ECLI:NL:RBARN:2012:BX6820

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
219024
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een duurovereenkomst tussen Intercaves B.V. en Codorniu S.A. en de gevolgen van wanprestatie

In deze zaak vorderde Intercaves B.V. een verklaring voor recht dat de opzegging van de distributieovereenkomst door Codorniu S.A. niet rechtsgeldig was. De rechtbank Arnhem oordeelde dat Codorniu de overeenkomst op 17 september 2010 opzegde met een opzegtermijn van minder dan drie maanden, wat volgens Intercaves onrechtmatig was. De rechtbank stelde vast dat de partijen nooit een schriftelijke overeenkomst hadden gesloten en dat de distributierelatie in de praktijk was ontstaan. De rechtbank beoordeelde dat Codorniu, gezien de omstandigheden, gerechtigd was om de distributieovereenkomst te beëindigen zonder een lange opzegtermijn in acht te nemen. De rechtbank oordeelde dat Intercaves had ingestemd met de wijziging van de distributieovereenkomst en dat er geen sprake was van wanprestatie aan de zijde van Codorniu. De vorderingen van Intercaves werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Codorniu, die op € 11.269,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 15 augustus 2012.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 219024 / HA ZA 11-1174
Vonnis van 15 augustus 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERCAVES B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. H.E. Urlus te Amsterdam,
tegen
de rechtsperson naar Spaans recht
CODORNIU S.A.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
gedaagde,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Barendrecht.
Partijen zullen hierna Intercaves en Codorniu genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 14 februari 2012
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Intercaves is een handelsonderneming, behorende tot het concern van Koninklijke Distilleerderij M. Dirkzwager B.V. te Schiedam (verder: Dirkzwager). Dirkzwager is van oudsher een producent en groothandelaar van/in dranken. Dirkzwager koopt dranken in en verkoopt die door aan supermarkten, horecabedrijven en slijterijen. Intercaves is actief op het gebied van de groothandel in wijnen. Zij verkoopt wijnen aan supermarkten en slijterijen in de zogenaamde off trade (bestemd voor consumptie ‘off the premises’, meestal thuis) en aan de gespecialiseerde horecagroothandel in de zogenaamde on trade (bestemd voor consumptie ‘on the premises’).
2.2. Codorniu is een Spaanse producent van wijnen. De belangrijkste producten van Intercaves zijn cava’s (Spaanse mousserende wijnen) onder de merknaam Codorniu. Daarnaast verkoopt Intercaves ook niet-mousserende wijnen onder andere merknamen (Raimat, Septima etc.).
2.3. Intercaves (en haar rechtsvoorgangsters) is/zijn gedurende een periode van ongeveer 30 jaren opgetreden als importeur en distributeur voor Nederland van door Codorniu geproduceerde wijnen. De distributierelatie is niet in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd. Intercaves is de enige distributeur geweest, maar tussen partijen is nooit een exclusiviteitsbeding gemaakt.
2.4. Sinds 2005 was het marktaandeel van Codorniu voor cava’s onder de merknaam Codorniu in het supermarktsegment in Nederland van jaar tot jaar teruggelopen. Ook in absolute zin liepen de verkopen terug. Een van de supermarkten, waaraan Intercaves sinds 2006 cava’s van Codorniu verkocht, was Albert Heijn. In 2006 en 2007 was Albert Heijn, volgens een door Intercaves als productie 13 overgelegde analyse, goed voor respectievelijk 44% (30.228/69.158) en 66% (43.068/65.189) van haar jaaromzet in het subtotaal food van de off trade, zulks terwijl Albert Heijn in die jaren nog geen permanente listing voor de cava’s wilde, maar alleen een tot de feestdagen beperkte listing. In 2008 was de omzet bij Albert Heijn in verhouding tot de voorgaande jaren zeer gering, zowel absoluut als gerelateerd aan de totale omzet in de sector food (bijna 10%: 3.168/32.268). In 2009 was de omzet van Intercaves bij Albert Heijn nihil. Volgens Intercaves (Codorniu weerspreekt dit) is het een en ander te wijten aan Codorniu, in 2008 omdat Codorniu niet in staat was om aan de eisen van Albert Heijn te voldoen en in 2009 omdat Intercaves op haar verzoek een afwachtende houding innam.
2.5. In de loop van 2008 heeft Codorniu een eigen salesmanager voor Nederland aangesteld (de heer Van Dam) en aan Intercaves een nieuwe strategie voor de supermarkten voorgesteld. De nieuwe strategie kwam er in hoofdlijnen op neer dat Codorniu vanaf 2009 de verkoop van de cava’s onder de merknaam Codorniu aan de supermarktketens zelf zou gaan doen en dat Intercaves de verkoop van die cava’s in de rest van de off trade (voornamelijk slijterijen) zou blijven doen. Voorts zou Intercaves in de on trade (horecagroothandel) de verkoop blijven doen van alle cava’s van Codorniu, dus zowel die onder de merknaam Codorniu als die onder andere merknamen, alsmede de verkoop van de niet-mousserende wijnen. Dit is met Intercaves besproken tijdens een bijeenkomst op 17 november 2008. Intercaves was het hier niet mee eens en heeft een tegenvoorstel gedaan. Daarna heeft Codorniu een aangepast voorstel gedaan en heeft Intercaves een tweede tegenvoorstel gedaan.
2.6. Op 9 februari 2009 is hierover telefonisch gesproken tussen de directeur van Codorniu (de heer [betrokkene1]) en de toenmalige directeur van Dirkzwager (de heer [betrokkene2]). [betrokkene1] heeft zijn weergave van deze bespreking aan [betrokkene2] bevestigd in een e-mail van 12 februari 2009. [betrokkene1] schreef, onder meer:
Dear Piet,
It was good to talk with you, to clarify positions and, the most important, to find a solution that I expect will satisfy both, Dirkzwager and Codorniu.
I also appreciate you pragmatism and commitment to reach an agreement on the new model approach we are willing to implement for the Dutch market.
Herewith I am summarizing the main points of our conversation (Feb 9th, 2009) as a future working guideline:
Dirkzwager Group
• Dirkzwager will remain our distributor for ON-trade (Horeca – including related wholesalers), liquor stores (“slijterijen”) / Fine Wine Shops (including chains like Dirck III, Mitra and Gall & Gall, but also independents, Bottelier, Euroslijter, etc) and Cash & Carries (for example Makro, Sligro, Hanos, Kweker, Zegro, etc).
• Dirkzwager will remain our distributor for Department stores, internet business, wine clubs, mail order, B2B, etc.
• Dirkzwager will also be the distributor for Supermarket chains Troefmarkt (Van Tol) and Super de Boer.
The above customers will be supplied by the following products which are exclusive for Dirkzwager:
(hier volgt een aantal merknamen, rechtbank)
Grupo Codorniu
• Grupo Codorniu will take responsibility for Albert Heijn, Superunie (excluding Sligro) and C1000.
• Grupo Codorniu will have direct contact with the buyers to discuss prices, present products and promotional activities.
• Depending on the outcome of those meetings, Dirkzwager will be used as a logical partner (stocking and distribution).
• Grupo Codorniu will continue doing all Travel Retail / duty free in the Dutch market.
Grupo Codorniu will exclusively work with the following products:
(hier volgt een aantal merknamen, rechtbank)
Grupo Codorniu will have an open communication with Dirkzwager on proposals/initiatives made for AH, Superunie and C1000.
Also they will work closely together to develop marketing plans for the existing account.
Goal is to develop together the branded portfolio of Grupo Codorniu in the Dutch market, as we’ve been done in the past years.
Piet, I hope this recaps all the points of our new working model in a clear and understandable way.
I would also like you to inform all related people in your company about our conversation and the content of this note, so we can start with the new approach from February 30th 2009.
(met Dirkzwager wordt Intercaves bedoeld, noot rechtbank)
2.7. [betrokkene2] heeft niet gereageerd op deze mail. Wel is (als productie 35) een mail van mevrouw [betrokkene3], groepmarketingmanager bij Dirkzwager, van 22 april 2009 overgelegd, waarin wordt bevestigd de ontvangst van ‘your confirmation of the future guideline’ op 12 februari 2009.
In deze mail van [betrokkene3] wordt gerefereerd aan een in de tussentijd gevoerd telefoongesprek, waarin gesproken zou zijn over twee probleempunten, die samenhingen met de ontwikkeling van een nieuw Abadia label, en wordt voorts door [betrokkene3] c.q. Intercaves aandacht gevraagd voor haar omzetverlies in 2008, omdat Intercaves geen Codorniu Original aan Albert Heijn had kunnen verkopen, alsmede voor een verwacht omzetverlies in 2009 vanwege een beperking van haar distributie in de on trade. In deze mail wordt niets geschreven over de aankondiging dat Codorniu de verantwoordelijkheid voor Albert Heijn, Superunie (exclusief Sligro) en C1000 op zich zou nemen en dat Codorniu zelf, rechtstreeks, met de kopers zou gaan onderhandelen over de prijsbepaling, presentatie en promotie, waarbij de rol van Intercaves beperkt zou worden tot de logistiek.
2.8. Vervolgens heeft Codorniu besprekingen geopend met Koninklijke Ahold N.V., de moedervennootschap van Albert Heijn. Hierbij werd duidelijk dat Ahold volledige merknaam-exclusiviteit eiste voor alle producten onder de merknaam Codorniu voor de gehele off trade en dat cava’s onder die merknaam niet bij supermarkten anders dan Albert Heijn en bij slijterijen anders dan Gall&Gall (een andere dochter van Ahold) zouden kunnen staan. Codorniu heeft gemeend deze voorwaarde te moeten accepteren vanwege de dominante positie van Albert Heijn onder de supermarkten in Nederland.
2.9. [betrokkene1] heeft op 15 oktober 2009 met [betrokkene2] gesproken over de onderhandelingen met Ahold. In geschil is wat daarbij precies is besproken.
2.10. Bij schrijven van 23 december 2009 maakte Codorniu aan Intercaves kenbaar dat zij de distributierelatie grotendeels wilde beëindigen.
[betrokkene1] schreef aan [betrokkene2] (onder meer):
Dear Piet
After discussions, you and I reached an agreement regarding our new business model on February 9th 2009: Codorniu would deal directly with Albert Heijn, Superunie and Schuitema/C1000 for a part of the Codorniu and Raimat portfolio; for another part of these brands and for our other brands Septima, Nuviana and Delapierre, Dirkzwager would remain the distributor for the rest of the Dutch market.
When we had approached Albert Heijn they confirmed that they were very interested in working with the Codorniu and Raimat brands, but only on exclusive terms for the Ahold Group. They want exclusive distribution rights for the whole range of the Codorniu and Raimat brands, both for Albert Heijn and for their off-licence chain Gall&Gall.
As a consequence, Dirkzwager could continue as distributor for these brands in the on-trade (horeca and horeca cash & carry’s).
After internal discussion we have decided that we cannot afford to refuse to deal with Ahold on those conditions. The strategic importance of the grocery channel for the longer term is simply too great for Codorniu. Moreover, any deal there that does not include Albert Heijn would miss out on the major player in that segment. I personally informed you about this during our meeting in Amsterdam on October, 15th 2009.
You told me then that you were not happy with these developments, but that it would probably be best to see how things would turn out. After all, we didn’t (and don’t) have a deal with Ahold yet. Once the conditions of a deal are clear, we can discuss what this would mean for our relationship.
We agreed that we would be open in our communications with you on this subject, and let you know what will happen.
The reason I am now writing to you is to tell you that we still don’t have an agreement with Ahold, but that we will have further discussions with Ahold in January 2010. There is a real possibility that we will come to an agreement with them.
Our intentions are as follows: as soon as we reach an agreement with Ahold, we will notify you. We will than partially terminate our distribution agreement with a 3 months notice period, after which we will stop having Dirkzwager as our distributor in the off-trade (supermarkets, specialty shops/slijterijen and consumer related cash&carries like Makro) for our brands Codorniu and Raimat. Dirkzwager will remain our distributor for the Codorniu and Raimat brands for the on-trade, and for the Septima, Nuviana and Delapierre brands for the entire duty paid Dutch market.
….
2.11. [betrokkene2] en Intercaves hebben niet gereageerd op deze brief.
2.12. De gesprekken met Ahold duurden langer dan verwacht. Tussendoor is op 31 mei 2010 aan [betrokkene2] bericht dat de gesprekken nog steeds lopende waren. Pas op 17 september 2010 is tussen Codorniu en Ahold overeenstemming bereikt. Diezelfde dag heeft [betrokkene1] [betrokkene2] hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
[betrokkene1] schreef op 17 september 2010:
Dear Piet,
This is to inform that, today, September 17th 2010, we have reached an agreement with Ahold for future commercial collaboration, specially for our Codorniu brand. With reference to our letter of December 23rd 2009, we herewith give Dirkzwager notice of termination of the distribution of the Codorniu brand through Dirkzwager in the off-trade channel as per December 17th 2010. From that date onwards, we will work directly with Ahold in the off-trade channel, and Dirkzwager will distribute the Codorniu brand in the on-trade channel only.
Furthermore, for the Ahold internet sales channel (Wijndomein), we have agreed also on the following still wines to be managed directly from Codorniu, S.A. to Ahold:
(hier volgt een aantal merken niet-mousserende wijn, rechtbank)
For the rest op the portfolio, which Dirkzwager currently distributes, the situation will remain unchanged.
We will be in touch with you and your organisation very soon to make sure changes are done smoothly and in a proper manner.
2.13. In daarop volgende gesprekken en correspondentie heeft Intercaves het standpunt ingenomen dat de opzegging voor haar als een verrassing kwam en heeft Intercaves Codorniu erop gewezen dat zij hierdoor schade lijdt. Zij heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding ter zake.
3. Het geschil
3.1. Intercaves vordert na wijziging van eis samengevat -
(i) een verklaring voor recht dat de tussen Intercaves en Codorniu bestaande distributieovereenkomst niet rechtsgeldig kon worden opgezegd op 17 september 2010 door Codorniu met inachtneming van een opzegtermijn van nog geen 3 maanden tegen 17 december 2010 en dat onder de omstandigheden van het geval een opzegtermijn van 3 jaar in acht had moeten worden genomen;
(ii) veroordeling van Codorniu wegens die onregelmatige opzegging tot betaling van een schadevergoeding van € 346.577,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. De grondslag van de vorderingen is dat Codorniu volgens Intercaves toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen door de overeenkomst op te zeggen zoals zij heeft gedaan, zonder zich rekenschap te geven van de belangen van Intercaves bij het voortduren van de relatie, zonder enige schadeloosstelling en zonder inachtneming van een behoorlijke opzegtermijn.
3.3. Codorniu voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank ontleent haar rechtsmacht aan artikel 5 lid 1 onder a) van de EEX-Verordening en overigens ook aan artikel 24 van die verordening. Op grond van artikel 4 lid 1 aanhef en sub f. van de Verordering (EG) nr. 593/2008 (Rome I) moet het geschil beoordeeld worden naar Nederlands recht.
4.2. Het inhoudelijke, in de Nederlandse rechtspraak ontwikkelde, beoordelingskader is het volgende (zie bijvoorbeeld HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854, JOR 2012, 240).
Het gaat in deze zaak om de opzegging van een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Of en, zo ja, onder welke voorwaarden zo’n overeenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen evenwel in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat (zie ook: HR 3 december 1999, JOR 2000/44 (Maison Louis Latour/P. de Bruijn Wijnkopers)). Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
In de onderhavige zaak oordeelt de rechtbank als volgt.
4.3. Nu [betrokkene2] noch iemand anders van Intercaves heeft gereageerd op de e-mail van [betrokkene1] van 12 februari 2009 (en ook niet op de latere brief van 23 december 2009, waarin nogmaals naar de bereikte overeenstemming op 9 februari 2009 wordt verwezen), althans niet op hetgeen daarin wordt vermeld over het rechtstreeks zaken doen met Albert Heijn, Superunie (exclusief Sligro) en C1000, heeft Codorniu op grond van de in het Nederlands recht geldende wils/vertrouwensleer, mede gelet op de omstandigheid dat de rechtsverhouding tussen partijen in het verleden ook niet schriftelijk was vastgelegd in een door beiden ondertekend contract, redelijkerwijze erop kunnen en mogen vertrouwen dat Intercaves zich zou conformeren aan mondelinge afspraken tussen de hoogste functionarissen in beider concerns en tevens dat Intercaves instemde met de in die mail gegeven weergave van die afspraken tussen [betrokkene1] en [betrokkene2] op 9 februari 2009, te weten dat zij tot overeenstemming waren gekomen, althans [betrokkene2] zich erbij had neergelegd, dat de distributierelatie zou worden aangepast en dat Codorniu in het vervolg zelf en rechtstreeks de verantwoordelijkheid op zich zou gaan nemen voor de verkoop aan enkele belangrijke supermarkten in de off trade, te weten: Albert Heijn, Superunie (exclusief Sligro) en C1000.
4.4. Het aandeel van Intercaves in de off trade zou daarmee aanzienlijk worden ingeperkt, omdat in het bijzonder Albert Heijn in beider visie in het supermarktsegment een belangrijke afnemer was. De rechtbank constateert dat Albert Heijn in 2007 volgens de analyse van Intercaves reeds haar grootste afnemer was en dat dit, volgens de stellingen van Intercaves, alleen nog maar uit de verkoop rond de feestdagen kan zijn gekomen, omdat Intercaves buiten die periode bij Albert Heijn geen listing had. Partijen debatteren over de wenselijkheid en de mogelijkheden van een permanente listing bij Albert Heijn. Aannemelijk is dat Albert Heijn bij een permanente listing verreweg de belangrijkste afnemer zou worden, en zulks niet alleen in de off trade maar over de gehele linie.
4.5. In dit geding legt Intercaves sterk de nadruk op de zinsnede in de e-mail van 12 februari 2009 dat Codorniu en Intercaves ‘together’ de Nederlandse markt zouden ontwikkelen, maar dit ‘together’, het gezamenlijk optreden en proberen zoveel mogelijk producten te verkopen op de Nederlandse markt, kan, naar het oordeel van de rechtbank, in redelijkheid niet los worden gelezen van de context en de daarboven staande afspraken, welke afspraken inhielden dat de verschillende delen van de markt tussen partijen verdeeld zouden worden en ieder zijn eigen segment zou bedienen, waarbij Intercaves Codorniu desgewenst in haar segment zou bijstaan met de logistiek, alsmede dat zij naar elkaar toe openheid zouden betrachten.
4.6. Het feit dat [betrokkene1] de nieuwe werkwijze wilde laten ingaan per 20 februari 2009 en dat dit niet is gebeurd (omdat de onderhandelingen met Ahold nog niet rond waren) doet er niet aan af dat Intercaves en/of [betrokkene2] door niet afwijzend te reageren op die schriftelijke bevestiging van de inhoud van die bespreking heeft/hebben blijk gegeven dat zij instemde(n) met die weergave, althans dat Codorniu onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze haar/zijn stilzwijgen als een instemming mocht opvatten en dat Intercaves thans niet aan Codorniu kan tegenwerpen dat zij het daarmee toch niet eens was.
4.7. Intercaves moet dus, naar het oordeel van de rechtbank, geacht worden reeds in februari 2009 te hebben ingestemd met de doorbreking van haar feitelijke exclusiviteit en de toekomstige eigen verkoop door Codorniu aan enkele belangrijke supermarkten, waaronder in het bijzonder Albert Heijn. Op dit punt was daarna geen formele opzegging van de distributieovereenkomst meer nodig. Het stond Codorniu vrij om met Ahold in onderhandeling te treden en om de in die mail genoemde producten zelf aan Albert Heijn te gaan leveren. Die formele opzegging was, afgezien van de in dit geding niet relevante, want niet opgezegde, on trade, alleen nog nodig voor de off trade, die volgens die afspraak aan Intercaves zou verblijven, in het bijzonder: Dirck III, Mitra, Gall & Gall, en onafhankelijken, Bottelier, Euroslijter etc., alsmede Cash & Carries zoals Makro, Sligro, Hanos, Kweker, Zegro etc. en voorts Troefmarkt (Van Tol) en Super de Boer.
4.8. Waar geen opzegging van een duurovereenkomst nodig is, omdat de wederpartij heeft ingestemd met beëindiging daarvan, staan de opzeggingsgrond en de opzegtermijn niet ter discussie en is een financiële tegemoetkoming door de ene partij aan de andere partij niet aan de orde, tenzij hieromtrent bij die beëindigingsovereenkomst iets anders is overeengekomen, maar dit is niet gesteld of gebleken.
4.9. Het gaat nu dus alleen nog maar om de vraag of Codorniu gerechtigd was om de, in februari 2009 reeds in belangrijke mate uitgeklede, distributieovereenkomst nog verder in te perken. Te dien aanzien overweegt de rechtbank dat Codorniu Intercaves in haar brief van 23 december 2009 in niet mis te verstane bewoordingen heeft medegedeeld dat zij dit naar alle waarschijnlijkheid zou gaan doen omdat Ahold exclusiviteit eiste voor de Codorniu en Raimat merken, dat echter nog niet zeker was wanneer dit zou gaan gebeuren omdat de onderhandelingen met Ahold nog niet waren afgerond, en dat zij na de totstandkoming van een definitieve overeenkomst met Ahold de distributieovereenkomst verder zou gaan inperken door opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden.
4.10. Ook op deze brief heeft Intercaves niet (afwijzend) gereageerd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen indien zij het hiermee niet eens was. Daardoor heeft Codorniu er redelijkerwijs op kunnen vertrouwen dat Intercaves akkoord ging zowel met de grond voor opzegging en het voldoende zwaar gewicht daarvan, als met de in acht te nemen opzegtermijn van drie maanden na de totstandkoming van een definitieve overeenkomst tussen Codorniu en Ahold.
4.11. Intercaves benadrukt in dit geding dat in die brief wordt geschreven dat er nog geen overeenkomst was met Ahold en zij meent dat dat nog onzeker was. De rechtbank volgt Intercaves hierin niet, althans niet in het rechtsgevolg dat zij, naar de rechtbank aanneemt, hieraan wil verbinden. Uit de brief volgt dat Codorniu ervan uitging dat die overeenkomst met Ahold naar alle waarschijnlijkheid tot stand zou komen en dat alleen nog onzeker was wanneer dat zou zijn. Er was dus hooguit sprake van een opschortende voorwaarde. Maar dit doet verder niet ter zake. Waar het om gaat is dat Intercaves een opzegtermijn van drie maanden in het vooruitzicht heeft gesteld en dat Intercaves hier niet tegen heeft geprotesteerd, hetgeen in de omstandigheden van het geval wel van haar gevergd kon worden.
4.12. Die omstandigheden zijn: de omzetten en het marktaandeel van Codorniu liepen al jaren terug, het was duidelijk en reeds geaccordeerd dat Codorniu, om dit tij te keren, de distributieovereenkomst met betrekking tot Intercave’s exclusiviteit in belangrijke mate wilde inperken en Codorniu had vanwege de opstelling van Ahold voldoende zwaarwegend belang bij een verdere inperking daarvan, terwijl Intercaves, zoals zij zelf stelt, tijdens dit proces zelf een afwachtende houding heeft aangenomen en zij, volgens haar eigen productie 13 (de omzetanalyse), in 2009 aanzienlijk minder heeft omgezet dan in de daaraan voorafgaande jaren, te weten ongeveer de helft van 2006 en ook nog maar tweederde van de inmiddels al scherp gedaalde omzet in 2008 (terwijl in 2009 niets meer is omgezet bij Albert Heijn). Het moet voor Intercaves zonneklaar zijn geweest dat Codorniu, zoals vrijwel iedere ondernemer in haar geval zou hebben gedaan, een andere koers wilde varen en dat zij meende dat hiervoor goede redenen bestonden. Intercaves wist of moest weten dat de handelsrelatie tussen partijen onder grote druk stond en daarom kon van haar worden gevergd worden dat zij extra alert was op een formele aankondiging als de onderhavige, dat zij daaraan de aandacht zou geven die deze verdiende en dat zij in elk geval daarop zou reageren indien zij het niet eens was met de aangekondigde stappen.
4.13. Door niet te reageren op de aangekondigde opzegtermijn van drie maanden heeft Intercaves bij Codorniu het vertrouwen gewekt dat zij daarmee onvoorwaardelijk akkoord ging en dat zij geen aanspraak zou maken op een aanvullende financiële tegemoetkoming. Hierbij laat de rechtbank meewegen dat Codorniu, indien Intercaves wel zou hebben geprotesteerd tegen de in het vooruitzicht gestelde opzegtermijn van drie maanden, gegeven haar voldoende zwaarwegend belang, het resterende deel van de distributieovereenkomst meteen geheel of ten dele had kunnen opzeggen op een langere termijn. Indien Codorniu alsdan in december 2009 dit resterende deel van de distributieovereenkomst geheel of ten dele zou hebben opgezegd tegen 17 december 2010, zijnde de datum waartegen later is opgezegd, dan zou deze termijn van bijna een jaar, alle omstandigheden in aanmerking genomen, lang genoeg zijn geweest, zelfs indien, anders dan door Codorniu is gesteld (maar door Intercaves wordt betwist), het marktverlies van Cordorniu niet aan Intercaves kon worden toegerekend.
4.14. De slotsom is dat Intercaves, door niet te reageren op de brief van 23 december 2009, geacht kan worden onvoorwaardelijk te hebben ingestemd met een later, na de totstandkoming van een overeenkomst tussen Codorniu en Ahold, in acht te nemen opzegtermijn van drie maanden. Deze termijn is toen ook in acht genomen. Er is dus aan de zijde van Codorniu geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van haar verbintenissen, noch ten aanzien van de inachtneming van een behoorlijke opzegtermijn, noch ten aanzien van een schadeloosstelling, zijnde gesteld noch gebleken dat tussen partijen iets is overeengekomen met betrekking tot een schadeloosstelling. De vorderingen zijn ongegrond. De rechtbank passeert het bewijsaanbod van Intercaves, omdat van haar kant geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die, bij bewijs daarvan, tot een andere beslissing kunnen leiden.
4.15. Intercaves zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Codorniu worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 3.529,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 7.740,00 (3,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 11.269,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Intercaves in de proceskosten, aan de zijde van Codorniu tot op heden begroot op € 11.269,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2012.