Parketnummer : 05/700517-11
Datum zitting : 24 juli 2012
Datum uitspraak : 07 augustus 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [naam verdachte]
geboren op : [geboortedatum verdachte] 1992 te [geboorteplaats verdachte]
adres : [adres verdachte]
plaats : [woonplaats verdachte]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2011, te Zwartebroek, gemeente Barneveld, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eendrachtstraat, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd door het ontbreken van (enig) daglicht, in een ter hoogte van perceel 28 gelegen bocht naar rechts over voornoemde weg met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of is blijven rijden, en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem liggende weggedeelte van die Eendrachtstraat heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vervolgens) op de, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, linkerweghelft (bestemd voor het tegemoetkomend verkeer) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) een hem tegemoetkomend ander rijtuig (fiets), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te Zwartebroek, gemeente Barneveld, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Eendrachtstraat, terwijl het zicht ter plaatse werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd door het ontbreken van (enig) daglicht, in een ter hoogte van perceel 28 gelegen bocht naar rechts over voornoemde weg met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of is blijven rijden, en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem liggende weggedeelte van die Eendrachtstraat heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vervolgens) op de, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, linkerweghelft (bestemd voor het tegemoetkomend verkeer) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) een hem tegemoetkomend ander rijtuig (fiets), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. A. Kooij, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 1000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis, eventueel te voldoen in termijnen, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 januari 2011, te Zwartebroek, gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eendrachtstraat, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd door het ontbreken van enig daglicht, in een ter hoogte van perceel 28 gelegen bocht naar rechts over voornoemde weg met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en is blijven rijden, en daarbij niet, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en daarbij niet,op het voor hem liggende weggedeelte van die Eendrachtstraat heeft gelet en is blijven letten, en vervolgens op de, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, linkerweghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is gebotst tegen, de bestuurder van een hem tegemoetkomend ander rijtuig (fiets), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([naam slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit het primaire:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 juni 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, als bestuurder van een bedrijfsbus, een ernstige inschattingsfout gemaakt door onvoldoende rechts te houden en niet op zijn eigen weghelft te blijven. Hij heeft de streep op het midden van de weg overschreden en is vervolgens tegen een hem tegemoetkomende fietser gereden. Hij was ter plaatse goed bekend en wist dat daar veel tegemoetkomend verkeer kan zijn bestaande uit fietsers. Door verdachtes toedoen en verkeersgedrag is aan een ander letsel toegebracht. Gelet op de ernst van het feit alsmede de gevolgen welke deze hebben gehad voor het slachtoffer, is de rechtbank van oordeel dat een straf, gelijk aan de eis van de officier van justitie, passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een betaling van een geldboete van € 1.000,--(éénduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 20 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete kan worden betaald in 10 maandelijkse termijnen van elk € 100,--(éénhonderd euro).
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mrs. L.C.P. Goossens (voorzitter), F.J.H. Hovens en J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 07 augustus 2012.