ECLI:NL:RBARN:2012:BX7315

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
194405
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in vrijwaring afgewezen met mogelijkheid tot nadere onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 augustus 2012 uitspraak gedaan in een vordering in vrijwaring. De eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die eveneens uit een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon bestaan. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 9 mei 2012 de eisers de gelegenheid gegeven om hun vordering nader te onderbouwen en hun stellingen aan te passen. Echter, bij de daaropvolgende akte hebben de eisers hun eerdere stellingen gehandhaafd zonder deze te onderbouwen met nieuwe feiten of bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet hebben gereageerd op het verweer van de gedaagden, die betoogden dat de oorzaak van het faillissement van een derde partij niet aan hen te wijten is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers onvoldoende feiten hebben gesteld die tot aansprakelijkheid van de gedaagden kunnen leiden. Ondanks deze bevindingen heeft de rechtbank, om proces-economische redenen, besloten om de eisers nog een laatste kans te geven om hun vordering in de vrijwaring nader te onderbouwen en te reageren op het verweer van de gedaagden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de eisers op 26 september 2012 een akte moeten indienen en de gedaagden vervolgens een antwoordakte kunnen indienen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 194405 / HA ZA 09-2364
Vonnis in vrijwaring van 29 augustus 2012
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.1].,
gevestigd te [vest.-/woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.2],
gevestigd te [vest.-/woonplaats],
3. [eis.3],
wonende te [vest.-/woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J. Croonen te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.1]
gevestigd te [vest.plaats]
gedaagde,
niet verschenen,
2. [ged.2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Hollema te Almelo.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna [ged.1] en [ged.2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 mei 2012
- de akte na tussenvonnis van [eisers]
- de akte na tussenvonnis van [ged.2].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In genoemd tussenvonnis van 9 mei 2012 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [eisers] teneinde zich uit te laten omtrent hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3.1 van dat vonnis. In deze rechtsoverweging heeft de rechtbank onder meer overwogen dat het op de weg ligt van [eisers] bij akte de relevante stukken uit de hoofdzaak over te leggen, zonodig haar stellingen aan te passen en te reageren op het verweer voor zover dat nog niet ter comparitie is gebeurd.
2.2. [eisers] heeft vervolgens bij akte het procesdossier dat betrekking heeft op de hoofdzaak in het geding gebracht. Voorts heeft zij onder meer het volgende gesteld:
Gedaagden voeren op de dag dat deze akte moet worden verzonden, overleg met eiser in de hoofdzaak om te trachten een regeling met betrekking tot de hoofdzaak te treffen. Nu de uitkomst van deze regeling bij het schrijven van deze akte niet duidelijk is (alsmede is onduidelijk of überhaupt een regeling kan worden getroffen) kunnen eisers hun stellingen en / of eis vooralsnog niet aanpassen.
Gedaagden handhaven derhalve hun stellingen in deze zaak alswel in de hoofdzaak (hetgeen blijkt uit het gefourneerde procesdossier), meer in het bijzonder de stelling dat het niet aan hen te wijten is dat de onderneming gefailleerd is maar dat de oorzaak van het faillissement gelegen is in de handelingen van [ged.2] en/of N. [ged.1], hetgeen – mede – blijkt uit de getuigenverklaringen.
De eis ligt dan ook – naar de mening van gedaagden – voor toewijzing gereed, nu het de handelingen van [ged.2] en/of N. [ged.1] zijn die als belangrijkste oorzaak van het faillissement zijn aan te wijzen.
2.3. [ged.2] heeft in reactie hierop bij akte onder meer gesteld dat voorbij dient te worden gegaan aan de stelling van [eisers], dat zij haar stellingen en/of eis vooralsnog niet kan aanpassen omdat zij thans met eiser in de hoofdzaak overleg voert om te trachten een regeling te treffen. De formulering van de door [eisers] tegen [ged.2] ingestelde vorderingen noopt volgens [ged.2] niet tot het afwachten van de uitkomst van genoemde onderhandelingen. Voorts heeft [ged.2] gesteld dat voor de vorderingen van [eisers] iedere onderbouwing, zowel feitelijk als juridisch, ontbreekt, zodat deze voor afwijzing gereed liggen.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
Vast staat dat [eisers] bij akte haar stellingen niet heeft aangepast. Zij heeft slechts haar eerder ingenomen stellingen gehandhaafd, meer in het bijzonder de stelling dat het niet aan [eisers] is te wijten dat [bedrijf1] (hierna: [bedrijf1]) is gefailleerd, maar dat de oorzaak van het faillissement is gelegen in de handelingen van [ged.2] en/of N. [ged.1]. [eisers] verwijst daarbij onder meer naar de in de hoofdzaak afgelegde getuigenverklaringen. Deze getuigenverklaringen maken onderdeel uit van het procesdossier dat betrekking heeft op de hoofdzaak, welk procesdossier door [eisers] bij akte in het geding is gebracht. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden afgeleid dat de oorzaak van het faillissement van [bedrijf1] is gelegen in de handelingen van [ged.2] en/of N. [ged.1].
2.5. Hierbij komt dat tevens vast staat dat [eisers] niet heeft gereageerd op het uitvoerige verweer van [ged.2] zoals dat blijkt uit de conclusie van antwoord. Tijdens de comparitie van partijen op 30 augustus 2010 heeft [ged.2] nog aangevoerd dat door [eisers] onvoldoende feiten zijn gesteld die tot aansprakelijkheid van [ged.1] en [ged.2] kan leiden, alsmede dat een duidelijke grondslag voor aansprakelijkheid ontbreekt. [eisers] heeft daarop verzocht de vordering in de vrijwaring nader te mogen onderbouwen. Van die gelegenheid heeft zij dus ook geen gebruik gemaakt. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft zij slechts haar eerder in de vrijwaring en in de hoofdzaak ingenomen stellingen gehandhaafd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eisers] daarmee onvoldoende gesteld in het licht van het gemotiveerde verweer van [ged.2] om te kunnen concluderen dat de oorzaak van het faillissement van [bedrijf1] is gelegen in de handelingen van [ged.2] en/of N. [ged.1].
2.6. Bij deze stand van zaken zou de vordering in de vrijwaring van [eisers] moeten worden afgewezen. De rechtbank ziet om proces-economische reden echter aanleiding om [eisers] nog een laatste maal in de gelegenheid te stellen bij akte de vordering in de vrijwaring nader te onderbouwen, haar stellingen zonodig aan te passen en te reageren op het verweer van [ged.2]. Vervolgens mag [ged.2] hierop bij antwoordakte reageren.
2.7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 september 2012 voor het nemen van een akte door [eisers] over hetgeen is vermeld onder 2.6, waarna [ged.2] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.
Coll.: MvG