Parketnummer : 05/901090-10
Data zittingen : 26 juni 2012 en 7 augustus 2012
Datum uitspraak : 21 augustus 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [naam verdachte],
geboren op : [geboortedatum verdachte] 1965 te [geboorteplaats verdachte],
adres : [adres verdachte],
plaats : [woonplaats verdachte].
Raadsman : mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 januari 2003 tot en met 24 juni 2010 te Tricht, gemeente Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres verdachte]) (telkens) een hoeveelheid van ongeveer 120 planten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl verdachte (telkens) in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf in strijd met een in artikel 3, onder B, heeft gehandeld;
althans (subsidiair), indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
A.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen van 16 januari 2003 tot 7 juni 2006 te Tricht, gemeente Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres verdachte]) (telkens) een hoeveelheid van ongeveer 120 planten, althans (telkens een) (groot) aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, en/of een (grote) hoeveelheid hennep, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
B.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen van 7 juni 2006 tot en met 1 augustus 2008 te Tricht, gemeente Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, althans in ieder geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres verdachte]) (telkens) een hoeveelheid van ongeveer 120 planten, althans in ieder geval (telkens een) (groot) aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, en/of een (grote) hoeveelheid hennep, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
C.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen van 1 augustus 2008 tot 24 juni 2010 te Tricht, gemeente Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, althans in ieder geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres verdachte]) (telkens) een (grote) hoeveelheid van een middel, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid (te weten: meer dan 500 gram en/of 200 hennepplanten) van een middel (hennep) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 7 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2.a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Subsidiair onder A is aan verdachte ten laste gelegd het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennepplanten in de periode van 16 januari 2003 tot en met 7 juni 2006. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat deze periode is verjaard. Met de datum 7 juni 2006 is kennelijk aansluiting gezocht bij de inwerkingtreding van de wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 310 tot reparatie van de onvoorziene gevolgen van de wet van 16 november 2005, Stb 2005, 595. Deze wetswijzigingen zagen op de invoering van de absolute verjaringstermijn van artikel 72 lid 2 Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) en een correctie van deze regeling ten aanzien van overtredingen. Deze kwestie heeft echter niets te maken met de vraag of de strafvervolging ten aanzien van het feit onder A subsidiair is verjaard.
Conform artikel 70 Sr en de artikelen 3, 11 en 13 Opiumwet geldt voor dit tenlastegelegde misdrijf een verjaringstermijn van zes jaren. Een verjaring kan worden gestuit (artikel 72 Sr) door elke daad van vervolging. Hieronder valt onder andere de verlening van een machtiging conservatoir beslag op 26 mei 2011, waardoor de verjaring op dat moment is gestuit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat handelingen in de periode voorafgaand aan 26 mei 2005 zijn verjaard. Het openbaar ministerie zal daarom partieel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn strafvervolging voor zover het ziet op de periode vóór 26 mei 2005.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 juni 2010 zijn er 120 hennepplanten2 aangetroffen in een kamer van de woning [adres verdachte] te Tricht, de woning van verdachte. De kamer was ingericht als kweekruimte en bevatte de voor de kweek benodigde materialen 3 Eerder dat jaar heeft verdachte op dit adres 30 hennepplanten gekweekt. Hij heeft hier 500 gram hennep uitgehaald en verkocht.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit primair wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft gedurende een lange periode beroeps- of bedrijfsmatig hennep geteeld. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte, dat hij alleen in 2010 twee keer hennep heeft gekweekt, onaannemelijk is. In en rondom de woning van verdachte zijn afvalresten van een eerdere kweek en enorme hoeveelheden potgrond aangetroffen. Deze bevindingen duiden op meerdere kweken. Daarbij blijkt uit de het stroomverbruik gedurende de tenlastegelegde periode dat in 2010 het verbruik hetzelfde is als daarvoor en daarna. Indien verdachte alleen in 2010 hennep zou hebben gekweekt, zou het stroomverbruik in dat jaar hoger moeten zijn dan die andere jaren. De officier van justitie is voorts van mening dat de kwekerij professioneel was opgezet en daarbij was gericht op de verkoop van deze planten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte gedurende een langere periode beroeps - of bedrijfsmatig hennep heeft geteeld. Verdachte moet dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte stelselmatig hennep heeft verkocht.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte's energiegebruik kan worden verklaard door zijn hobby's (lassen en de pomp in zijn vijver). Hij gebruikt substantieel meer energie dan een gemiddeld gezin. Na 24 juni 2010 heeft verdachte eveneens een hoger energieverbruik.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank leest de gewijzigde tenlastelegging aldus dat verdachte primair wordt verweten - kort gezegd - het op meerdere tijdstippen gedurende de periode van16 januari 2003 tot en met 24 juni 2010 beroeps- dan wel bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennepplanten, waarbij het bestanddeel beroeps- of bedrijfsmatigheid een essentieel onderdeel is van het primaire feit. Mocht dit onderdeel niet bewezen worden, dan dient te worden teruggegrepen op de uit drie onderdelen bestaande subsidiaire tenlastelegging.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat het beroeps- danwel bedrijfsmatig kweken van hennepplanten door verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De parlementaire geschiedenis van artikel 11 lid 3 Opiumwet, voor zover betreffende het bestanddeel "handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf", bevat niet of nauwelijks aanknopingspunten voor de invulling van dit begrip. Dit heeft de wetgever aan de strafrechter overgelaten. Deze invulling moet mede worden bezien tegen de achtergrond van de door de wetgever gemaakte keuze dat bewezenverklaring van dit onderdeel en kwalificatie conform deze bepaling leidt tot verhoging van het strafmaximum van twee naar zes jaren gevangenisstraf. Om van beroeps- dan wel bedrijfsmatig kweken te kunnen spreken zijn de volgende gezichtspunten van belang (vgl. Gerechtshof Amsterdam 27 juli 2012, LJN BX4741):
- het gaat om een grote hoeveelheid planten, waarbij het op artikel 11 lid 5 Opiumwet gebaseerde AMvB richtinggevend kan zijn;
- de inrichting waarin de hennep wordt gekweekt is geschikt (gemaakt) voor het kweken op grote schaal. Indicatie hiervoor is dat bij de bouw of inrichting van de ruimte van de hennepkwekerij rekening is gehouden met de bestemming als hennepkwekerij dan wel een bestaande ruimte is verbouwd met dit doel;
- er is sprake van een aanzienlijke periode van kweken;
- er zijn meerdere locaties waarin hennepplanten worden gekweekt;
- er zijn meerdere mensen betrokken bij de kweek, al dan niet met een specifieke functie binnen het geheel;
- er zijn gestructureerde en vaste afzetkanalen die worden gebruikt bij de verkoop van de hennepplanten;
- de kweekinstallatie wordt optimaal gebruikt zodat deze niet onnodig lang buiten bedrijf is;
- de kweekinstallatie is professioneel en eventueel geautomatiseerd opgezet;
- de (toegang tot de) locatie is verborgen voor de buitenwereld en/of beveiligd om ongenode gasten (desnoods met geweld) te weren.
Deze opsomming van de gezichtspunten is niet limitatief, maar ook niet dwingend. Indien aan meerdere van deze gezichtspunten is voldaan, kan daaruit volgen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen, alles afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
De hennepkwekerij was gelokaliseerd op de eerste etage van het woonhuis van verdachte, had een oppervlakte van 3,2 bij 3,8 meter, bevatte 8 kweekbedden. Er werden vijf assimilatielampen gebruikt en er werden 120 planten aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze kwekerij niet aan te merken als een inrichting geschikt voor het kweken van hennep op grote schaal. Voorts is geen sprake van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten per kweek. De inrichting van de kwekerij, zoals volgt uit de door verbalisanten gegeven beschrijving, oogt niet bijzonder professioneel, althans niet meer dan de talloze kwekerijen die dagelijks worden ontdekt. De kwekerij was niet verborgen, wietlucht werd in de omgeving geroken.
Karakterisering van de onderhavige hennepkwekerij als beroeps- of bedrijfsmatig opgezet, zou ertoe leiden dat deze wettelijke kwalificatie ieder onderscheidend vermogen verliest, hetgeen niet strookt met de verdrievoudiging van het strafmaximum.
Nu van het primair tenlastegelegde het beroeps- danwel het bedrijfsmatige telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennepplanten een wezenlijk onderdeel was, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastgelegde
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte in de periode 2010 op twee tijdstippen in dit jaar hennepplanten heeft gekweekt. De laatste kweek betrof in totaal 120 planten.
De vraag die de rechtbank naar aanleiding van de subsidiair onder A, B en C tenlastegelegde feiten dient te beantwoorden is of verdachte gedurende de periode van 26 mei 2005 tot en met 24 juni 2010 op verschillende tijdstippen hennepplanten heeft bereid, bewerkt, verwerkt en/of geteeld.
Op 24 juni 2010 zijn - naast de 120 hennepplanten - in de schuur voor de woning kweekresten van planten en druppelaars gevonden en bleek de voortuin te zijn bedekt met een 4 a 5 centimeter dikke laag potgrond.5 Daarnaast is in de hennepkwekerij aangetroffen: schimmelvorming op de deur, het deurkozijn en op de vloer onder het zeil, lege flessen en jerrycans van groeimiddelen, kalkafzetting in de waterton, dompelpompen en onder de plastic bakken waarin de hennepplanten zich bevonden, stof op de lamp.6 Voorts is onderzoek gedaan naar het stroomverbruik van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte in de navolgende periodes het volgende heeft verbruikt:
- 16 januari 2005 tot en met 12 december 2005 16119 Kwh;
- 12 december 2005 tot en met 16 januari 2007 17302 Kwh;
- 16 januari 2007 tot en met 1 januari 2008 15585 Kwh;
- 1 januari 2008 tot en met 14 januari 2009 16385 Kwh:
- 14 januari 2009 tot en met 11 januari 2010 13529 Kwh;
- 11 januari 2010 tot en met 24 juni 2010 7361 Kwh.7
De rechtbank is van oordeel dat de indicatoren die zowel buiten de woning als in de hennepkwekerij (een kamer in de woning van verdachte) zijn aangetroffen, wijzen op meerdere kweken gedurende een lange periode. Daarbij heeft verdachte in het jaar 2010 - zijnde het jaar waarin verdachte heeft bekend twee maal hennepplanten te hebben gekweekt - niet meer energie verbruik dan in de jaren daarvoor, wat gezien het energieverbruik van een hennepkwekerij logisch zou zijn. Een omwonende, [getuige 1], heeft verklaard dat zij de afgelopen 10 jaar een geur rondom haar woning heeft geroken, waarvan zij niet wist wat het was, totdat haar dochter vertelde dat dat een wietlucht was. Zij heeft verdachte wel eens aangesproken over deze wietlucht, waarop hij zei dat hij iets zou doen met een filter. Daarop werd de wietgeur minder.8
Ter ontzenuwing van enkele van deze belastende omstandigheden heeft de verdediging het verweer gevoerd dat verdachte altijd meer energie verbruikte - zijnde gemiddeld zo'n 9000 Kwh per jaar - dan een gemiddeld gezin. Hij verrichtte veel laswerkzaamheden en had een vijver met een pomp en UV-lamp. De rechtbank acht de verklaring van verdachte voor het hoge energieverbruik niet aannemelijk en verwerpt dit verweer. Een gemiddeld huishouden gebruikt ongeveer 3500 Kwh per jaar.9 Het gebruik van de pomp en de UV-lamp van de vijver is onderzocht. Hieruit volgt dat - indien de 15W-lamp en de 15W-pomp 24 uur per dag zouden branden - het jaarlijkse energieverbruik 262,8 Kwh per jaar zou zijn (terwijl verdachte verklaarde dat de lamp en de pomp alleen in de zomer continue in werking waren).10 Dit verbruik tezamen komt nog niet eens in de buurt van het daadwerkelijke verbruik van verdachte. De stelling van verdachte dat hij voorheen een grotere vijver met daarin een grotere pomp had, is in strijd met de verklaring van een omwonende, [getuige 2], die heeft verklaard dat de vijver de afgelopen jaren niet groter of kleiner is gemaakt.11
Verdachte heeft voorts aangevoerd dat hij de potgrond uit de voortuin heeft gekocht bij een growshop, waar mensen hun gebruikte potgrond die ze niet meer nodig hebben, kunnen verkopen. Het hennepafval dat in zijn schuur is gevonden, is niet van hem maar moet daar zijn achtergelaten door anderen. Het schuurtje is immers niet afgesloten en iedereen kan er binnen.
De rechtbank acht deze verklaringen in het licht van het overige bewijsmaterieel niet overtuigend.
Tevens is berekend dat de aangetroffen kwekerij (waarbij is uitgaan van de aangetroffen grootte en de middelen) per kweek 2904 Kwh zou verbruiken.12 De rechtbank merkt op dat het verbruik van verdachte per jaar neerkomt op het energieverbruik van drie oogsten plus het gemiddeld energieverbruik van een gezin.
De rechtbank is - deze bewijsmiddelen in samenhang bezien - van oordeel dat verdachte in de periode van 26 mei 2005 tot en met 7 juni 2006, van 7 juni 2006 tot en met 1 augustus 2008 en van 1 augustus 2008 tot en met 24 juni 2010 in zijn woning op meerdere tijdstippen hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt.
Dat deze hoeveelheid gedurende de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 juni 2010 meer bedroeg dan 500 gram en/of 200 planten kan niet wettig en overtuigend bewezen worden nu dat niet uit de bewijsmiddelen volgt. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit onder A, B en C heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
A.
hij op meer tijdstippen in de periode gelegen van 26 mei 2005 tot 7 juni 2006 te Tricht, gemeente Geldermalsen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan de [adres verdachte]) telkens een hoeveelheid van ongeveer 120 planten, en een (grote) hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
B.
hij op meer tijdstippen in de periode gelegen van 7 juni 2006 tot en met 1 augustus 2008 te Tricht, gemeente Geldermalsen, alleen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan de [adres verdachte]) telkens een hoeveelheid van ongeveer 120 planten, en delen van hennepplanten, en een (grote) hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
C.
hij op meer tijdstippen in de periode gelegen van 1 augustus 2008 tot 24 juni 2010 te Tricht, gemeente Geldermalsen, alleen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan de [adres verdachte]) telkens een (grote) hoeveelheid van een middel, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Onder A, B en C telkens:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, lid 2, van de Opiumwet, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair te vervangen door 120 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de richtlijn van het college van Procureurs-Generaal met betrekking tot de handel in softdrugs en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht bij een bewezenverklaring het voorwaardelijke strafdeel te verdisconteren nu de tenlastegelegde periode onder A is verjaard.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 3 juli 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in de periode van mei 2005 tot en met 24 juni 2010 in zijn woning aan de [adres verdachte] te Tricht meerdere malen een hoeveelheid hennep geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep, alsook het voor de hennephandel essentiële bewerken of verwerken hiervan, worden grote illegale winsten behaald. Daarmee heeft de hennephandel een sterk corrumperende werking. Verdachte heeft met voorbijzien aan de gezondheidsrisico's voor gebruikers uit louter winstbejag zich gedurende enige tijd schuldig gemaakt aan de hennepteelt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens diens justitiële documentatie reeds eerder voor een soortgelijk feit een transactie heeft betaald.
In beginsel staan op dit soort feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De officier van justitie heeft - uitgaande van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde - een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf geëist. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie een relatief lichte straf heeft gevorderd en acht daarom - ondanks de vrijspraak van het primair tenlastegelegde - een straf conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het feit dat de kwekerij op 24 juni 2010 is ontdekt en dat de strafzaak pas tegen de zitting van 26 juni 2012 is aangebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging ter zake van de handelingen voorafgaande aan 26 mei 2005.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen het primair tenlastegelegde en spreek verdachte hiervan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2012.13
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, team Geldermalsen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL083D 2010062671, gesloten op 4 maart 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Het proces-verbaal testen drugs, d.d. 8 juli 2010, pagina 27.
3 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2010, pagina 22 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2012.
4 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2010.
5 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2010, pagina 23, eerste alinea.
6 Het rapport berekening wederrechtelijke verkregen voordeel, d.d. 15 juni 2011, pagina 37, eerste alinea.
7 Het rapport berekening wederrechtelijke verkregen voordeel, d.d. 15 juni 2011, pagina 37, tweede alinea en het schriftelijk bescheid zijnde gegevens Liander, opnameresultaten betreffende [naam verdachte]/[adres verdachte] te Tricht, pagina 33.
8 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2012.
9 Het rapport berekening wederrechtelijke verkregen voordeel, d.d. 15 juni 2011, pagina 38, ontleend aan gegevens van het Nibud.
10 Het proces-verbaal van bevindingen,, d.d. 16 maart 2011, pagina 107
11 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2012.
12 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 juli 2012.