ECLI:NL:RBARN:2012:BX0234

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/702216-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader twee tankstations heeft overvallen. Bij beide overvallen werd gedreigd met een mes, wat leidde tot ernstige bedreigingen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een ambulante behandeling en deelname aan een budgetteringscursus en CoVa-training. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee verenigde personen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de verdachte verplicht werd om deze bedragen te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/702216-11
Data zittingen : 28 maart 2012 en 20 juni 2012
Datum uitspraak : 4 juli 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Raadsvrouw : mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2011 te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 39 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Brand Oil, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de shop van een tankstation is/zijn binnengelopen en/of (vervolgens) een pakje sigaretten heeft/hebben gekocht en/of
- (vervolgens) - toen die [slachtoffer1] de kassalade had geopend - met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp een of meer slaande en/of stekende bewegingen heeft/hebben gemaakt richting die [slachtoffer1], althans met een mes of scherp/puntig voorwerp (dreigend) heeft/ hebben getoond en/of daarmee heeft/hebben gezwaaid en/of gewezen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer1] aan de hand heeft/hebben verwond en/of
- (vervolgens) een greep in die kassalade heeft/hebben gedaan, althans een hoeveelheid geld uit die kassalade heeft/hebben gepakt;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Rhenen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 800 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Allesco Esso Rhenen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de shop van een tankstation is/zijn binnengelopen en/of (vervolgens) een pakje sigaretten heeft/hebben gekocht en/of
- (vervolgens) - toen die [slachtoffer2] de kassalade had geopend - met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp een of meer slaande en/of stekende bewegingen heeft/hebben gemaakt richting die [slachtoffer2], althans met een mes of scherp/puntig voorwerp (dreigend) heeft/ hebben getoond en/of daarmee heeft/hebben gezwaaid en/of gewezen en/of
- (vervolgens) een greep in die kassalade heeft/hebben gedaan, althans een hoeveelheid geld uit die kassalade heeft/hebben gepakt.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 20 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd, [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. De benadeelde partij [slachtoffer1] is ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. A.K.J. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], pagina’s 25 tot en met 27;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], pagina’s 30;
- het schriftelijke bescheid zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 15 december 2011, pagina 33;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte, pagina’s 167, 168 en 169;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 20 juni 2012.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], pagina’s 52 en 53;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 62;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2012.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 15 december 2011 te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 39 EURO), geheel toebehorende aan Brand Oil, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- de shop van een tankstation is/zijn binnengelopen en (vervolgens) een pakje sigaretten heeft/hebben gekocht en
- (vervolgens) - toen die [slachtoffer1] de kassalade had geopend - een mes, richting die [slachtoffer1], dreigend heeft/ hebben getoond en gewezen en
- (daarbij) die [slachtoffer1] aan de hand heeft/hebben verwond en
- (vervolgens) een greep in die kassalade heeft/hebben gedaan, althans een hoeveelheid geld uit die kassalade heeft/hebben gepakt;
2.
hij op 13 oktober 2011 te Rhenen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 800 EURO), geheel toebehorende aan Allesco Esso Rhenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- de shop van een tankstation is/zijn binnengelopen en (vervolgens) een pakje sigaretten heeft/hebben gekocht en
- (vervolgens) - toen die [slachtoffer2] de kassalade had geopend - een mes (dreigend) heeft/ hebben getoond en
- (vervolgens) een greep in die kassalade heeft/hebben gedaan, althans een hoeveelheid geld uit die kassalade heeft/hebben gepakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Diefstal vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen
Ten aanzien van feit 2
Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling, meldingsverplichting, verblijf in een 24-uurs instelling en deelnemen aan een CoVa-training en een Budgetteringscursus, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de volgende aspecten. De medeverdachte was minderjarig ten tijde van de pleegperiode en is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het betreft zeer ernstige feiten waar een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op staat. Daarbij komt dat verdachte een prominente rol heeft gespeeld met betrekking tot het tenlastegelegde. Hij had telkens het mes bij zich en nam het geld uit de kassalade. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met zijn blanco justitiële documentatie en zijn jeugdige leeftijd. Uit het psychologische onderzoek volgt dat verdachte nog onvolwassen is en zijn eigen identiteit moet ontdekken. Hij heeft hier hulp en steun bij nodig. Gezien de ernst van de feiten acht de officier de toepassing van het jeugdsanctierecht niet aan de orde. Wel heeft de officier van justitie de rechtbank gewezen op de mogelijkheid om in het vonnis bij wijze van advies op te nemen dat de executie plaatsvindt in een jeugdinstelling, gezien verdachtes jeugdige persoonlijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de strafduur wordt gematigd. Zij denkt aan een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht en de invulling daarvan zoals door de reclassering geadviseerd. De raadsvrouw onderkent dat het ernstige feiten betreft met grote gevolgen voor de slachtoffers. In het voordeel van verdachte heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de leeftijd van cliënt. Voorts volgt uit de over cliënt opgemaakte rapportages dat het recidiverisico laag is. Tegelijkertijd schrijft de psycholoog dat hij de oorzaak van de misdrijven niet concreet heeft kunnen achterhalen. Cliënt wil dan ook graag hulp om zich verder te ontwikkelen. Hij staat op de wachtlijst voor een intakegesprek en kan zich vinden in de bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 20 december 2011;
• een (beknopt) reclasseringsadvies van RN Adviesunit Arnhem-Nijmegen, d.d. 23 december 2012, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 12 maart 2012, betreffende verdachte;
• een psychologisch onderzoek opgemaakt door prof. dr. [psycholoog], forensisch psycholoog, d.d. 12 juni 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan twee gewapende overvallen op respectievelijk 13 oktober 2011 en 15 december 2011. Bij deze overvallen heeft verdachte gedreigd met een mes om de overvallen te vergemakkelijken. Tijdens de overvallen waren de slachtoffers alleen aan het werk en bij de overval in Kesteren heeft het slachtoffer verwondingen opgelopen aan haar hand. Verdachte heeft zich hierbij geen rekenschap gegeven van de ernst en de impact van zijn handelen en heeft – gedreven door zijn zucht naar geld – tot twee keer toe het besluit genomen om dergelijke misdrijven te plegen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Slachtoffers van dergelijke overvallen hebben vaak nog lange tijd last van de psychische gevolgen ervan.
De psycholoog schrijft dat geen uitspraak kan worden gedaan over de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid. Wat verdachte nu precies heeft doen besluiten om de overvallen te plegen, is niet echt duidelijk geworden.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag. Uit beide rapportages stijgt het beeld op dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek, een identiteitsprobleem, een ouder-kind probleem en impulsiviteit. Ook zijn er zorgen over verdachtes alcoholgebruik.
Het is van belang dat verdachte behandeld en begeleid wordt in zijn verdere identiteitsontwikkeling en in de losmaking van thuis. Hiertoe adviseert de reclassering een voorwaardelijk strafdeel met verschillende bijzondere voorwaarden.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, passend en geboden is. De rechtbank neemt hierbij in overweging de duur van de aan de - niet zó veel jongere - medeverdachte opgelegde straf en het belang van een perspectief op behandeling van verdachte conform de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Tevens adviseert de rechtbank om het onvoorwaardelijk strafdeel te executeren in een jeugdinstelling, gezien verdachtes jeugdige persoonlijkheid.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.247,02, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade. De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.400, -, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot betaling van het bedrag van € 1.247,02 toe te wijzen, waarbij tevens de schadever¬goedingsmaat¬regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge¬legd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechte¬nis.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] toe te wijzen tot het bedrag van € 900, -, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] voldoende is onderbouwd en geheel kan worden toegewezen. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] acht de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd. Zij heeft dan ook verzocht deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van [slachtoffer1] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
De verdediging heeft de vordering van [slachtoffer2] weersproken. Aan de benadeelde partij is door het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op het bedrag dat ook aan [slachtoffer1] zal worden toegewezen. De rechtbank wijst aan beide slachtoffers dus eenzelfde bedrag voor immateriële schadevergoeding toe.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade, omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden, indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 1 (één) jaar niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte zich nader zal laten onderzoeken en ambulant zal laten behandelen door Kairos, Groot Batelaar of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding zullen worden gegeven;
- dat verdachte wordt verplicht om in een 24-uurs instelling voor begeleid wonen te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte dient deel te nemen aan een CoVa-training;
- dat verdachte dient deel te nemen aan een Budgetteringscursus;
- en voorts dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 1247,02 (twaalfhonderdzevenenveertig euro en twee cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15-12-2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 1247,02 (twaalfhonderdzevenenveertig euro en twee cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15-12-2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer2], te betalen € 900, - (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13-10-2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen € 900, - (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13-10-2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2012.