ECLI:NL:RBARN:2012:BX5084

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700105-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 21 augustus 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 10 augustus 2010 te Voorthuizen. De verdachte, die met zijn personenauto rechtsaf wilde slaan, heeft niet goed naar rechts gekeken en heeft daardoor een fietser over het hoofd gezien. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een zware hersenschudding en een gebroken sleutelbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, omdat hij niet voldoende oplettend was geweest en in strijd met de verkeersregels handelde. De officier van justitie had een geldboete van € 1.000,- geëist, te betalen in maandelijkse termijnen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een geldboete op, te vervangen door hechtenis bij niet-betaling, en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen, en de ouderdom van het feit. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700105-11
Datum zitting : 07 augustus 2012
Datum uitspraak : 21 augustus 2012
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1945 te Haarlem
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2010, te Voorthuizen, gemeente Barneveld, in
elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Hoofdstraat, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Hoofdstraat
met de Schoolstraat, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk
onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande
dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising met zijn, voertuig, naar rechts
heeft gestuurd en/of rechtsaf is geslagen, en/of (vervolgens) de aan de rechterzijde van die weg de Hoofdstraat gelegen
(verplicht) fietspad is overgereden en/of is opgereden, en/of (daarbij) (kort) daarvoor niet naar links en/of naar rechts heeft gekeken,
althans niet, althans in onvoldoende mate op het voor en/of naast en/of
achter hem gelegen gedeelte van dat fietspad en/of die weg de Hoofdstraat
en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 een op dat fietspad rijdende bestuurder van een ander
rijtuig (fiets) die zich op dezelfde weg naast, dan wel links en/of rechts
dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die
fietser, die op dat moment op dat fietspad fietste, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 augustus 2010 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, in
elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmee rijdende op de weg, de Hoofdstraat, ter hoogte van de/het
kruising/kruispunt van de Hoofdstraat met de Schoolstraat, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising met zijn, voertuig, naar rechts
heeft gestuurd en/of rechtsaf is geslagen, en/of (vervolgens) de aan de rechterzijde van die weg de Hoofdstraat gelegen
(verplicht) fietspad is overgereden en/of is opgereden, en/of (daarbij) (kort) daarvoor niet naar links en/of naar rechts heeft gekeken,
althans niet, althans in onvoldoende mate op het voor en/of naast en/of
achter hem gelegen gedeelte van dat fietspad en/of die weg de Hoofdstraat
en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en Verkeerstekens 1990 een op dat fietspad rijdende bestuurder van een ander
rijtuig (fiets) die zich op dezelfde weg naast, dan wel links en/of rechts
dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die
fietser, die op dat moment op dat fietspad fietste, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 07 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De officier van justitie, mr. A.K.J. Kooij, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 1.000,- te betalen in 10 maandelijkse termijnen van € 100,-, te vervangen door 20 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
3. De beslissing inzake het bewijs
De ten laste gelegde verkeersgedragingen
De rechtbank stelt vast dat voor wat betreft de ten laste gelegde feitelijke verkeersgedragingen en de plaats en tijd waarop deze zijn begaan, sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0743 2010088543-1, gesloten op 15 oktober 2010, onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van aanrijding d.d. 5 oktober 2010,
- het proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 24 september 2010,
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 oktober 2010,
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 15 oktober 2010,
- een proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse d.d. 4 februari 2011.
De rechtbank dient in deze te beoordelen de vraag of en, zo ja, in hoeverre de verkeersgedragingen van verdachte hem strafrechtelijk kunnen worden verweten, in die zin dat de verkeersgedragingen een overtreding opleveren van artikel 6 dan wel artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij dient tevens te worden beoordeeld of en zo ja, in welke mate, een ander letsel heeft opgelopen als gevolg van het door verdachte veroorzaakte ongeval.
Beoordeling van de verkeersgedraging
Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was en in welke mate dit verdachte kan worden verweten. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen zijn begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte reed op 10 augustus 2010 als bestuurder met zijn personenauto over de Hoofdstraat te Voorthuizen. Ter hoogte van de kruising van de Hoofdstraat met de Schoolstraat wilde verdachte rechtsaf slaan, de Schoolstraat in. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, alvorens rechtsaf te slaan, naar rechts heeft gekeken en dat hij geen fietser zag op het op de Hoofdstraat rechtsgelegen fietspad. Omdat drie personenauto's vóór hem linksaf sloegen, het Smidsplein op, moest verdachte wachten. Vervolgens is verdachte rechtsaf geslagen, waarbij hij in aanrijding kwam met een zich op het rechtsgelegen fietspad bevindende fietser, [slachtoffer]. [slachtoffer] is door de aanrijding ten val gekomen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het door hem veroorzaakte verkeersongeval. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, nadat de drie personenauto's vóór hem linksaf waren geslagen, niet nogmaals naar rechts had gekeken om te zien of er geen fietser aan kwam, zodat hij het fietspad op kon rijden. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een groot risico genomen, in het bijzonder voor de zich op het fietspad bevindende verkeersdeelnemers. Door kort voor het afslaan niet naar rechts te hebben gekeken en de op het fietspad rijdende fietser die zich op dezelfde weg naast verdachte bevond niet voor te laten gaan heeft verdachte gehandeld in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Voormelde gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, brengen de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 omdat het rijgedrag van verdachte is aan te merken als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.
Het letsel
De rechtbank stelt vast dat de fietser, [slachtoffer], als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft verklaard dat in het ziekenhuis het volgende letsel is geconstateerd: een zware hersenschudding, een hoofdwond van ongeveer 4 centimeter, een gebroken sleutelbeen, gekneusde ribben, gekneusde linkerzijde van het lichaam, wonden op linker enkel en linker hiel en een gescheurd onderbot in de linker knie. Op 19 augustus 2010 is zij geopereerd aan het onderbot in haar knie. Er zijn twee schroeven in het linkerbeen geplaatst. Zij heeft twee weken in het ziekenhuis gelegen. Op 24 augustus 2010 is [slachtoffer] overgebracht naar een revalidatiecentrum. Tot in ieder geval het moment van haar verklaring op 16 september 2010 zat [slachtoffer] in een rolstoel.1 Voorts heeft de behandelend arts van [slachtoffer] verklaard dat de geschatte genezingsduur een half jaar zal zijn en dat aan een dergelijke kniebreuk meestal wel blijvend letsel wordt overgehouden.2 De rechtbank concludeert hieruit dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 10 augustus 2010, te Voorthuizen, gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdstraat, ter hoogte van de kruising van de Hoofdstraat
met de Schoolstraat,aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of werd gehinderd, ter hoogte van genoemde kruising met zijn voertuig naar rechts
heeft gestuurd en rechtsaf is geslagen, en vervolgens de aan de rechterzijde van die weg de Hoofdstraat gelegen (verplicht) fietspad is opgereden, en daarbij kort daarvoor niet naar rechts heeft gekeken, althans niet op het naast hem gelegen gedeelte van dat fietspad bevindende overige verkeer heeft gelet, en daarbij in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dat fietspad rijdende bestuurder van een ander rijtuig (fiets) die zich op dezelfde weg naast, dan wel rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan, en vervolgens in aanrijding is gekomen met die fietser, die op dat moment op dat fietspad fietste, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel werd toegebracht;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 november 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersovertreding, waarbij een fietser ([slachtoffer]) in aanrijding is gekomen met het voertuig van verdachte en ten val is gekomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op het moment van rechtsaf slaan geen aandacht heeft gehad voor de fietsers op het fietspad. Mevrouw [slachtoffer] heeft ten gevolge van dit ongeval zwaar letsel opgelopen.
Voor de straftoemeting slaat de rechtbank acht op de landelijke oriëntatiepunten. Voor soortgelijk feiten kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden worden opgelegd. De rechtbank weegt in voor verdachte positieve zin mee dat verdachte, die van middelbare leeftijd is, nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Tevens houdt de rechtbank rekening met de ouderdom van het feit.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat voor de afdoening van de zaak kan worden volstaan met een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid zoals door de officier van justitie is geëist.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14,b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. Een betaling van een geldboete van € 1.000,- (duizend Euro),
bij gebrek van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 20 dagen
hechtenis.
B. Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Bepaalt voorts dat de geldboete kan worden betaald in 10 maandelijkse termijnen van €100,-.
Bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J. Barrau, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.J. Baarsma-Reuchlin, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2012.
1 Proces-verbaal van verhoor benadeelde d.d. 24 september 2010.
2 Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundige verklaring d.d. 27 september 2010.