waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/701802-116
Feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 oktober 2011 omstreeks 18.00 uur is het slachtoffer [slachtoffer 2] door haar ouders bij verdachte gebracht. [slachtoffer 2] had toen geen zichtbaar letsel op haar gezicht. Op 13 oktober 2011 omstreeks 13.30 uur is [slachtoffer 2] door haar ouders bij verdachte opgehaald. [slachtoffer 2] had daarbij zichtbaar letsel op haar gezicht. Verdachte is vanaf het moment van brengen tot aan dat van ophalen met [slachtoffer 2] en haar zus [slachtoffer 3] in haar woning aan de [adres] te Arnhem gebleven. Verdachte heeft in die periode geen andere personen in die woning ontvangen.7
Op 14 oktober 2011 omstreeks 14.00 uur is door arts W. Stoop van Ziekenhuis Rijnstate Arnhem bij [slachtoffer 2] meervoudig gezichtsletsel vastgesteld, te weten twee streepvormige verwondingen en een bloeduitstorting op het voorhoofd links, schaafwond op het voorhoofd, bloeduitstortingen en zwellingen bij het linkeroog en oogleden, bloeduitstortingen op de neusrug en linkerwang, oppervlakkige schaafwond op de linkerwang, vier puntvormige rode plekjes aan de binnenzijde van de linkerwang, een bloeduitstorting en zwelling in het buitenste deel van de bovenlip aan de linkerzijde.8
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, poging doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat onvoldoende bewijs aanwezig is om tot enige bewezenverklaring te komen. De mogelijkheid bestaat dat het letsel op een andere wijze dan door slaan of stompen is ontstaan, zoals door niet nader geduide lichamelijke afwijkingen bij het slachtoffer, door een accidentele oorzaak zoals een val in het ledikant of het in aanraking komen van het hoofd van het slachtoffer met mogelijk ruwe spijlen van het ledikant hetzij door toedoen van haar zusje [slachtoffer 3]. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat het slachtoffer met nog niet duidelijk zichtbaar letsel naar verdachte is gebracht. Daarbij acht de verdediging het letsel niet zo ernstig dat sprake was van een kans op een overlijden of op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Oorzaak en tijdstip van ontstaan letsel
De ouders hebben verklaard dat [slachtoffer 2] geen verwondingen in haar gezicht had toen zij haar bij verdachte achterlieten.9 Verdachte heeft hetzelfde verklaard ter zitting. Op 18 oktober 2011 is de moeder met [slachtoffer 2] bij het consultatiebureau geweest. Daar is geconstateerd dat [slachtoffer 2] een baby is die het heel goed doet en die in een blakende gezondheid verkeert. Ook is bij dat onderzoek geen letsels geconstateerd, aldus de verklaring van J.D.A. van der Heiden, arts consultatiebureau te Arnhem, d.d. 18 oktober 2011.10
In zijn deskundigenrapport opgemaakt op 23 januari 201211 heeft R.A.C. Bilo, als forensisch arts werkzaam bij het NFI, gerapporteerd dat op basis van het beloop van de genezing van de bloeduitstortingen dermatologische aandoeningen zijn uit te sluiten. Ook stofwisselings- en bindweefselziekten zijn op basis van dat beloop alsook op grond van het ontbreken van andere afwijkingen uit te sluiten. Een stollingsprobleem acht Bilo zeer onwaarschijnlijk nu er in de periode van 13 tot 19 oktober 2011 geen nieuwe blauwe plekken zijn bijgekomen en [slachtoffer 2], zoals volgt uit haar medische voorgeschiedenis, voorafgaande aan de opname in het ziekenhuis op 13 oktober 2011 nimmer dergelijke verwondingen heeft gehad (ter zitting heeft Bilo nogmaals bevestigd dat hij een stollingsprobleem nagenoeg uitgesloten acht). Het klinisch beloop van de zwelling in [slachtoffer 2]'s gezicht past, aldus Bilo, eveneens niet bij een medische aandoening. Voorts heeft Bilo geen aanwijzingen voor medische aandoeningen gevonden die kunnen leiden tot een patroonafwijking (de "u-vormige" verwonding op het voorhoofd) die bij [slachtoffer 2] op en na 13 oktober 2011 zichtbaar is geweest. Ook past het klinisch beloop van het letselpatroon op het gezicht niet bij een medische aandoening. De typische vorm van het letsel op het voorhoofd, te weten een dubbele u-vorm, wijst niet in de richting van een reeds bestaande lichamelijke aandoening als oorzaak, integendeel. Bilo heeft aangegeven dat nu, [slachtoffer 2] geen medische afwijkingen heeft zoals allergieën en/of bloedstollingsproblemen, die vorm een duidelijke indicatie is van een contacttrauma.12
De schaafwonden op voorhoofd en linkerwang kunnen volgens Bilo alleen door contacttrauma zijn veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor het letsel aan de binnenzijde van de bovenlip. Bilo concludeert dat geen aanwijzingen voor aangeboren of verworven aandoeningen bestaan. Het gezichtsletsel kan zijns inziens alleen door trauma of traumata zijn veroorzaakt.. Bilo heeft gerapporteerd dat het letsel imponeert als recent, dat wil zeggen maximaal enkele dagen oud. E. Edelenbosch, kinder- en forensisch arts KNMG, komt tot een gelijke conclusie in zijn rapport bij de rechtbank ingekomen op 9 mei 2011.13 Hij spreekt van vers letsel jonger dan 24 uur, Ook de forensisch arts Stoop komt in zijn eerdergenoemd rapport tot de conclusie dat het letsel recent is ontstaan, niet vóór 12 oktober 2011.
Gelet op de bevindingen van de deskundigen acht de rechtbank niet aannemelijk dat een lichamelijke aandoening het gezichtsletsel heeft kunnen veroorzaken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat het letsel voor 12 oktober 2011, 18.00 uur is ontstaan.
Hierbij merkt de rechtbank op dat uit de rapporten van Bilo en Edelenbosch en uit hetgeen Bilo ter terechtzitting heeft verklaard ook geen aanwijzingen volgen voor medische aandoeningen waarmee een door de verdediging gesuggereerd vertraagd optreden van letsel kan worden verklaard.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het gezichtsletsel van [slachtoffer 2] alleen door geweld van buitenaf kan zijn veroorzaakt. De rechtbank stelt verder vast dat dit letsel is ontstaan in de periode door [slachtoffer 2] bij verdachte doorgebracht, dat wil zeggen tussen 12 oktober 2011, 18.00hr en 13 oktober 2011, 13.30hr.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is op welke wijze het gezichtsletsel bij [slachtoffer 2] is ontstaan, te weten accidenteel (door een ongeluk) of ten gevolge van een menselijk handelen.
Accidenteel letsel
De verdediging heeft aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 2] mogelijk een accidentele toedracht kent. Hierbij heeft de verdediging twee mogelijkheden geschetst: een val in het ledikant of het in aanraking komen van het hoofd met mogelijk ruwe spijlen van het ledikant.
H.G.T. Nijs, forensisch arts KNMG, geeft in zijn voorlopige beantwoording van de consultvraag d.d. 14 oktober 2011 aan dat een kind van de leeftijd van [slachtoffer 2] onvoldoende kracht kan ontwikkelen om dergelijke letsels bij zichzelf te veroorzaken. Een val tegen de spijlen zal, als het kind zou gaan staan, niet tot een zodanig uitgebreid over het hoofd verspreid letsel leiden.14
In zijn eerder genoemd deskundigenrapport van 23 januari 2012 heeft ook Bilo aangegeven dat een val in het ledikant geen afdoende verklaring vormt voor het ontstaan van het letsel. Aangezien er geen aanwijzingen aanwezig zijn voor aangeboren of verworven aandoeningen is het ontstaan van een zodanig omvangrijk en gecompliceerd letsel door een val in een ledikant uitgesloten. Ter terechtzitting heeft Bilo hieraan toegevoegd dat ook door een herhaaldelijk vallen in het ledikant van [slachtoffer 2] niet dit gecompliceerde letsel bij haar heeft kunnen ontstaan. Het "u-vormige" letsel op het voorhoofd moet zijn ontstaan door een contacttrauma dat hetzij met grote kracht, hetzij met grote snelheid, hetzij met beide, is toegebracht.
Voor het scenario dat [slachtoffer 2] zelf het letsel heeft toegebracht door een bonken met het hoofd tegen de spijlen van het ledikant, ziet Bilo geen aanwijzingen. Dit 'bonken' is een gedragsstoornis die zich langzaam ontwikkelt en die aldus eerder geconstateerd had moeten worden.15 Bilo verwacht ook niet dat door een aanraking van het hoofd met de spijlen van het ledikant de schaafwonden zijn ontstaan, daar het - voor zover hij op de foto heeft kunnen zien - glad gelakte spijlen betrof. Bij een forse snelheid verwacht je in zo'n geval een brandwond en geen schaafwond. Indien de spijlen ongelakt en ruw waren, acht Bilo een zodanig ontstaan van de schaafwonden tevens zeer veel minder waarschijnlijk dan een ontstaan op andere wijzen. Bilo wijst bovendien op de vorm van de u-vormige verwonding op het voorhoofd. Die vorm past niet bij de spijlen die een aantal centimeter uit elkaar staan. Deze vorm kan, aldus Bilo, mogelijk wel zijn ontstaan door een slaan met de vlakke hand en met voldoende snelheid en kracht waardoor op de huid een afdruk van vingers zichtbaar wordt.16
De rechtbank acht op grond van de vorenstaande bevindingen van de deskundigen niet aannemelijk dat het gezichtsletsel van [slachtoffer 2] een accidentele toedracht kent. Zowel een vallen in het ledikant als een bonken c.q. stoten van het hoofd tegen de spijlen van het ledikant wordt door de deskundigen zeer onwaarschijnlijk geacht als mogelijke oorzaak van het uitgebreide en gecompliceerde letsel. Voorts neemt de rechtbank mee dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat er geen voorwerpen in het ledikant hebben gelegen waaraan [slachtoffer 2] zich heeft kunnen bezeren. Bovendien heeft verdachte ook nog verklaard dat zij [slachtoffer 2] niet heeft zien vallen in het ledikant dan wel elders in haar woning.17
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het gezichtsletsel bij [slachtoffer 2] alleen ten gevolge van een menselijk handelen kan zijn ontstaan (zogenoemd toegebracht letsel).
Toegebracht letsel
De verdediging heeft betoogd dat het gezichtsletsel bij [slachtoffer 2] mogelijk is toegebracht door haar oudere zus [slachtoffer 3], geboren [geboortedatum slachtoffer 3] 2007, die in de betreffende periode van 12 oktober op 13 oktober 2011 eveneens bij verdachte in haar woning logeerde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in de nacht van 12 op 13 oktober 2011 en in de ochtend van 13 oktober 2011 bij het uit bed halen van [slachtoffer 2] geen gezichtsletsel heeft geconstateerd. Ook bij het weer naar bed brengen van [slachtoffer 2] omstreeks 12.00 op de eerste verdieping van de woning heeft zij geen letsel gezien. Hierna is verdachte met [slachtoffer 3] beneden gebleven. Zij zijn niet boven geweest tot het moment dat zij [slachtoffer 2] hoorde krijsen, aldus verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer 3] weliswaar enige tijd op de gang gezet; zij heeft [slachtoffer 3] toen echter wel heel goed gehoord daar de gangdeur openstond. Verdachte is toen ook op de gang geweest om onder meer naar de wc te gaan en heeft [slachtoffer 3] gezien. Verdachte heeft nadat zij [slachtoffer 3] op de gang had gezet muziek aangezet in de woonkamer. Ondanks deze muziek kon zij de kinderen duidelijk horen Verdachte heeft voorts verklaard dat op het moment dat zij [slachtoffer 2] boven hoorde krijsen, zij [slachtoffer 3] al weer in de woonkamer had gelaten. Naar aanleiding van het gekrijs is verdachte naar boven gelopen, heeft [slachtoffer 2] uit het ledikant gehaald en heeft toen voor het eerst het gezichtsletsel bij haar gezien.18
Getuige-deskundige R.A.C. Bilo heeft verklaard dat, indien gezichtsletsel als het onderhavige bij een kind van de leeftijd van [slachtoffer 2] wordt toegebracht, dit kind meteen zal gaan huilen.19 Verdachte spreekt over het huilen van [slachtoffer 2] als een ander geluid dan zij voorheen bij haar had gehoord. Verder geeft verdachte aan dat [slachtoffer 2] normaal gesproken met huilen ophield zodra zij haar een speen in de mond deed, hetgeen de bewuste 13 oktober 2011 echter niet hielp. Verdachte kreeg kippenvel van het gehuil, zo verklaart zij.20
Uitgaande van verdachtes verklaring omtrent het moment van constateren van het letsel, het hieraan voorafgaande verblijf van [slachtoffer 3] beneden in de woning en het type huilen en gelet op Bilo's verklaring omtrent de aanvang van dit huilen, acht de rechtbank de door de verdediging geopperde mogelijkheid niet aannemelijk. Deze verklaringen sluiten uit dat [slachtoffer 3] 's nachts dan wel 's ochtends het gezichtsletsel kan hebben toegebracht. Verdachte heeft in de ochtend bij het uit bed halen geen letsel geconstateerd en [slachtoffer 3] is hierna niet alleen naar boven gegaan.
Mocht [slachtoffer 3] gedurende haar verblijf op de gang toch naar boven zijn gegaan, dan ligt het niet voor de hand dat [slachtoffer 2] pas enige tijd later is gaan huilen toen [slachtoffer 3] weer beneden was.
De rechtbank komt tot de conclusie dat nu vaststaat dat geen anderen in de woning zijn geweest en enige andere oorzaak van het letsel kan worden uitgesloten, verdachte overblijft als enige mogelijke dader en het letsel derhalve moet hebben veroorzaakt.
De juridische kwalificatie van het handelen
De verdediging heeft aangevoerd dat het gezichtsletsel van [slachtoffer 2] niet dermate ernstig is geweest dat hiermede een kans op een overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
In zijn deskundigenrapport21 schrijft E. Edelenbosch, kinder- forensisch arts bij het VUmc Amsterdam, over de ontstaanswijze van het letsel het volgende:
"(...) Op het voorhoofd van [slachtoffer 2], tekent zich, een niet nader te duiden, patroon af. Dit zou overeen kunnen komen met een voorwerp waarmee is geslagen. (...) De letsels van wang en oog zijn complex, passend bij contacttrauma. Meest waarschijnlijk passend bij herhaald mechanisch trauma, zoals stompen en slaan. (...)"
R.A.C. Bilo schrijft eveneens in zijn deskundigenrapport dat het letsel wijst op een contacttrauma, dat wil zeggen stomp botsend geweld. Hij geeft aan dat mogelijk sprake is geweest van traumata en wellicht van een combinatie van botsend en samendrukkend (samendrukken, trekken, draaien van de huid) geweld. Het is niet vast te stellen of het letsel is veroorzaakt door contact met een voorwerp en/of een lichaamsdeel (bijvoorbeeld een hand of voet), aldus Bilo. Ter terechtzitting heeft Bilo verder gewezen op de vorm van de schaafwonden op het voorhoofd, te weten een dubbele u-vorm. Deze specifieke vorm kan mogelijk ontstaan door een slaan met de vlakke hand en met voldoende snelheid en kracht waardoor op de huid een afdruk van vingers zichtbaar wordt.22
Gelet op de aard van het letsel dat uitgebreid en gecompliceerd is en de verklaringen van de deskundigen, is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat het gezichtsletsel bij [slachtoffer 2] is veroorzaakt door een meermaals met kracht slaan op en/of tegen het hoofd met een hard voorwerp en/of met de hand. Er is in het dossier en met de deskundigenverklaringen voorts onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte zich ook aan de overige tenlastegelegde vormen van geweld heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is van een poging doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling.
Het hoofd van een negen maanden oude baby is een zeer kwetsbaar lichaamsdeel dat met grote voorzichtigheid moet worden behandeld. Omtrent de toedracht van het geweld zijn evenwel belangrijke aspecten onvoldoende uitgekristalliseerd om een poging doodslag, waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd, bewezen te verklaren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat onbekend is met welke krachtinspanning precies is geslagen, waarmee is geslagen en hoe vaak (met de hand en/of een hard voorwerp en/of een combinatie van beide). Het letsel betrof oppervlakkige verwondingen die na enige weken waren hersteld. M. Schrama, kinderarts van het Rijnstate ziekenhuis te Arnhem, heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet in levensgevaar heeft verkeerd.23 De rechtbank concludeert hieruit dat er geen aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [slachtoffer 2] als gevolg van het toegebrachte letsel had kunnen overlijden, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde: poging doodslag.
Vaststaat dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere malen met de hand en/of met een hard voorwerp met kracht op en/of tegen het hoofd heeft geslagen. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een hoofd van een baby van omstreeks negen maanden oud dermate kwetsbaar is dat indien daarop geweld - zoals door verdachte is toegepast - wordt uitgeoefend, op zijn minst de aanmerkelijke kans bestaat dat dit tot zwaar lichamelijk letsel leidt. De jegens [slachtoffer 2] uitgevoerde handelingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dan ook in ieder geval worden aangemerkt als gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Door zo te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Derhalve was bij verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2].
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij in de periode van 12 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2011 in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2011) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer 2] meerdere malen, (met kracht) (met een hard voorwerp) in het gezicht, heeft geslagen en/of gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Feit 2:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal haar daarvan vrijspreken.