Parketnummer : 05/701833-11
Datum zitting : 13 augustus 2012
Datum uitspraak : 27 augustus 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [naam verdachte],
geboren op : [geboortedatum verdachte] 1969 te [geboorteplaats verdachte],
adres : [adres verdachte],
plaats : [woonplaats verdachte].
Raadsman : mr. M.U. Özsüren, advocaat te Nijkerk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank op 13 augustus 2012 ter terechtzitting toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 april 2011, te Nijkerk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Tijsselingstraat, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de
Tijsselingstraat met de Gildenstraat,
roekeloos,althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd
over die Tijsselingstraat of Gildenstraat heeft gereden, en/of
(vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en/of linksaf is geslagen, in de richting van die Gildenstraat, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen, en/of
(daarbij) de rijstrook van die Tijsselingstraat of Gildenstraat bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Tijsselingstraat en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een zich op die Tijsselingstraat bevindend ander motorrijtuig (personenauto), die hem op dezelfde weg tegemoet kwam niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem over die Tijsselingstraat tegemoetkomend ander motorrijtuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 april 2011 te Nijkerk in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Tijsselingstraat, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Tijsselingstraat met de Gildenstraat,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd
over die Tijsselingstraat of Gildenstraat heeft gereden, en/of
(vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en/of linksaf is geslagen, in de richting van die Gildenstraat, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen, en/of
(daarbij) de rijstrook van die Tijsselingstraat of Gildenstraat bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Tijsselingstraat en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een zich op die Tijsselingstraat bevindend ander motorrijtuig (personenauto), die hem op dezelfde weg tegemoet kwam niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem over die Tijsselingstraat tegemoetkomend ander motorrijtuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.U. Özsüren voornoemd.
De officier van justitie, mr. A.J. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.1
Op 19 april 2011 reed verdachte met een personenauto2 over een voor het openbaar verkeer openstaande weg3, te weten de Gildenstraat in Nijkerk4. Ter hoogte van de kruising met de Tijsselingstraat heeft verdachte zijn auto naar links gestuurd en is hij linksaf geslagen om op de Gildenstraat te blijven.5 Hierbij heeft hij een andere personenauto, die hem op dezelfde weg (rijdend over de Tijsselingstraat6) tegemoet kwam, niet voor laten gaan,7 ten gevolge waarvan hij daarmee in aanrijding is gekomen8.
Door het ongeval heeft [naam slachtoffer] onder meer nekklachten.9 Half mei 2011 kon zij en mocht zij van de huisarts nog steeds niet gaan werken.10
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat hij van mening is dat sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte - gelet op de foto's, de situatieschets en de verklaring van
[naam slachtoffer] - bij het afslaan op een gevaarlijke kruising een risico heeft genomen door de binnenbocht te nemen zonder goed te kijken, waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [naam slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 omdat hij, naar de rechtbank begrijpt, van mening is dat het ongeval heeft plaatsgevonden door de enkele omstandigheid dat verdachte de hem naderende auto niet heeft opgemerkt en dientengevolge geen voorrang heeft verleend. Volgens de raadsman staat niet vast dat verdachte de binnenbocht heeft genomen en valt niet uit te sluiten dat verdachte op het laatste moment naar links heeft gestuurd om een aanrijding te voorkomen.
Voorts heeft de raadsman opgemerkt dat uit de dossierstukken niet is gebleken wat de aard van het letsel van [naam slachtoffer] is, zodat niet is gebleken dat (dan wel niet toetsbaar is of) sprake is van zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie en de raadsman van verdachte van mening verschillen over de vraag of sprake is van 'schuld' en 'letsel' in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval wel sprake is en overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor genoemde (onweersproken) feiten blijkt dat verdachte op het kruispunt van de Tijsselingstraat met de Gildenstraat linksaf is geslagen en daarbij geen voorrang heeft verleend aan de auto die hem tegemoet kwam. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de rijstrook van de Tijsselingstraat of Gildenstraat, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, is opgereden dan wel overgereden. Dit strookt ook met het technisch onderzoek, waaruit is gebleken dat de botspositie gelegen zal zijn geweest op de rijstrook die door de Volkswagen (zijnde de auto die door [naam slachtoffer] werd bestuurd11) werd gevolgd.12
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte niet, of in ieder geval in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen gedeelte van de Tijsselingstraat en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten. Dit wordt bevestigd door de verklaring van verdachte dat hij de hem tegemoetkomende auto in het geheel niet heeft gezien.13
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte bij het afslaan naar links de binnenbocht heeft genomen. Dit blijkt niet alleen uit de verklaring van de bestuurder van de auto waarmee verdachte in aanrijding is gekomen14, maar ook uit de 'waarschijnlijke botsplaats' als weergegeven op de foto in het rapport van het technische onderzoek dat is verricht15.
Het betoog van de verdediging dat het mogelijk is dat verdachte op het laatste moment naar links heeft gestuurd om een aanrijding te voorkomen, wordt door de rechtbank niet gevolgd.
Daartoe overweegt de rechtbank dat zulks niet strookt met de verklaring van verdachte dat hij de hem tegemoet komende auto voor het ongeval in het geheel niet heeft gezien en daarom ook niet geremd heeft vlak voor de aanrijding.16 Bovendien valt niet in te zien waarom verdachte zijn rij-richting zou corrigeren door verder naar links te sturen als daar nu juist een andere auto reed en verdachte, zoals hij heeft gesteld, aan de rechterzijde van de weg reed. Evenmin ziet de rechtbank aanknopingspunten voor de stelling van verdachte dat hij door het ongeval zodanig van de weg zou zijn geschoven dat hij daardoor ter hoogte van voornoemde binnenbocht is geraakt. Temeer nu verdachte ter terechtzitting zelf heeft aangegeven dat hij hooguit een halve meter haaks op de rijrichting zal zijn doorgeschoven.
Uit het technisch onderzoek blijkt dat het uitzicht van verdachte op de plaats van het ongeval op generlei wijze werd belemmerd.17 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de locatie van het ongeval een lastige hoek betreft, omdat het zicht vanuit de Gildenstraat beperkt is door een hoog gebouw en men de (Tijsseling)straat pas kan inkijken op het moment dat men de bocht in gaat. Verder waren er volgens zijn verklaring geen obstakels.18 Het voorgaande in samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat het zicht van verdachte op de plek van het ongeval niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd. Verdachte heeft de mogelijkheid gehad om, voordat hij linksaf sloeg in de bocht, zijn snelheid zodanig aan te passen (en desnoods tot stilstand te komen) dat hij de situatie kon overzien.
Verdachte heeft de plaats van het ongeval beschreven als 'een lastige hoek' die hij dagelijks met de auto op weg naar zijn werk passeert. Ook heeft hij verklaard dat hij denkt dat hij ter plaatse ongeveer 40 kilometer per uur heeft gereden en, voor de bocht, kort de rem heeft 'aangetikt'.19 In aanmerking nemend dat verdachte op de hoogte was van de verkeersgevaarlijke situatie, hij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende tijd heeft genomen te bezien of andere verkeersdeelnemers in zijn nabijheid waren (en aldus zijn rijgedrag niet heeft aangepast), een tegenligger niet heeft waargenomen en bij het afslaan ook nog eens de binnenbocht heeft genomen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden waardoor hij een ongeval heeft veroorzaakt. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden geacht dat [naam slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen 'dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan', aangezien uit de (bij de vaststaande feiten weergegeven) dossierstukken blijkt dat [naam slachtoffer] een aantal weken na het ongeval door haar huisarts op grond van haar (nek)klachten na het ongeval nog immer niet in staat werd geacht te gaan werken. Dat in de geneeskundige verklaring de geschatte duur van het herstel niet is aangegeven, doet er niet aan af dat [naam slachtoffer] daarover wel heeft verklaard en de rechtbank geen reden heeft aan deze verklaring te twijfelen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 19 april 2011, te Nijkerk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Tijsselingstraat met de Gildenstraat, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of werd gehinderd
over die Gildenstraat heeft gereden, en
(vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en linksaf is geslagen, in de richting van die Gildenstraat, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen, en
(daarbij) de rijstrook van die Tijsselingstraat of Gildenstraat bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Tijsselingstraat en het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en
(daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een zich op die Tijsselingstraat bevindend ander motorrijtuig (personenauto), die hem op dezelfde weg tegemoet kwam niet voor heeft laten gaan, en
(vervolgens) in aanrijding is gekomen met een hem over die Tijsselingstraat tegemoetkomend ander motorrijtuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([naam slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
9 juli 2012.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - om herhaling te voorkomen en te tonen dat het verkeersgedrag als dat van verdachte niet wordt getolereerd - geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, al dan niet te betalen in termijnen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan
3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie benadrukt dat hij verdachte niet ziet als 'wegpiraat', maar als iemand die een inschattingsfout heeft gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om, in het geval verdachte een straf wordt opgelegd, rekening te houden met het tijdsverloop, het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft, dat verdachte zelf nog regelmatig kampt met de gevolgen van het ongeval aangezien hij de plaats van het ongeval regelmatig passeert, verdachte contact heeft gezocht en gehad met [naam slachtoffer] en verdachte zijn rijbewijs nodig heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bij het afslaan op een kruising de binnenbocht genomen en heeft daarbij onvoldoende gelet op het andere verkeer, waardoor hij in aanrijding is gekomen met een tegemoetkomende auto. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Temeer nu van hem extra zorgvuldigheid mocht worden verwacht aangezien verdachte op de hoogte was van de (verkeers)gevaarlijkheid van de situatie ter plaatse, omdat hij de kruising iedere dag passeert.
De inzittende van de andere auto [naam slachtoffer] heeft ten gevolge van het ongeval (nek)pijn, waardoor zij minimaal enkele weken niet in staat was haar werkzaamheden uit te oefenen en bovendien angst heeft/had om te rijden. Ter terechtzitting heeft verdachte weliswaar zijn medeleven aan [naam slachtoffer] betuigd, maar door tevens te verklaren dat hij aan het gebeurde 'niets kon doen' heeft hij er naar het oordeel van de rechtbank weinig blijk van gegeven te beseffen dat hij een aanmerkelijke verkeersfout heeft gemaakt. De rechtbank acht wenselijk dat verdachte bij zichzelf te rade gaat en in de toekomst zijn rijgedrag aanpast aan de verkeerssituatie.
De oriëntatiepunten van de bundel voor de strafrechtspleging van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren gaan in een geval van een ongeval waarbij een aanmerkelijke verkeersfout is gemaakt en waardoor letsel met tijdelijk werkuitval is veroorzaakt uit van een geldboete van € 1.000,- met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van
3 maanden. De rechtbank komt, afwegende de ernst van de het ongeval en het verdachte te maken verwijt, de gevolgen voor het slachtoffer, de gevolgen voor verdachte zelf, zijn persoonlijke omstandigheden en de omstandigheid dat hij first offender is tot een iets lagere straf.
De rechtbank zal verdachte een geldboete van € 750,- opleggen met daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij op 3-4 kilometer afstand van zijn woning werkt en zich, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft betoogd, tijdelijk zonder zijn rijbewijs kan redden.
Aangezien de rechtbank er vanuit gaat dat het begane feit voor verdachte een eenmalig incident betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte tevens een deels voorwaardelijke rijontzegging met een proeftijd op te leggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een geldboete ter hoogte van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro).
Beveelt dat, bij gebreke van betaling, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 15 (vijftien) dagen.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde daarnaast tot
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 2 (twee) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A.S.W. Kroon en mr. J. Wiersma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2012.
20
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL074F 2011046642, gesloten op 20 juni 2011, en de daarbij behorende bijlagen, tenzij anders vermeld.
2 Het proces-verbaal van aanrijding, p. 2 en 3 en het proces-verbaal van het verhoor van verdachte, p. 1.
3 Het proces-verbaal van aanrijding, p. 2 en 3 en het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA), p. 6.
4 Het proces-verbaal van aanrijding, p. 2 en 3 en het proces-verbaal van het verhoor van verdachte, p. 1.
5 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012 en het proces-verbaal VOA, p. 15.
6 Het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer], p. 1 en het proces-verbaal VOA, p. 15.
7 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012 en het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer], p. 1.
8 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012 en het proces-verbaal van aanrijding, p. 2.
9 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1 en de geneeskundige verklaring, p. 3.
10 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1.
11 Het proces-verbaal van aanrijding, p. 4.
12 Het proces-verbaal VOA, p. 14.
13 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012.
14 Het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer], p. 1.
15 Het proces-verbaal VOA, p. 14.
16 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012.
17 Het proces-verbaal VOA, p. 15.
18 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012.
19 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2012.