ECLI:NL:RBARN:2012:BX4429

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
221209
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling eindnota aannemer en oplevering van een pluimveestal met gebreken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer en een opdrachtgever over de betaling van de eindnota en de oplevering van een pluimveestal. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft in maart 2010 een offerte uitgebracht voor de bouw van de stal, met een totale aanneemsom van € 310.000,00. De gedaagden, een maatschap en haar maten, hebben de aannemingsovereenkomst getekend en zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden. De oplevering vond plaats op 2 november 2010, waarna de stal op 9 november 2010 in gebruik werd genomen. De eiseres vordert betaling van € 85.356,66 voor de eindnota, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat de gedaagden in verzuim zijn met de betaling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden de oplevering niet hebben betwist, maar wel de kwaliteit van het geleverde werk. De gedaagden hebben een lijst met gebreken overgelegd en vorderen in reconventie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden de oplevering stilzwijgend hebben aanvaard en dat de eiseres aansprakelijk is voor gebreken die na de oplevering zijn geconstateerd. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres tot betaling van de eindnota toegewezen, maar de vordering van de gedaagden tot ontbinding van de overeenkomst afgewezen, omdat zij zelf in verzuim zijn met de betaling van de factuur.

De zaak is aangehouden voor verdere procesvoering, waarbij partijen de gelegenheid hebben gekregen om een minnelijke regeling te treffen. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 221209 / HA ZA 11-1370
Vonnis van 4 juli 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Bolt te Groningen,
tegen
1. maatschap
[gedaagde]
gevestigd te [woonplaats],
en haar maten/vennoten:
2. J[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.A.F. Boor te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde(n)] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2011
- het proces-verbaal van descente en comparitie van 19 april 2012
- de conclusie na comparitie van [eiseres]
- de conclusie van antwoord na comparitie van [gedaagde(n)]
- het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van 22 mei 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In maart 2010 heeft [eiseres] aan [gedaagde(n)] een offerte uitgebracht voor de bouw van een pluimveestal te [woonplaats]. Als uitgangspunten staan in die offerte vermeld de tekening van D.B.L. werknr. 10-026 tek.nr. VO1 van februari 2010, voor de maatvoering en de in de offerte opgenomen omschrijving. [eiseres] heeft daarbij een totaalprijs gegeven van € 310.000,00, alsmede een totaalprijs van € 57.000,00 voor het houten raamwerk en vloerplaten ten behoeve van de verdieping, en een minderprijs van € 7.500,00 voor dakpanelen die worden uitgevoerd als gewone ecopanelen. Alle prijzen zijn exclusief btw.
2.2. Begin april 2010 is tussen [betrokkene 1] namens [eiseres] en [gedaagde(n)] mondeling overeenstemming bereikt over een aanneemsom van € 310.000,00. In deze aanneemsom is in ieder geval begrepen: een verdiepingsvloer van betonplex ad € 57.000,00, een betonvloer van 140 mm in plaats van 200 mm dik, een minderprijs voor van € 7.500,00 voor dakpanelen die worden uitgevoerd als gewone ecopanelen, dakgordingen uitgevoerd in Midden Europees hout ad € 4.500,00, het storten van een vloertje voor bulk silo, staal matten en klaar maken bekisting voor opdrachtgever.
2.3. Het ontgraven van de bouwput, het verdichten van de ondergrond van de betonvloer, aanbrengen van dilataties in de betonvloer en het installatiewerk zou door [gedaagde(n)] zelf verricht worden.
2.4. [eiseres] heeft eind oktober 2010 een factuur gedateerd 22 oktober 2010 van € 50.000,00 excl. btw, zijnde het restant aanneemsom, aan [gedaagde(n)] verzonden. Op de factuur staat een betalingstermijn van 14 dagen vermeld.
2.5. Bij e-mail van dinsdag 2 november 2010 aan [eiseres] heeft [gedaagde(n)] een opsomming van de werkzaamheden die nog moeten worden verricht gegeven. Daarbij geeft hij aan dat de zaterdagmiddag daarop de stal ontsmet zal gaan worden en dat de maandag daarop de kippen komen, zodat na zaterdag niemand meer in de stal kan.
2.6. Bij e-mail van woensdag 3 november 2010 heeft B. van Rijn namens [eiseres] aan [gedaagde(n)] voor zover van belang als volgt bericht:
Betreft; De laatste opleverpunten.
Dinsdagmiddag heb ik samen met [ ] [gedaagde(n)] een opleverronde gedaan, de volgende punten hebben wij samen doorgelopen en zullen wij volgens afspraak afhandelen;
(...)
Ondergetekende en [ ] [gedaagde(n)] hebben afgesproken, dat, omdat donderdag om 4 uur er een luchtdichtheidstest zal plaatsvinden, dat, [eiseres] Montage alle werkzaamheden die gebeuren moeten om het gebouw luchtdicht te maken, donderdag voor 4uur gereed zijn. De rest van de punten zullen wij zoals afgesproken deze week afhandelen, ik zal doorom ook telefonisch contact houden met [betrokkene 2] op de bouwplaats, om zo eventueel extra mensen in te zetten zodat wij zaterdag uiterlijk al dit bovenstaande afgewerkt hebben.
Ook heeft vandaag iemand van ons al ons materiaal wat nog aanwezig was verzameld, dit zullen wij zo spoedig mogelijk afvoeren.
2.7. Op 9 november 2010 is de stal door 60.000 legkippen in gebruik genomen.
2.8. Bij brief 18 april 2011 aan [eiseres] heeft [gedaagde(n)] onder meer bericht dat de stal niet gemaakt is volgens de afspraak. Hij verwijst daarbij naar het in de bijlage gevoegde rapport met bouwkundige gebreken van A.G. Verschuur van 17 maart 2011. Voorts geeft hij aan dat hij daarom de laatste termijn niet betaalt.
2.9. Op 10 augustus 2011 heeft [eiseres] een meerwerkfactuur ad € 27.466,66 excl. btw aan [gedaagde(n)] gericht. [gedaagde(n)] heeft deze factuur niet betaald.
2.10. In opdracht van [gedaagde(n)] heeft Bouwbedrijf [bouwbedrijf] B.V. te [woonplaats], verder [bouwbedrijf], op 5 oktober 2011 een lijst met gebreken aan de kippenschuur opgesteld met daarbij een oplossing voor het herstel hiervan en een kostenraming.
2.11. Bij brief van 10 oktober 2011, na het aanhangig maken van deze procedure, is [eiseres] door [gedaagde(n)] in gebreke gesteld ter zake van het herstel van de gebreken uit het rapport van [bouwbedrijf].
3. Het geschil
in conventie en reconventie
3.1. [eiseres] vordert na eisvermeerdering samengevat - veroordeling van [gedaagde(n)] tot betaling van € 85.356,66 excl. btw en buitengerechtelijke kosten ad € 1.890,00, vermeerderd met rente en kosten. Voorts vordert [eiseres] het gelegde beslag met executiemaatregelen te verklaren.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van de aannemingsovereenkomst recht heeft op betaling van de eindnota ad € 50.000,00 nu het werk op 2 november 2010 is opgeleverd en vlak daarna in gebruik is genomen. [gedaagde(n)] heeft tijdens de bouw meerwerk opgedragen, dit komt op een bedrag van € 27.466,66. [gedaagde(n)] is met de betaling ten aanzien van beide facturen in verzuim. [eiseres] is nog bereid de resterende opleveringspunten en de verborgen gebreken te herstellen, maar is daartoe door [gedaagde(n)] niet meer in de gelegenheid gesteld.
3.3. [gedaagde(n)] voert verweer. [gedaagde(n)] betwist dat het werk is opgeleverd op 2 november 2010. [gedaagde(n)] betwist de meerwerkfactuur. Het grootste deel van de posten behoren tot het aangenomen werk. [gedaagde(n)] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] zelf tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Hij beroept zich daartoe op de lijst met gebreken van [bouwbedrijf]. Daaruit volgt dat de herstelkosten € 227.237,00 bedragen. [gedaagde(n)] verkeert ten aanzien van het herstel van de gebreken in verzuim. Daarom vordert [gedaagde(n)] in reconventie - samengevat - gehele of gedeeltelijke - ontbinding van de aannemingsovereenkomst en betaling van een schadevergoeding van € 227.237,00, kosten en rente rechtens.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
eisvermeerdering
4.1. De eisvermeerdering in conventie is ter comparitie al toegestaan, zodat de rechtbank verder op de vermeerderde eis zal recht doen.
oplevering
4.2. Aan de orde is allereerst of het werk is opgeleverd. [eiseres] stelt dat op 2 november 2010 is opgeleverd en beroept zich daartoe op haar e-mail van 3 november 2010 (2.6), waarin wordt gerefereerd aan opleverpunten en een opleverronde op 2 november 2010. [gedaagde(n)] betwist niet, althans niet gemotiveerd, dat een dergelijke rondgang heeft plaatsgevonden op 2 november 2010, doch stelt zich op het standpunt dat toen alleen punten aan de orde zijn geweest die snel af moesten omdat de kippen er op 9 november 2010 in moesten.
4.3. Uitgangspunt is dat het werk als opgeleverd wordt beschouwd na de aanvaarding daarvan door de opdrachtgever (artikel 7:758 lid 1 BW). Weliswaar is niet gesteld of gebleken dat er een officiële mededeling van [eiseres] is uitgegaan dat het werk opleveringsgereed was, doch [gedaagde(n)] had dit redelijkerwijs uit de omschrijving van de factuur van 22 oktober 2010 kunnen afleiden. In ieder geval had [gedaagde(n)] dit vervolgens uit de e-mail van 3 november 2011 moeten afleiden. Daar staat immers duidelijk in vermeld dat het een opleverronde betrof, wanneer het werk afgerond zou zijn, alsook dat [eiseres] al haar nog aanwezige materialen zou afvoeren. Voorts geldt dat het werk ook gereed was voor oplevering. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat zij na 2 november 2010 enkel nog opleverpunten heeft uitgevoerd tot aan de zaterdag van de rookproef. Dit is ter comparitie door [gedaagde(n)] erkend. Bovendien heeft [gedaagde(n)] verklaard dat na die zaterdag geen werkzaamheden meer aan de stal zijn uitgevoerd behoudens het isoleren van frontjes in de kantine en aftimmerwerkzaamheden. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat dit 40 van de totaal 3400 aftimmerlatjes betrof. Aan de hand van hetgeen bij de descente is waargenomen is de rechtbank van oordeel dat het werk op 2 november 2010 ook gereed was voor oplevering. Voorts geldt dat [gedaagde(n)] de stal in gebruik heeft genomen op 9 november 2010. Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde(n)] binnen redelijke termijn na de e-mail van 3 november 2010 aan [eiseres] heeft laten dat hij de oplevering van het werk weigerde, wordt hij geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard op 2 november 2010. Conclusie is dus dat het werk op 2 november 2010 is opgeleverd.
factuur eindtermijn
4.4. Gevolg van het feit dat is opgeleverd, is dat de eindtermijn opeisbaar was. Nu de betalingstermijn van 14 dagen nadien is verstreken betekent dit dat [gedaagde(n)] ten aanzien van de betaling van deze factuur in verzuim verkeert. Eventuele opschorting van de betaling van deze factuur door [gedaagde(n)] is dan dus niet meer aan de orde. Gevolg van het feit dat [gedaagde(n)] zelf vanaf 5 november 2010 in verzuim verkeert is dat de vordering in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst moet worden afgewezen (artikel 6:266 lid 1 BW).
gebreken
4.5. De conclusie dat het werk op 2 november 2010 is opgeleverd brengt voorts mee dat de aannemer nadien niet meer aansprakelijk is voor gebreken die de opdrachtgever bij oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW). Daarbij dient in het onderhavige geval rekening te worden gehouden met enerzijds de omstandigheid dat [gedaagde(n)] bij de opname ten behoeve van de oplevering op 2 november 2010 niet vergezeld was van een bouwkundige, doch anderzijds dat [gedaagde(n)] geen particulier is en daarbij onbetwist is dat hij zelf een installatiebedrijf runt, zodat hij geacht wordt over enige ter zake doende kennis te beschikken.
4.6. In ieder geval geldt dat [eiseres] ter zake van de punten die in de e-mails van 2 en 3 november 2010 staan vermeld, voor zover herstel hiervan nog niet is uitgevoerd, aansprakelijk is. [eiseres] heeft aangegeven dit herstel nog steeds te willen uitvoeren. [gedaagde(n)] heeft zich echter ter comparitie nog op het standpunt gesteld dat hij geen herstel meer door [eiseres] wenst.
4.7. Uitgangspunt in artikel 7:759 lid 1 BW is echter dat [gedaagde(n)] [eiseres] in de gelegenheid moet stellen om de gebreken binnen redelijke termijn weg te nemen. Dit geldt niet indien dit in verband met de omstandigheden niet van de opdrachtgever gevergd kan worden. Dergelijke omstandigheden zijn door [gedaagde(n)] niet, althans onvoldoende aangevoerd. Dat betekent dat de herstelkosten begroot dienen te worden op basis van door [eiseres] bespaarde kosten en niet op basis van herstelkosten door een derde.
4.8. Naast de punten in de voornoemde e-mails, heeft [eiseres] bij de descente toegezegd nog werkzaamheden te willen verrichten met betrekking tot een aantal punten, waarmee [eiseres] haar aansprakelijkheid op deze punten heeft erkend. Het gaat om de volgende punten uit de lijst van [bouwbedrijf] van 5 oktober 2011:
2. deugdelijk monteren dakoverstek
4. RVS-profiel
5. afhangen/nastellen deuren
6. afhangen buitendeuren/achterdeuren
9. overgang dak op gevels
10. aftimmerwerk
12. dorpels buitendeuren.
4.9. Voorts twisten partijen over het wel of niet verborgen zijn van een aantal gebreken. Het gaat met name om de constructie van (de fundering en) de vorstrand, de constructie van de gordingen en die van de balklaag van de verdiepingsvloer.
4.10. Wat betreft de overige punten laat de rechtbank zich thans niet uit, gelet op de ter comparitie gemaakte afspraak en de intentie van partijen om alsnog tot een regeling te komen. Partijen dienen zich hierover eventueel nader uit te laten.
constructie fundering vorstrand
4.11. Partijen zijn het erover eens dat de fundering van de vorstrand niet is uitgevoerd zoals op de constructietekening staat aangegeven. Daarop staat een vorstrand tot vorstvrije diepte aangegeven. In werkelijkheid is geen vorstrand aangebracht maar zijn, zoals bij de descente is geconstateerd, ter plaatse van de kolommen aan de langsgevels poeren aangebracht.
4.12. Voorshands is de rechtbank van oordeel dat de constructie van de fundering van de vorstrand op zich niet een punt is dat [gedaagde(n)] bij de oplevering redelijkerwijs had behoren te ontdekken. Het gaat immers om werk dat grotendeels onder het maaiveld is uitgevoerd. Dat is alleen anders voor zover juist is dat, zoals [eiseres] stelt, [gedaagde(n)] voor de gewijzigde uitvoering opdracht heeft gegeven. In dat geval is er immers wat betreft de gewijzigde uitvoering van de constructie geen sprake van een verborgen gebrek. De bewijslast ligt ter zake op [eiseres].
4.13. [eiseres] beroept zich op een bij de descente getoonde tekening van het detail waarop staat vermeld “PLATTEGROND” met aan de linkerkant een handgeschreven aantekening datum “11/5”. Tezamen met een minder dikke betonvloer (120 mm in plaats van 200 mm) ad € 14.440,00, borstweringpanelen van 750 mm ad € 9.100,00 en het anders uitvoeren van de poeren van de hoofdconstructie ad € 4.460,00, heeft dit tot een bezuiniging geleid van € 28.000,00.
4.14. [gedaagde(n)] heeft dit uitdrukkelijk betwist. Hij beroept zich op een geschrift van [bouwbedrijf] van 14 mei 2012. Daarin staat berekend dat het wijzigen van de vloerdikte van 200 naar 120 mm alleen een besparing oplevert van € 28.663,50, zodat er geen sprake van is dat de gewijzigde constructie van de vorstrand onderdeel uitmaakt van de aanneemsom van € 310.000,00. Op haar beurt heeft [eiseres] deze berekening betwist.
4.15. Indien [eiseres] niet slaagt in het bewijs van de overeengekomen gewijzigde uitvoering geldt het volgende. [eiseres] heeft ter comparitie aangeboden om de revisieberekening bij de gemeente in te dienen, waarmee zij wil aantonen dat de gewijzigde uitvoering constructief deugdelijk is uitgevoerd. Indien de gemeente haar goedkeuring verleent aan de constructie zoals deze thans is uitgevoerd is van een tekortkoming van [eiseres] op dit punt geen sprake. In dat geval resteert alleen de mogelijkheid dat de gewijzigde uitvoering tot minderwerk leidt. Partijen dienen zich hierover nader uit te laten.
4.16. Indien de gemeente de goedkeuring niet verleent is [eiseres] voor deze tekortkoming aansprakelijk, omdat voor haar rekening en risico komt dat de constructie dan ondeugdelijk is. Gesteld noch gebleken is immers dat [eiseres] ter zake aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan.
4.17. Voor zover uit de stellingen van [gedaagde(n)] moet worden begrepen dat de gewijzigde constructie op zich voldoet, doch ondeugdelijk is uitgevoerd, geldt dat dit door [gedaagde(n)] onvoldoende is onderbouwd.
gordingen
4.18. Wat betreft de constructie van de gordingen geldt dat het hier gaat om de afmeting van de balken. In de constructieberekeningen van Adviesburo FTV B.V., verder FTV, die zijn gecontroleerd door de gemeente, staat een maatvoering vermeld van 75 x 250 mm (blz. 90). [eiseres] heeft bij conclusie van antwoord in reconventie als productie 5 overgelegd een controleberekening van VDB Staalbouw B.V., verder VDB, waarin een balkmaat van 71 x 221 mm is aangehouden met dezelfde uitgangspunten, maar waar de dakhelling verschilt. In het rapport VDB is daarvoor 23° aangehouden in tegenstelling tot de dakhelling in de berekening FTV (20°). Niet althans, niet gemotiveerd is betwist dat de in het werk toegepaste gordingen voldoen aan de in de constructieberekening van VDB aangehouden maatvoering. Ter comparitie heeft [eiseres] aangeboden om deze berekening alsnog in te dienen bij de gemeente. Indien zij erin slaagt op dit punt alsnog een goedkeuring van de gemeente te verkrijgen, is van een toerekenbare tekortkoming ter zake van de gordingen door [eiseres] geen sprake. Indien [eiseres] hier niet in slaagt, dan is [eiseres] op dit punt toerekenbaar tekortgeschoten. [gedaagde(n)] heeft nog aangevoerd dat er sprake is van een minderprijs in verband met de dunnere balken. Dit komt hieronder bij het minderwerk aan de orde.
balklaag
4.19. Met betrekking tot de balklaag voert [gedaagde(n)] twee gebreken aan. Enerzijds is er de onderlinge afstand tussen de balken en de afmeting van de balken, waardoor de vloer niet stevig genoeg zou zijn. Anderzijds zijn er op de plaatnaad aan de onderzijde van de vloer losse latten geschroefd voor het wisselen van de platen wat volgens [gedaagde(n)] slordig en onprofessioneel oogt.
4.20. Wat betreft dit laatste punt is de rechtbank van oordeel dat nu [gedaagde(n)] zich op esthetische aspecten beroept, het voor de hand ligt dat hij deze bij de oplevering had kunnen opmerken. Nu dit punt hierboven onder 4.6 of onder 4.8 niet is genoemd, is [eiseres] hiervoor niet meer aansprakelijk.
4.21. Wat betreft de stevigheid van de verdiepingsvloer geldt dat dit niet een punt is dat [gedaagde(n)] redelijkerwijs bij oplevering had behoren te ontdekken. Ter plaatse is door de deskundige vastgesteld dat de maatvoering van de balken 22 bij 7 cm is en dat h.o.h. afstand tussen de houten balken varieert van 61 tot 85 cm. In de constructieberekening van FTV staat als afmeting van de balken 75 x 200 mm vermeld en een h.o.h. afstand van 0,61 m. De constructieberekening van VDB gaat uit van een afmeting van de balken van 71 x 221 mm en een h.o.h. afstand van 825 mm. De vraag is of de constructie van de vloer zoals deze is uitgevoerd voldoet.
4.22. [eiseres] heeft gesteld dat de vloer uit het oogpunt van kostenbesparing volgens [gedaagde(n)] lichter uitgevoerd moest worden. Uitgegaan moest worden van een belasting van zeven kippen per m² à 3 kg is 21 kg per m². Partijen hebben toen gekozen voor een belasting van 100 kg per m². Ter plaatse van de staanders van de stellingen is uitgegaan van een belasting van 250 kg/m².
4.23. In de e-mail van 13 september 2011 (productie 2 bij conclusie na comparitie) van [gedaagde(n)] aan [eiseres] staat voor zover van belang als volgt:
Minderwerk:
(…)
Hart op hartafstanden balkenvloer niet conform afspraak minderprijs zoals je zij balken in gangpaden om de 600 is niet het geval alleen tussen de systeemrijen voor de rest alles om de 810
mm € 4.800,--
4.24. Hieruit leidt de rechtbank af dat [gedaagde(n)] in ieder geval akkoord is gegaan met een gewijzigde (lichtere) uitvoering. Twistpunt zijn de gangpaden. Hiervoor geldt in ieder geval dat deze aan de minimale eisen van het Bouwbesluit dienen te voldoen, tenzij [eiseres] kan aantonen dat partijen daar uitdrukkelijk vanaf zijn geweken, waarbij zij [gedaagde(n)] voor deze afwijking heeft gewaarschuwd.
4.25. Het is aan [eiseres] om aan te tonen dat de uitgevoerde constructie voldoet aan bovengenoemde uitgangspunten (ter plaatse van gangpaden minimaal Bouwbesluit; stellingen h.o.h. afstand van 610 mm; rest h.o.h. afstand 825 mm). [eiseres] heeft aangeboden om de berekening van VDB alsnog in te dienen bij de gemeente. Indien [eiseres] alsnog een goedkeuring verkrijgt van de gemeente voor de wijze waarop de vloer is uitgevoerd, is van een tekortkoming door [eiseres] geen sprake. Dit leidt hooguit tot een minderprijs op het punt van de lichtere balklaag ter plaatse van de gangpaden, dat hieronder bij het minderwerk aan de orde komt. Indien [eiseres] er niet in slaagt om aan te tonen dat de uitgevoerde constructie voldoet, is zij aansprakelijk voor de tekortkoming op dit punt jegens [gedaagde(n)].
meerwerk
4.26. Uitgangspunt is dat de aannemer in geval van door de opdrachtgever gewenste wijzigingen in het werk slechts dan een prijsverhoging kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van de daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. (artikel 7:755 BW). Daarbij is schriftelijke toestemming weliswaar niet vereist, doch het risico om dit na te laten berust dus bij de aannemer. Dit geldt in de onderhavige situatie te meer nu onbetwist is dat [gedaagde(n)] diverse malen nadat partijen het mondeling eens waren geworden over de prijs, heeft verzocht om de aannemingsovereenkomst op schrift te stellen.
4.27. [gedaagde(n)] stelt zich op het standpunt dat voor zover hij het meerwerk niet heeft erkend, het door [eiseres] gestelde meerwerk onderdeel uitmaakt van de aannemingsovereenkomst. Ter comparitie heeft [gedaagde(n)] verklaard dat bij het gesprek met [betrokkene 1] over de prijsvorming begin april 2010, het merendeel van deze posten ter sprake is geweest. Het gaat dan om de vergroting van de eierinpakruimte. Als gevolg daarvan is het metselwerk aan de buiten zijgevel uitgebreid (1.1 deels), evenals de fundering van de zijgevel (2.) en is de staalconstructie gewijzigd (6.). Het ligt derhalve op de weg van [eiseres] om aan te tonen dat deze door [gedaagde(n)] betwiste posten geen onderdeel uitmaken van die aanneemsom. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde(n)] is [eiseres] daar tot op heden niet in geslaagd. De overgelegde verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn daartoe onvoldoende.
4.28. Dat betekent dat de voornoemde posten voorshands niet toewijsbaar zijn.
4.29. Wat betreft de overige meerwerkposten laat de rechtbank zich thans niet uit, gelet op de ter comparitie gemaakte afspraak en de intentie van partijen om alsnog tot een regeling te komen. Partijen dienen zich hierover eventueel nader uit te laten.
minderwerk
4.30. Ter comparitie is aan de orde geweest dat het toepassen van minder balken in de verdiepingsvloer en wat afmeting betreft dunnere balken (en gordingen) tot minderwerk leidt. [gedaagde(n)] beroept zich ter zake op de opstelling van [bouwbedrijf] van 14 mei 2012. [eiseres] heeft ter comparitie de daarin genoemde prijzen en hoeveelheden betwist. De bewijslast ter zake van het minderwerk rust op [gedaagde(n)].
4.31. Over de overige punten dienen partijen zich nog uit te laten.
eisvermeerdering
4.32. Ter comparitie heeft [gedaagde(n)] zowel de meerprijs voor de aftimmering van de topgevel ad € 3.500,00 als die voor de verwerking van Noord Europees vuren ad € 8.000,00 erkend, zodat deze posten toewijsbaar zijn aan [eiseres].
overige beslissingen
4.33. In conventie heeft [eiseres] nog gevorderd het gelegde beslag met executiemaatregelen te verklaren. Deze vordering acht de rechtbank onbegrijpelijk en daarmee niet toewijsbaar. Indien [eiseres] daarmee heeft bedoeld om een van waardeverklaring te verkrijgen, dan geldt dat het huidige recht deze procedure niet kent.
4.34. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden. In de tussentijd hebben partijen de gelegenheid om, zoals zij ter comparitie hebben aangegeven, te trachten een minnelijke regeling te bewerkstelligen aan de hand van de voornoemde uitgangspunten. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 september 2012 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.34,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2012.