zaaknummer / rolnummer: 218738 / HA ZA 11-1149
Vonnis van 29 augustus 2012
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LINGEWAARD,
zetelend te Bemmel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
behandelend advocaat mr. H. Zeilmaker,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LACO LINGEWAARD B.V.,
gevestigd te Bemmel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.P.G. Schelvis te Tilburg.
Partijen zullen hierna de Gemeente en Laco genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2011
- de akte overlegging producties (20-22) van de Gemeente
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie (23) van de Gemeente
- de akte met producties (20-23) van Laco
- de akte overlegging producties (23) van de Gemeente
- het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Gemeente heeft een niet-openbare aanbestedingsprocedure gevoerd voor de ontwikkeling, realisatie en exploitatie van het zwembad te Bemmel, waarbij als uitgangspunt gold dat de Gemeente volledig eigenaar zou worden van het nieuwe zwembad ‘de Essenplas’.
2.2. Laco en Wind Design & Build B.V. hebben gezamenlijk een aanbieding gedaan in het kader van deze aanbestedingsprocedure, waarin zij als Bemmel Recreatie B.V. alle verplichtingen aangaan. Deze aanbieding is door de Gemeente beoordeeld als economisch meest voordelige inschrijving, waarna partijen het Definitief Ontwerp hebben uitgewerkt en vastgesteld in een externe projectgroepvergadering.
2.3. Op 19 april 2009 is de Basisovereenkomst Design Build Maintain Operate (hierna: Basisovereenkomst DBMO) gesloten tussen de Gemeente en Bemmel Recreatie B.V. Volgens de considerans van deze overeenkomst is Bemmel Recreatie B.V. voornemens de exploitatie van het gehuurde onder te brengen bij Laco en geldt al hetgeen staat beschreven in de overeenkomst ten aanzien van huur en exploitatie voor zowel Bemmel Recreatie B.V. als voor Laco.
2.4. Artikel 4 van deze Basisovereenkomst DBMO bevat een opsomming van de contractdocumenten die in onderlinge samenhang de rechten en verplichtingen bepalen die voor partijen uit de overeenkomst voortvloeien. Onder lid 1 sub a wordt de Basisovereenkomst DBMO met inbegrip van de Nota’s van Inlichtingen en het Proces-verbaal van Aanwijzing genoemd, onder lid 1 sub d wordt de Vraagspecificatie genoemd en onder lid 1 sub g de Aanbieding.
2.5. De Nota van Inlichtingen van 18 december 2006 vermeldt onder punt 51:
‘Is er een eenmalige inhaalslag mogelijk met betrekking tot de tarieven in verband met de nieuwbouw, zodat deze meer marktconform worden?
Dit is niet mogelijk ten aanzien van de verschillende verenigingen die gebruik maken van het zwembad. Voor het overige kan de exploitant dit zelf bepalen.’
2.6. In Bijlage 6.1 bij de Vraagspecificatie, ‘6.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden exploitatie’ is onder ‘Tarieven’ (pagina 3) het volgende bepaald:
• Uitgangspunt bij de tarieven van verenigingen/groepen zijn de gehanteerde tarieven door zwembad de Hoenderik en de sporthallen in 2007. De exploitant is gerechtigd deze tarieven jaarlijks te verhogen aan de hand van de jaarlijkse index volgens cpi.
• De exploitant is vrij om de overige tarieven van het zwembad en de sporthal De Bongerd naar eigen inzicht en marktconform vast te stellen.
• Alle (huur-)opbrengsten en gebruiksvergoedingen komen ten gunste van de exploitant.
2.7. In de Aanbieding is onder ‘5.2.8 Tarieven en programmarooster’ het volgende opgenomen, voor zover hier relevant:
‘Uitgangspunten zijn dat alle tarieven vrij zijn, met uitzondering van de tarieven voor scholen en verenigingen. Waarbij wij in nader overleg het tarievenstelsel zullen beoordelen. De indexering van de tarieven voor scholen en verenigingen worden op basis van de index volgens CBS geïndexeerd.’
Van de Aanbieding maakt onderdeel uit de meerjarenexploitatieprognose van Laco.
2.8. Zwemvereniging Thetis en zwemvereniging De Ward maakten gebruik van het zwembad in Bemmel en zijn dat blijven doen na het gereedkomen van het nieuwe zwembad. Voor deze verenigingen gold voor het seizoen 2009/2010 een uurtarief van € 63,15. Voor het seizoen 2010/2011 heeft Laco dit uurtarief verhoogd naar € 88,10 en voor het seizoen 2011/2012 naar € 90,65.
2.9. Bij brief van 4 juni 2010 heeft de Gemeente aan Laco geschreven dat zij het betreurt dat de tarieven voor de lokale zwemverenigingen voor het nieuwe zwembad niet conform afspraak worden gehanteerd en heeft Laco verzocht zich aan de gemaakte afspraken te houden.
2.10. Bij brief van 30 juli 2010 heeft Laco aan de Gemeente geschreven dat zij bij de berekening van het nieuwe uurtarief rekening heeft gehouden met de grotere oppervlakte van 312,5 m² van het nieuwe zwembad (Oude tarief € 63,15 x 312,5/225 = € 87,71).
2.11. Ondanks overleg tussen partijen en overleg tussen Laco en de verenigingen is geen overeenstemming bereikt. Een voorstel van Laco van 20 januari 2011 om het geschil voor te leggen aan een mediator of bindend adviseur heeft de Gemeente afgewezen. Bij brief van 10 mei 2011 heeft de Gemeente Laco verzocht, en zo nodig gesommeerd, om binnen drie weken na de datum van de brief te bevestigen dat zij de afspraken tussen partijen correct zal naleven.
2.12. Bij de stukken bevindt zich een gebruikersovereenkomst van Laco met zwemvereniging Thetis van 31 juli 2011. Artikel 7 van deze overeenkomst luidt:
‘Gebruiker dient zelf zorg te dragen voor voldoende gekwalificeerd personeel dat toezicht houdt, alsmede de artikelen die benodigd zijn bij het verlenen van EHBO.’
3. Het geschil
in conventie
3.1. De Gemeente vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. voor recht zal verklaren dat Laco op basis van de contractdocumenten niet gerechtigd is om de verenigingstarieven voor wat betreft het gebruik van het zwembad de Essenpas te Bemmel te verhogen, en dat onder een dergelijke (ontoelaatbare) verhoging ook wordt begrepen het rekenen van een ander/hoger tarief vanwege de grotere oppervlakte van het nieuwe zwembad;
2. Laco zal verbieden de hiervoor genoemde verenigingstarieven voor gebruik van het zwembad te Bemmel te verhogen op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de overtreding voortduurt of zal gaan voortduren;
3. Laco zal veroordelen om de door haar al gerealiseerde tariefverhogingen ongedaan te maken door de zwemverenigingen te crediteren voor reeds verzonden jaarfacturen gebaseerd op het verhoogde tarief, en hen nieuwe facturen te zenden gebaseerd op het uurtarief dat gold voor het seizoen 2009/2010 (€ 63,15 per uur);
4. Laco zal veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening, alsmede Laco zal veroordelen in de nakosten met een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, met een bedrag van € 199,00 en de eventuele verdere executiekosten.
3.2. De Gemeente baseert haar vorderingen op de tussen Bemmel Recreatie B.V. en de Gemeente gesloten Basisovereenkomst DBMO en de overige contractdocumenten. Op grond van deze contractdocumenten zijn de gehanteerde verenigingstarieven door zwembad ‘de Hoendrik’ en de sporthallen in 2007 het uitgangspunt voor de hoogte van de door Laco te hanteren verenigingstarieven. Deze tarieven mogen jaarlijks worden verhoogd aan de hand van de jaarlijkse consumentenprijsindex (cpi), aldus de Gemeente. In strijd met de tussen partijen geldende contractdocumenten heeft Laco de verenigingstarieven verhoogd dan wel is zij voornemens de verenigingstarieven te gaan verhogen.
3.3. Laco voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. Laco vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de veroordeling van de Gemeente tot betaling van € 32.126,00, vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten.
3.5. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat de Gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst met betrekking tot het ‘oude’ zwembad de Hoenderik. Hierdoor zou Laco € 32.126,00 schade hebben geleden.
3.6. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Laco heeft aangevoerd dat de Gemeente niet-ontvankelijk dient te worden verklaard bij gebrek aan belang bij haar vorderingen aangezien deze vorderingen betrekking hebben op tarieven die aan een derde in rekening worden gebracht. Dit verweer wordt gepasseerd. Indien komt vast te staan dat Laco de onderhavige verplichting heeft aanvaard, kan de Gemeente daarvan in beginsel nakoming vorderen, ook indien met name de zwemverenigingen gebaat zouden zijn bij nakoming van die verplichting. Daarbij komt dat het belang van de Gemeente bij nakoming van de onderhavige verplichting door Laco evident is en ter comparitie uitvoerig is toegelicht. De Gemeente wil haar twee zwemverenigingen behouden en wil door het beheersen van de tarieven die Laco hanteert voor het gebruik van het zwembad voorkomen dat die verenigingen uitwijken naar omliggende gemeenten.
4.2. Subsidiair heeft Laco aangevoerd dat de Gemeente in verzuim verkeert aangezien zij in strijd met artikel 78 van de Basisovereenkomst DBMO heeft gehandeld. Dit verweer slaagt niet. In genoemd artikel wordt bepaald dat partijen zich zullen inzetten om alle eventuele geschillen in goed overleg op te lossen. Uit de stukken is genoegzaam gebleken dat de Gemeente dit heeft getracht. Mediation vereist vrijwillige medewerking van beide partijen en anders dan Laco suggereert verplicht de Basisovereenkomst DBMO partijen dan ook niet om hieraan mee te werken. Aangezien de Basisovereenkomst DBMO partijen evenmin verplicht om in te stemmen met het voorleggen van eventuele geschillen aan een bindend adviseur, is op dit punt van enig tekortschieten van de zijde van de Gemeente geen sprake.
4.3. Voorts heeft Laco aangevoerd dat niet kan worden gesproken van een (dreigende) tekortkoming nu zij de nieuwe tarieven nog niet heeft afgedwongen. Deze stelling wordt gepasseerd nu als onweersproken vaststaat dat Laco volgens het hogere tarief heeft gefactureerd, nog steeds aanspraak maakt op betaling van dat hogere tarief en geen creditnota’s heeft gestuurd.
4.4. Voorts heeft Laco aangevoerd dat zij de afspraken correct naleeft en er om twee redenen geen sprake is van een ontoelaatbare tariefverhoging:
a. Zij heeft het grotere wateroppervlak van het nieuwe zwembad verdisconteerd in de hoogte van het tarief. Het tarief per m² zwemwater is hetzelfde gebleven. Ter comparitie heeft zij gesteld dat zij ervan is uitgegaan dat met ‘gehanteerde tarieven’ werd gedoeld op de tarieven die per m² zwembadwater golden. Zij is daar vanuit gegaan aangezien zij die uitleg redelijk vindt. De verenigingen hebben immers meer genot van het nieuwe grotere zwembad en Laco wordt geconfronteerd met meer onderhoudskosten. Zij betwist dat de verhoging dient te worden beschouwd als een eenmalige inhaalslag om de tarieven meer marktconform te maken, zoals omschreven in de Nota van Inlichtingen, aangezien deze nog steeds niet marktconform zijn.
b. Zij draagt in het nieuwe zwembad zorg voor het toezicht terwijl dit in de oude situatie de verantwoordelijkheid was van de verenigingen zelf.
4.5. De Gemeente heeft dit verweer van Laco als volgt weerlegd. Bij de aanbesteding was de grotere oppervlakte van het nieuwe zwembad reeds bekend. De oppervlakte van het nieuwe zwembad in combinatie met de hantering van de verenigingstarieven van het bestaande zwembad was uitgangspunt bij de aanbesteding. Hoewel Laco wist van de grotere omvang van het zwembad, heeft zij niet aan de Gemeente gevraagd of zij om die reden een inhaalslag zou mogen maken voor wat betreft de tarieven. Het nieuwe zwembad is er gekomen voor de twee zwemverenigingen die in het oude zwembad vanwege de afmetingen daarvan geen wedstrijden konden organiseren. De Gemeente wilde hen voor de gemeente behouden en heeft tijdens het hele aanbestedingstraject dan ook schriftelijk en mondeling gecommuniceerd dat zij veel belang hechte aan het gelijk blijven van de tarieven. Tot deze procedure is van een gebruiksvergoeding per m² nooit ter sprake geweest en is altijd gesproken over de tarieven die Laco per uur aan de verenigingen in rekening mocht brengen. Ten aanzien van de wettelijke verplichting om in voldoende mate toezicht uit te oefenen in een zwembad heeft geen wijziging plaatsgevonden en ook feitelijk is er niets veranderd.
4.6. In geschil is, gelet op het voorgaande, welke betekenis moet worden toegekend aan de zinsnede ‘uitgangspunt bij de tarieven van verenigingen/groepen zijn de gehanteerde tarieven door zwembad de Hoenderik en de sporthallen in 2007’, zoals bepaald in Bijlage 6.1 bij de Vraagspecificatie.
De stelling van Laco dat vanwege de in artikel 4 lid 2 van de Basisovereenkomt DBMO aangegeven rangorde, niet de Vraagspecificatie maar haar Aanbieding bepalend is voor de uitleg van haar verplichting ten aanzien van het te hanteren verenigingstarief, gaat niet op. De in artikel 4 lid 2 genoemde situatie, te weten de situatie waarin de contractdocumenten onderling tegenstrijdig zijn, doet zich hier niet voor. De Aanbieding vermeldt immers ook dat de tarieven voor scholen en verenigingen een uitzondering vormen op het uitgangspunt dat de tarieven vrij zijn.
4.7. Wat bedoeld wordt met ‘de gehanteerde tarieven door zwembad de Hoenderik’ is een kwestie van uitleg. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen en de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan het beding waarvan nakoming wordt gevorderd en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Haviltex). Bij de uitleg van de overeenkomst spelen ook de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een rol (HR 1 oktober 2004, NJ 2005, 499, TCM/Gesink). In praktisch opzicht is bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst vaak wel van groot belang de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben (HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493. DSM/Fox).
4.8. De rechtbank is van oordeel dat de woorden ‘de gehanteerde tarieven’ in de onderhavige context redelijkerwijs niet anders begrepen kunnen worden dan de uurtarieven zoals die door zwembad de Hoenderik werden gehanteerd voordat dit zwembad is gesloten. De component oppervlakte komt in de tekst van de contractdocumenten niet voor. Voorts heeft de Gemeente onweersproken gesteld dat partijen voorafgaand en ten tijde van het sluiten van de Basisovereenkomst DBMO nooit hebben gesproken over een gebruiksvergoeding per m² maar altijd hebben gesproken over een uurtarief. Dit wordt dan ook als vaststaand aangenomen. Uit de overgelegde factuur die de Hoenderik voor het seizoen 2009/2010 aan Zwemclub de Ward heeft verstuurd (productie 13 bij dagvaarding) is het totaal verschuldigde bedrag ook berekend door het aantal uren dat de zwemclub gebruik maakte van het zwembad te vermenigvuldigen met het uurtarief van € 63,15. Blijkens de nadien door Laco verzonden facturen en de overgelegde gebruiksovereenkomst met zwemvereniging Thetis, berekent ook Laco de door de verenigingen verschuldigde vergoeding door het aantal uren te vermenigvuldigen met het door haar gehanteerde uurtarief. Een referentie aan het aantal m² dat de verenigingen in gebruik hebben is nergens terug te vinden. Op basis van het voorgaande moet ‘de gehanteerde tarieven’ dan ook worden uitgelegd als de (door de Hoenderik) gehanteerde uurtarieven.
4.9. Ter comparitie heeft Laco nog betoogd dat zij ervan is uitgegaan dat de verenigingen in de nieuwe situatie slechts het oude aantal m² zouden gaan afnemen en dat zij zich vrij achtte het uurtarief te verhogen toen bleek dat de verenigingen het hele zwembad wilden gebruiken. Dit zou verklaren waarom Laco in haar meerjarenbegroting, die onderdeel uitmaakte van de Aanbieding van Laco, slechts heeft voorzien in verhogingen conform de consumentenprijsindex, aldus Laco.
De rechtbank is met de Gemeente van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn op grond waarvan Laco heeft mogen verwachten dat de verplichting om maximaal de oude (geïndexeerde) uurtarieven te hanteren slechts gold indien de verenigingen de oude zwembadoppervlakte bleven gebruiken. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, is voor en bij het aangaan van de Basisovereenkomst DBMO nooit over het aantal te gebruiken m² gesproken. Dit is ook begrijpelijk in aanmerking nemende dat Laco ermee bekend was dat de verenigingen met het oude zwembad te weinig oppervlakte hadden om hun sport professioneel te kunnen beoefenen. Het is dan ook niet aannemelijk dat Laco er ten tijde van de aanbesteding vanuit is gegaan dat de verenigingen slechts het oude aantal m² zouden gaan huren en niet het hele zwembad, althans heeft zij daar niet op mogen vertrouwen.
4.10. Voorts heeft Laco nog een aantal argumenten genoemd waarom het redelijk zou zijn om de door haar bepleite tariefverhoging toe te staan. Voor zover Laco hiermee bedoeld heeft een beroep te doen op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 1 BW, kan ook dit beroep niet slagen. Laco heeft erop gewezen dat in een groter zwembad meer kinderen kunnen zwemmen, dat een zwemvereniging meer genot heeft van een groter zwembad en dat een groter zwembad hogere onderhoudskosten met zich meebrengt. Laco was echter op de hoogte van de omvang van het zwembad ten tijde van de aanbesteding en heeft bij haar aanbieding of bij het aangaan van de Basisovereenkomst DBMO geen voorbehoud laten opnemen ten aanzien van dit aspect. Gesteld noch gebleken is evenmin dat zij een eenmalige verhoging van de tarieven in verband met de oppervlakte van het zwembad onderwerp van gesprek heeft gemaakt met de Gemeente. Ook het door Laco gestelde toegenomen toezicht kan geen tariefverhoging rechtvaardigen, nog daargelaten dat de Gemeente met het overleggen van de gebruikersovereenkomst van 31 juli 2011 de stelling van Laco heeft weerlegd dat de zwemverenigingen thans niet meer verantwoordelijk zouden zijn voor het wettelijk verplichte toezicht. Uit artikel 7 blijkt immers dat de vereniging zelf dient zorg te dragen voor toezicht.
Onder deze omstandigheden is geen plaats voor toepassing van artikel 6:248 lid 1 BW.
4.11. De slotsom van het voorgaande is dat als tussen partijen overeengekomen heeft te gelden dat Laco voor het gebruik van het (volledige) nieuwe zwembad in relatie tot de zwemverenigingen dezelfde uurtarieven dient te hanteren als de Hoenderik deed (€ 63,15 per uur), dat slechts verhogingen conform de consumentenprijsindex zijn toegestaan en een eenmalige tariefverhoging vanwege de grotere oppervlakte van het nieuwe zwembad niet is toegestaan.
4.12. De vordering sub 1 (zie onder 3.1) is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat aan de gevorderde verklaring zal worden toegevoegd welk uitgangspunt ten aanzien van de tarieven heeft te gelden aangezien anders mogelijk onduidelijk is of er al dan niet sprake is van een verhoging. Voor recht zal dan ook worden verklaard dat op basis van de contractdocumenten als uitgangspunt bij de verenigingstarieven geldt het door de Hoenderik gehanteerde tarief van € 63,15 per uur, dat Laco niet gerechtigd is om de verenigingstarieven voor wat betreft het gebruik van het zwembad de Essenplas te Bemmel te verhogen, anders dan de indexering conform de consumentenprijsindex, en dat onder een dergelijke (ontoelaatbare) verhoging ook wordt begrepen het rekenen van een ander/hoger tarief vanwege de grotere oppervlakte van het nieuwe zwembad.
4.13. Uit het voorgaande volgt dat het sub 2 gevorderde verbod om de verenigingstarieven te verhogen op straffe van een dwangsom toewijsbaar is, evenals het gevorderde sub 3, de veroordeling tot het verzenden van creditfacturen en nieuwe facturen conform het juiste uurtarief. Vast is immers komen te staan dat Laco de tarieven reeds heeft verhoogd en Laco zal derhalve de reeds verzonden facturen dienen te corrigeren teneinde aan de veroordeling te kunnen voldoen. Een redelijke uitleg van het petitum brengt mee dat de gevorderde dwangsom ook geacht mag worden tot naleving van het gevorderde sub 3 te strekken.
4.14. Laco maakt bezwaar tegen de dwangsom en de hoogte daarvan. Zij stelt dat er geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat zij niet zou voldoen aan een toewijzend vonnis en stelt dat de hoogte van de dwangsom in geen enkele reële verhouding staat tot het betrokken belang. Dit verweer wordt gepasseerd. De Gemeente heeft er belang bij om naleving van de hoofdveroordeling te kunnen afdwingen en de hoogte van de dwangsom acht de rechtbank niet disproportioneel.
4.15. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het gevorderde sub 3, de veroordeling tot het verzenden van creditfacturen en nieuwe facturen conform het juiste uurtarief, toewijsbaar met dien verstande dat hieraan zal worden toegevoegd: ‘geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex’.
4.16. Laco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- dagvaarding € 94,97
- griffierecht 560,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.558,97
4.17. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.18. Naar het oordeel van de rechtbank betreft de vordering een onderwerp dat op grond van art. 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. De grondslag voor de gevorderde veroordeling tot betaling van schadevergoeding is immers gelegen in de huurovereenkomst. De rechter heeft partijen tijdens de comparitie reeds voorgehouden dat de zaak moet worden verwezen naar de kantonrechter zodat partijen reeds de gelegenheid hebben gehad om zich hierover uit te laten.
4.19. Nu Laco haar vordering niet heeft ingediend bij de kamer voor kantonzaken, zal de rechtbank de zaak op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve naar die kamer verwijzen.
Aangezien er geen samenhang bestaat tussen de huurzaak en de zaak die in conventie aan de orde is, zal alleen de huurzaak naar de kamer voor kantonzaken worden verwezen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart voor recht dat op basis van de contractdocumenten als uitgangspunt bij de verenigingstarieven geldt het door de Hoenderik gehanteerde tarief van € 63,15 per uur, dat Laco niet gerechtigd is om de verenigingstarieven voor wat betreft het gebruik van het zwembad de Essenplas te Bemmel te verhogen, anders dan de indexering conform de consumentenprijsindex, en dat onder een dergelijke (ontoelaatbare) verhoging ook wordt begrepen het rekenen van een ander/hoger tarief vanwege de grotere oppervlakte van het nieuwe zwembad;
5.2. verbiedt Laco de onder 5.1 genoemde verenigingstarieven voor gebruik van het zwembad te Bemmel te verhogen en veroordeelt Laco om de door haar al gerealiseerde tariefverhogingen ongedaan te maken door de zwemverenigingen te crediteren voor reeds verzonden jaarfacturen gebaseerd op het verhoogde tarief, en hen nieuwe facturen te zenden gebaseerd op het uurtarief dat gold voor het seizoen 2009/2010 (€ 63,15 per uur), geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex;
5.3. veroordeelt Laco om aan de Gemeente een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.4. veroordeelt Laco in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.558,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de 14de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. veroordeelt Laco in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Laco niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Nijmegen, op vrijdag 14 september 2012 om 10.30 uur,
5.9. wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.10. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.11. wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.