slachtoffer] heeft verdachte daarop gebeten in zijn arm. Vervolgens kreeg zij iets in haar gezicht. Ze is op haar rechter of op haar linkerkaak geslagen. Op het moment dat verdachte sloeg voelde zij aan beide zijden van haar kaak pijn. Omdat verdachte iets omhoog was gekomen kon zij onder hem vandaan kruipen en opstaan. [slachtoffer] heeft vervolgens een aantal keer geschreeuwd dat hij weg moest.
Verdachte heeft erkend dat hij in de nacht van 28 op 29 mei 2011 bij [slachtoffer] in bed heeft gelegen, heeft gezoend met haar en bovenop haar heeft gelegen. Verdachte stelt echter dat het initiatief bij [slachtoffer] lag. Ook heeft hij bekend dat hij seks wilde met [slachtoffer] en dat hij, hoewel zij zei dat niet te willen, nog even heeft aangedrongen, getuige zijn volgende verklaring.
Verdachte is na een familievoetbaltoernooi in Kerkdriel naar het huis van [slachtoffer] gegaan, waar hij heeft aangebeld. Verdachte heeft geen idee waarom hij naar [slachtoffer] is toegegaan. Hij was daar tot op dat moment misschien nog een keert geweest. Nadat verdachte was binnengelaten, heeft hij een sigaretje op de bank gerookt, en heeft hij vervolgens met [slachtoffer] getongzoend. [slachtoffer] heeft vervolgens gevraagd of ze samen in bed konden gaan liggen. Verdachte heeft hierop zijn kleding, behalve zijn boxershort uitgetrokken en is in bed gaan liggen. In bed begon hij met kussen. [slachtoffer] zat vervolgens aan zijn penis. Ze stimuleerde zijn penis en zijn penis was stijf. Verdachte had best wel zin in seks en is toen boven op [slachtoffer] gaan liggen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] hoorde roepen: “nee, nee, ik heb een vriend.” Verdachte is toch bovenop haar blijven liggen en hij heeft een beetje zeurend gezegd: kom op joh, doe niet zo flauw.” Verdachte heeft aangegeven wel aangedrongen te hebben. Daarna is [slachtoffer] onder hem vandaan gekropen en heeft ze gezegd: “ mijn huis uit, mijn huis uit.”
Aldus lopen de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte, hoewel op hoofdlijnen eenduidig, niettemin op wezenlijke onderdelen van uiteen.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van [slachtoffer]. Haar verklaring is niet alleen gedetailleerd en consistent maar vindt bovenal steun in andere bewijsmiddelen.
Zo heeft [slachtoffer], direct nadat verdachte haar woning had verlaten, de politie gebeld om melding te maken van het voorval. Ook is zij die nacht naar de huisart-senpost gegaan omdat haar kaak erg zeer deed. Met dezelfde klachten is zij later op de dag, na de politieverhoren, naar de spoedeisende hulp gegaan voor een consult. Daar werd vastgesteld dat zij een contusie van haar kaak had, hetgeen past bij de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar op haar kaak had geslagen. Het verweer van de raadsvrouw dat er geen directe relatie zou zijn tussen het voorval en het letsel, wordt dan ook verworpen.
Daarnaast heeft [slachtoffer] aan de politie een witte legging overhandigd, die is gescheurd ter hoogte van het kruis, hetgeen past bij de verklaring van [slachtoffer], namelijk dat verdachte haar bij haar vagina heeft gegrepen en haar legging kapot heeft getrokken. Het verweer van de raadsvrouw dat er tientallen andere verklaringen te geven zijn waarom de legging is gescheurd, is suggestief.
Dat niemand in het appartementsgebouw waar [slachtoffer] woont heeft gehoord dat zij geschreeuwd heeft, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het voorval tussen verdachte en [slachtoffer] niet heeft plaatsgevonden zoals [slachtoffer] heeft verklaard. De onderbuurvrouw heeft verklaard dat de flat erg gehorig is, dat zij om 23.30 uur de deurbel van [slachtoffer],heeft gehoord en zacht gemompel. 's Nachts heeft zij nog een klikgeluid gehoord en een geluid van iets dat over de vloer ging, maar verder niets totdat zij om 06.30 uur wakker werd. Zij heeft echter ook verklaard dat zij, vanwege de gehorigheid, in een andere slaapkamer is gaan slapen omdat zij [slachtoffer] kon horen als zij in bed bezig was. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] heeft geschreeuwd ”Mijn huis uit, mijn huis uit. Het verweer van de raadsvrouw faalt.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig. De verklaring van verdachte over de gang van zaken acht de rechtbank daarentegen niet aannemelijk en zelfs ongeloofwaardig.
De raadsvrouw heeft aangegeven er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen, dan wel gedreigd heeft met geweld tegen [slachtoffer]. De rechtbank is echter van oordeel dat het feit dat verdachte boven op [slachtoffer] lag en haar legging ter hoogte van haar kruis kapot trok, terwijl [slachtoffer] niet onder verdachte vandaan kon komen, verdachte een dreigende situatie heeft gecreëerd waarbij [slachtoffer] gerechtvaardigd mocht vrezen voor geweld. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij, op het moment dat hij haar legging kapot trok, realiseerde dat verdachte geen geintje meer maakte. Die dreiging voor geweld heeft zich vervolgens ook daadwerkelijk gerealiseerd doordat verdachte haar tegen haar kaak aan heeft geslagen. Het verweer van de raadsvrouw faalt.
Op grond van het bovenstaande, de verklaring van [slachtoffer], de geneeskundige verklaring en de kapotte legging, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] getongzoend heeft en hij haar, over haar kleren, heeft betast bij haar vagina om de legging stuk te trekken. Deze handelingen zijn zonder meer seksueel van aard en vonden plaats tegen de ook voor verdachte kenbare wil van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de handelingen van verdachte echter niet eenduidig gericht op het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]. Hoewel verdachte duidelijk had gemaakt dat hij seks met [slachtoffer] wilde, bovenop haar lag en haar legging ter hoogte van haar kruis kapot had gescheurd, had hij nog steeds zijn boxershort aan, had [slachtoffer] nog steeds haar string aan en heeft hij haar (alleen) over haar kleren betast. Daarnaast overweegt de rechtbank dat, indien verdachte [slachtoffer] inderdaad seksueel had willen binnendringen, het aannemelijk is dat hij op het moment dat hij de legging kapot had gescheurd, zijn hand niet direct had teruggetrokken, maar geprobeerd zou hebben om haar seksueel binnen te dringen. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, te weten poging tot het seksueel binnendringen.
De door verdachte verrichtte handelingen dragen echter wel een ontuchtig karakter in de zin van artikel 246 Wetboek van Strafrecht omdat deze in strijd zijn met de sociaal-ethische normen op dit vlak, en daarmee zijn ze ook strafrechtelijk verwijtbaar.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op grond van het bovenstaande schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De raadsvrouw heeft een verzoek gedaan tot het benoemen van een deskundige die nader kan rapporteren over de gevolgen voor het geheugen van substantieel alcoholgebruik en bloedverlies. De rechtbank acht een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk, nu de verklaring van aangeefster op essentiële onderdelen wordt gesteund door ander (technisch) bewijsmateriaal en een onderzoek naar het aanvankelijke geheugenverlies van verdachte niet zal bijdragen aan enige door de rechtbank te beantwoorden vraag.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat ver-dachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de ruit van de voordeur van [slachtoffer] en het feit 2 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat toen verdachte de woning verliet, zij de deur achter hem dicht gooide. Dat hij daardoor de deur tegen zijn rug/schouder aan kreeg, waardoor hij kwaad werd, zich omdraaide en naar achter uit haalde. Daardoor brak het glas van de voordeur.Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe het met die deur is gegaan. “Of die dicht gegooid is of dat ik die geslagen heb, dat weet ik niet” heeft hij verklaard.Tevens heeft hij verklaard dat hij nog wel weet dat zijn hand door de deur ging en dat de deur kapot was, maar dat hij pas onderweg naar huis gemerkt had dat hij een wond aan zijn hand had.
De rechtbank overweegt, dat op de foto die genomen is van de voordeur aan de [adres], te zien is dat de ruit is vernield . Voor het met de hand breken en doorslaan van een ruit is het noodzakelijk dat kracht wordt gebruikt. Er is dan ook, naar het oordeel van de rechtbank sprake van opzet. Het verweer van de raadsvrouw faalt.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op grond van het bovenstaande schuldig gemaakt aan het vernielen van een ruit van de voordeur aan de [adres]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de nacht van 28 mei 2011 op 29 mei 2011 te Kerkdriel,
gemeente Maasdriel
door geweld of een andere
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig (trachten te) tongzoenen van die
[slachtoffer] en het betasten van die [slachtoffer] bij haar vagina,
en welk geweld of andere feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en
- met zijn handen de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedrukt en
- die [slachtoffer] heeft duidelijk gemaakt dat hij seks met haar wilde en haar
heeft toegevoegd de woorden "Dat kan toch wel een keertje" of woorden van
soortgelijke strekking en
- die [slachtoffer] met zijn hand bij haar vagina heeft gegrepen en
- de legging van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en
- die [slachtoffer] in haar gezicht heeft geslagen,
- terwijl verdachte telkens voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale
tekenen van verzet van die [slachtoffer],
hij in de nacht van 28 op 29 mei 2011 te Kerkdriel, gemeente
Maasdriel, opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de voordeur aan de
[adres], geheel toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield door met zijn hand
door voornoemde ruit te slaan;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte ge-heel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 sub-sidiair en het onder feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering.
Het standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat met het opleggen van de straf rekening wordt gehouden met de zeer goede reclasseringsrapportage, het feit dat verdachte geen justiti-ele documentatie heeft, en zijn persoonlijke omstandigheden en aan verdachte een geheel, dan wel voor een groot deel voorwaardelijke straf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 mei 2012; en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 11 juli 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in de nacht van 28 op 29 mei 2011 [slachtoffer] aangerand. [slachtoffer] had verdachte binnengelaten nadat hij aangebeld had en haar verteld had hij thuis niet binnen werd gelaten omdat hij te dronken was. Daarop heeft [slachtoffer] hem een slaapplek aangeboden. De rechtbank vindt dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de situatie en van het vertrouwen van [slachtoffer].
Wat de aanranding ernstig maakt is dat verdachte,l onder invloed van alcohol, volledig voorbij is gegaan aan de signalen van [slachtoffer], die verdachte meerdere malen op gewezen heeft niet van zijn gedrag gediend te zijn. Met zijn gedrag heeft verdachte het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem stelde, ernstig beschaamd. Hij heeft een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit.
Kwalijk is dat verdachte de aanranding heeft ontkent, en de aanleiding van het gebeuren aan het slachtoffer heeft toegeschreven. Hij stelt immers dat [slachtoffer] het initiatief heeft genomen voor het een en ander. Daarbij gaat hij voorbij aan zijn eigen verantwoordelijkheid.
Verdachte is met zijn handelen voorbij gegaan aan mogelijke psychische gevolgen voor [slachtoffer]. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak lange tijd lijden onder de psychische gevolgen daarvan.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank wel mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast is het reclasseringscontact goed verlopen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan verdachte een, al dan niet geheel, voorwaardelijke straf op te leggen.
Gezien een en ander en mede gelet op de omstandigheid dat verdachte uiteindelijk niet verder is gegaan dan het over de kleding betasten van aangeefster, zal de rechtbank
verdachte een geheel onvoorwaardelijke werkstraf opleggen, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d , 27, 246 van het Wetboek van Straf-echt.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd uren)
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 50 (vijftig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, welke aftrek wordt vastgesteld op 4 uren.
Heft op de met ingang van 1 juni 2011 geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. J. Barrau, mr. A.S.W. Kroon rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. van de Pol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juni 2012.