ECLI:NL:RBARN:2012:BX7949

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901095-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en wapenbezit na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 31 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en wapenbezit. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 427.231, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor crimineel handelen en illegale inkomsten. De kasopstelling die door de politie was opgesteld, gaf een vertekend beeld van de financiële situatie van de verdachte, die onder andere handelde in tweedehands auto’s en legale inkomsten had uit kamerverhuur en stalverhuur. De rechtbank concludeerde dat de stelling dat de verdachte illegale inkomsten moest hebben om zijn uitgaven te verklaren, niet kon worden onderbouwd met de beschikbare bewijsmiddelen.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van oktober 2010 tot en met november 2011 een pistool en munitie van categorie III voorhanden had, evenals een enkelloops hagelgeweer met munitie van categorie II. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het bewijs onrechtmatig was verkregen en achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de feiten. De verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen werd verworpen, omdat deze gebaseerd was op het witwassen waarvan de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat het in Nederland niet is toegestaan om wapens aan te schaffen uit angst voor overvallen, en dat de kans op misbruik van wapens groot is. De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechtbank omgaat met bewijsvoering en de beoordeling van de financiële situatie van verdachten in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/901095-10
Datum zitting : 17 februari 2012, 23 maart 2012, 15 juni 2012 en 17 augustus 2012
Datum uitspraak : 31 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadslieden : mrs. G. Spong en M. Lochs, advocaten te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met de maand oktober 2011, te Millingen aan de Rijn en/of te Nijmegen en/of te Groesbeek en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader stelselmatig en/of op meer, althans een aantal tijdippen
in voormelde periode (telkens) een aantal voorwerpen, te weten
a. een woning/pand [adres], te Goesbeek en/of bijbehorende grond en/of bijgebouwen en/of
b. een woning/pand, [adres] te Millingen aan de Rijn en/of bijbehorende grond en/of bijgebouwen en/of
c. een aantal sieraden ((waaronder o.a. 4 (gouden) kettingen, 6 (gouden) ringen, 2 (zilveren) ringen, 3 (gouden) armbanden, een hangertje)) en/of 3, althans een aantal horloges (waaronder o.a. een cartier horloge, een rado horloge, een quarts horloge) en/of een of meer andere sieraden en/of
d. een hoeveelheid van 27, althans een aantal (Engelse) auto's (waaronder o.a. 17 mg's, kentekens [14 kentekens], een rode mg zonder kenteken, een zwarte mg zonder kenteken, een zilveren mg zonder kenteken en/of 4 Jaguars, kentekens [3 kentekens] en/of een zilverkleurige yaguar zonder kenteken en/of 1 aston Martin kenteken [kenteken]
en/of 4 Rolls Royces kentekens [4 kentekens] en/of een
Bentley kenteken [kenteken] en/of
e. 2, althans een aantal vee(g)auto's en/of
f. een auto, een mercedes 600 pullman en/of een auto, rode mercedes 600 en/of een grijze mercedes zonder kenteken en/of
g. 3, althans een aantal auto's, te weten een mercedes 280 [kenteken] en/of een mercedes 280 [kenteken] en/of een mercedes 280GE [kenteken] en/of
h. een paardentrailer, Weijer, kenteken [kenteken] en/of
i. een heftruck (hyster) en/of
j. een zitmaaier (turbo kut) en/of
k. een tractor (case 1394) en/of
l. een auto, mercedes kenteken [kenteken] en/of
m. een of meer andere goederen en/of in elk geval meerdere geldbedragen optellend tot een groot geldbedrag (van totaal ongeveer 427.231,16 euro), zijnde het onverklaarbare verschil tussen de contante uitgaven en de vastgestelde contante inkomsten,
verworven, voorhanden gehad, overgdragen en/of omgezet en/of voor een aantal voorwerpen, te weten de gelden en/of goederen hierboven vermeld onder a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g en/of h en/of i en/of j en/of k en/of l en/of m gebruik gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met de maand oktober 2011, te Nijmegen en/of te Groesbeek en/of te Millingen aan de Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een aantal voorwerpen, te weten
a. een woning/pand [adres], te Goesbeek en/of bijbehorende grond en/of bijgebouwen en/of
b. een woning/pand, [adres] te Millingen aan de Rijn en/of bijbehorende grond en/of bijgebouwen en/of
c. een aantal sieraden ((waaronder o.a. 4 (gouden) kettingen, 6 (gouden) ringen, 2 (zilveren) ringen, 3 (gouden) armbanden, een hangertje)) en/of 3, althans een aantal horloges (waaronder o.a. een cartier horloge, een rado horloge, een quarts horloge) en/of een of meer andere sieraden en/of
d. een hoeveelheid van 27, althans een aantal (Engelse) auto's (waaronder o.a. 17 mg's kentekens [14 kentekens], een rode mg zonder kenteken, een zwarte mg zonder kenteken, een zilveren mg zonder kenteken en/of 4 Jaguars kentekens [3 kentekens] en/of een zilverkleurige yaguar zonder kenteken en/of 1 aston Martin kenteken [kenteken]
en/of 4 Rolls Royces kentekens [4 kentekens] en/of een
Bentley kenteken [kenteken] en/of
e. 2, althans een aantal vee(g)auto's (welke behoorden bij de bedrijfsvoorraad) en/of
f. een auto, een mercedes 600 pullman en/of een auto, rode mercedes 600 en/of een grijze mercedes zonder kenteken en/of
g. 3, althans een aantal auto's, te weten een mercedes 280 [kenteken] en/of een mercedes 280 [kenteken] en/of een mercedes 280GE [kenteken] en/of
h. een paardentrailer, Weijer, kenteken [kenteken] en/of
i. een heftruck (hyster) en/of
j. een zitmaaier (turbo kut) en/of
k. een tractor (case 1394) en/of
l. een auto, mercedes kenteken [kenteken] en/of
m. een of meer andere goederen en/of geldbedragen, in elk geval meerdere geldbedragen, optellend tot een groot geldbedrag (van totaal ongeveer 427.231,16 euro) zijnde het onverklaarbare verschil tussen de contante uitgaven en de vastgestelde contante inkomsten,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van een aantal voorwerpen, te weten de gelden en/of goederen hierboven vermeld onder a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g en/of h en/of i en/of j en/of k en/of l en/of m, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij/hij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand oktober 2010 tot en met 2 november 2011 te Millingen aan de Rijn, in elk geval in de gemeente Millingen aan de Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Smith & Wesson/kaliber 9mm), en/of munitie van categorie III, te weten 31, althans een aantal stuks munitie/patronen (, type volmantel/kaliber 9mm/merk geco), voorhanden heeft gehad.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand oktober 2010 tot en met 2 november 2011 te Millingen aan de Rijn, in elk geval in de gemeente Millingen aan de Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II danwel van categorie III, te weten een
(enkelloops) hagelgeweer (merk Winchester/type Riotgun) met ingekorte loop, en/of munitie van categorie III, te weten 2, althans een aantal stuks munitie, te weten hagelpatronen (kaliber 12), voorhanden heeft gehad.
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand oktober 2010 te Millingen aan de Rijn en/of te Malden en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk (een) grote hoeveelheden/hoeveelheid aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] Millingen aan de Rijn)te weten een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 47,44 kilo hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 17 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mrs. G. Spong en M. Lochs, advocaten te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadslieden hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs hetgeen als onherstelbaar vormverzuim op grond van artikel 359 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, moet leiden tot bewijsuitsluiting voor alle feiten maar in ieder geval voor de feiten 1 en 4. De verdediging heeft daartoe, kort zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Naar aanleiding van een overval op verdachte heeft de politie sporenonderzoek verricht. Tijdens dat onderzoek roken verbalisanten een weedlucht. Verbalisanten zijn vervolgens op onderzoek uitgegaan en troffen op zeker moment een "geheime" bergplaats aan die alleen bereikt kon worden door het nodige breekwerk te verrichten. Naast deze "geheime" bergplaats werd ook een ventilatierooster ontdekt waardoor het geluid van een ventilator hoorbaar was. De ruimte waarin de hennep werd aangetroffen konden verbalisanten alleen betreden door middel van verbreking, althans door met kracht de voerbakken van de paarden te verwijderen en een daarachter gelegen stenen deur te openen. Naar het oordeel van de verdediging waren verbalisanten op dat moment niet meer bezig met het sporenonderzoek in verband met de overval, maar met de opsporing van een vermoedelijke hennepkwekerij. Zij verrichtten een stelselmatig en gericht onderzoek en van een voortgezette toepassing van dwangmiddelen na binnentreden was geen sprake. Verbalisanten hadden op grond van artikel 9, eerste lid van de Opiumwet weliswaar de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen en het aldaar zoekend rondkijken en in beslag nemen van voor de hand liggende voorwerpen, maar enige doorzoekingsbevoegdheid levert artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet niet op en het door verbalisanten verrichtte onderzoek kan niet anders worden beschouwd dan een grondige en uitgebreide doorzoeking. De vondst van hennep kon immers slechts worden gedaan door middel van een stelselmatig en gericht onderzoek van de woning en schuren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer omdat de verbalisanten rechtmatig hebben gehandeld. Hun handelen moet worden geduid als het zich verschaffen van doorgang door een woning, na binnentreding.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Met de raadsman is de rechtbank van mening dat verbalisanten een redelijk vermoeden van schuld konden hebben voor wat betreft een overtreding van de Opiumwet, immers zij roken in één van de schuren een weedlucht en constateerden een ventilatierooster vanwaar het geluid van een in werking zijnde ventilator te horen was. Anders dan de raadsman betoogt, kan het geluid van een ventilator in combinatie met een weedlucht wel degelijk van belang zijn voor het ontwikkelen van een dergelijke verdenking nu het een feit van algemene bekendheid is dat bij hennepkwekerijen vaak ventilatoren worden gebruikt. Daarnaast was bekend dat verdachte antecedenten op het gebied van de Opiumwet had. Verbalisanten zijn op zoek gegaan naar de bron van het geluid en kwamen via een gat in de zoldervloer van een andere schuur in een ruimte waar spullen lagen opgeslagen die normaliter (kunnen) worden gebruikt in een hennepkwekerij. Door een nieuw aangebouwde muur liepen electriciteitsdraden naar de daarachter gelegen, niet toegankelijke ruimte, waar ook het ventilatorgeluid vandaan kwam. Verbalisanten constateerden dat aan de binnenzijde van de schuur een verschil in diepte van 2 meter was tussen twee grenzende muren, terwijl aan de buitenzijde die muren gelijk liepen. Daaruit ontstond het vermoeden van een verborgen ruimte. Verbalisanten zagen in één van de garages een voerbak aan de muur hangen. Zij haalden deze voerbak naar voren en zagen toen een soort deur, gemaakt van dezelfde stenen als de muur. Deze deur hebben zijn geopend en daarachter was een ruimte gelegen, waarin zij henneptoppen aantroffen alsmede in werking zijnde droogkachels (proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2010, pag. 2934).
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet heeft de politie de bevoegdheid, zo sprake is van een redelijk vermoeden van schuld, om alle ruimten te betreden, ook ruimten achter eventueel gesloten of moeilijk toegankelijke deuren, waar zij een overtreding van de Opiumwet vermoeden. Eventuele obstakels die de doorgang naar een volgende ruimte belemmeren, mogen worden verwijderd (vgl. HR 18 november 2003, NJ 2007, 8, LJN AL6238). Van enige "doorzoeking", zoals de raadsman stelt, is geen sprake; er zijn geen opbergruimtes, kasten of laden geopend (HR 21 december 2010, NJ 2011, 24; LJN BO8202). Na het betreden van de betreffende ruimte (ook als dat een "geheime" ruimte betreft gelet op de wijze van het verborgen trachtten te houden van de toegangsdeur) heeft de politie geen doorzoeking verricht maar werd de hennep direct zichtbaar voor een ieder aangetroffen en inbeslaggenomen.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zoals primair tenlastegelegd. De officier van justitie stelt daarbij, kort zakelijk weergegeven, dat de gemaakte kasopstelling voldoende duidelijk en onderbouwd is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken nu, kort zakelijk weergegeven, de gebruikte (eenvoudige) kasopstelling ontoelaatbaar althans ontoereikend is om tot een veroordeling van witwassen te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de kasopstelling, zoals die is opgesteld door het onderzoeksteam van de politie, komt naar voren dat verdachte (tezamen met zijn gezinsleden) in de periode van 1 januari 2005 tot en met oktober 2011 aanzienlijk meer contante uitgaven heeft gedaan dan er aan aanwijsbaar legale contante inkomsten is binnengekomen. Het verschil ten bedrage van € 427.231,16 zou alleen kunnen worden verklaard doordat verdachte zich heeft bezig gehouden met illegale activiteiten, waarbij kan worden gewezen op de hennepteelt. Er is immers een grote hoeveelheid te drogen henneptoppen bij verdachte aangetroffen en hij is in het verleden veroordeeld voor hennepteelt.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Verdachte handelt al sinds jaar en dag in tweede hands auto's. Hij heeft hiervoor het eenmansbedrijf handelsonderneming [naam] opgericht. Voor de periode 1 januari 2005 tot 1 april 2007 heeft hij een kasboek bijgehouden, dat echter verre van volledig en precies is. Daarnaast of vervolgens heeft verdachte naar eigen zeggen gehandeld met auto's uit Duitsland. Die handel werd niet vermeld in dit of enig ander kasboek, omdat dit volgens verdachte een 'privéhandel' was, buiten de handelsonderneming om. Verdachte ziet er echter aan voorbij dat ook deze handel gewoon handel is, waarvoor investeringen worden gedaan en waaruit inkomsten worden gegenereerd en in zoverre relevant is voor de onderhavige strafzaak. Deze partij in Duitsland gestalde auto's vormde het startkapitaal voor een handel in Engelse auto (vooral oldtimers), die verdachte in 2011 via een Engelse veilingsite kocht, naar Nederland transporteerde en hier restaureerde om uiteindelijk weer te verkopen.
De handel in tweedehands auto's, zo heeft verdachte verklaard, gebeurt goeddeels contant en er wordt niet veel gebruik gemaakt van het bancaire geldverkeer, een stelling die naar het oordeel van de rechtbank door algemene ervaringsregels wordt bevestigd. Vvoor een deel werden investeringen in en opbrengsten uit de autohandel (met name de handel in Engelse auto's) echter wel bancair geregeld en niet uitsluitend contant. Deze transacties blijven echter buiten beschouwing in de kasopstelling, waarin immers uitsluitend contant betalingsverkeer is verwerkt.
Daarnaast heeft verdachte ook legale inkomsten gehad uit de verhuur van zijn oude woning en van paardenstallen. Deze huurpenningen zijn evenwel goeddeels per bank betaald en blijven daardoor eveneens buiten beeld. De rechtbank acht het aannemelijk dat de kasopstelling daarom een vertekend beeld geeft van de financiële handel en wandel van verdachte.
In het strafrechtelijk onderzoek is veel nadruk gelegd op de waardestijging van de woning [adres]. Deze is in april 2005 aangekocht voor € 426.693, een taxatierapport vermeldde een waarde van € 410.000, gezien de slechte staat van onderhoud. In 2009 werd de woning getaxeerd op € 875.000. Een derglijke waardestijging moet wel zijn veroorzaakt door zeer forse verbouwingen en investeringen door verdachte, zo is de gedachte die in het dossier naar voren komt, en die verbouwingen moeten wel zijn bekostigd uit illegale activiteiten, zo is de impliciete suggestie. Feitelijk zijn er facturen aangetroffen die kunnen worden gerelateerd aan de verbouwing, tot een bedrag van € 50.662, onder meer betrekking hebbend op de aanschaf van kozijnen, vernieuwing van het dak en talloze kassabonnen van bouwmaterieel bij de groothandel alsmede facturen tot € 10.577 voor de aanleg van een zwembad. Verdachte heeft verklaard dat hij veelal slechts de materialen kocht en de verbouwing zelf heeft uitgevoerd, al dan niet met behulp van familie, vrienden en kennissen, die hiervoor niet betaald hoefden te worden. Dat is op zichzelf niet ongebruikelijk en in het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden die erop wijzen dat dit niet waar zou zijn. Voorts wordt in het dossier volledig voorbijgegaan aan de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt in de relevante periode, waarbij -toen nog wel- substantiële waardestijgingen, zeker voor grote, vrijstaande panden, niet ongewoon waren.
Een zeer groot deel van de in aanmerking genomen contante uitgaven bestaat uit kasstortingen (storting van contant geld op een bankrekening van verdachte), te weten het bedrag van € 310.970. De herkomst daarvan is veelal niet bekend geworden, maar gezien de handelsactiviteiten van verdachte en zijn wijze van zakendoen, is bepaald niet uitgesloten dat een substantieel deel hiervan afkomstig is uit de verkoop van tweedehands auto's.
Mede door de gebrekkige boekhouding van de handelsactiviteiten en het gegeven dat voor een deel van deze handel helemaal geen boekhouding beschikbaar is, bestaat er onvoldoende duidelijkheid over de omvang van deze handel in tweedehands auto's. Dat betekent echter nog niet dat het verschil tussen uitgaven en ontvangsten dús afkomstig moet zijn uit misdrijven, zoals het verwijt luidt.
Verdachte is in 2000, in 2004 en in 2006 veroordeeld ter zake van hennepteelt, telkens tot een werkstraf, en in okt 2010 is een partij henneptoppen bij hem aangetroffen, die verdachte namens een ander zou drogen tegen een vergoeding van € 1.500. Voor het overige bevat het dossier geen aanknopingspunten voor het verwijt dat verdachte al die tijd gewoon is doorgegaan met de hennepteelt, noch komen er op enigerlei wijze strafbare gedragingen in beeld, waaruit verdachte het onverklaarbaar geachte deel van de vastgestelde uitgaven zou hebben kunnen bekostigen. Verdachte hield een slorige boekhouding bij, als hij al een boekhouding bijhield, en het is niet uitgesloten dat hij net zo slordig was met het doen van belastingaangifte. Dit levert echter op zichzelf geen aanwijzingen op voor witwassen.
Gelet op de onduidelijkheden die de gehanteerde methode van kasopstelling meebrengen omtrent de uitgaven en (met name) de inkomsten (uit de autohandel en ook anderszins) en gelet op het ontbreken van aanwijzingen dat verdachte het -vermeende- tekort aan legale inkomsten heeft aangevuld uit crimineel handelen, moet de stelling dat "het niet anders kan dan dat er sprake is van criminele inkomsten" van de hand worden gewezen en is de rechtbank niet overtuigd dat verdachte de in de tenlastelegging opgesomde goederen en geldbedragen heeft witgewassen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2010 tot en met 2 november 2011 heeft verdachte, te Millingen aan de Rijn, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Smith & Wesson, kaliber 9 mm en munitie van categorie III, te weten 31 stuks munitie, type volmantel kaliber 9 mm van het merk Geco, voorhanden gehad.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, omdat sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, vrijspraak bepleit.
Conclusie
De rechtbank heeft het onrechtmatig bewijsverweer van de verdediging verworpen. Verdachte bekent het feit en mede gelet op de onder "de feiten" in de voetnoot aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2010 tot en met 2 november 2011 te Millingen aan de Rijn, een wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Smith & Wesson/kaliber 9mm), en munitie van categorie III, te weten 31, stuks munitie/patronen (type volmantel/kaliber 9mm/merk geco), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2010 tot en met 2 november 2011 heeft verdachte, te Millingen aan de Rijn, een wapen van categorie II, te weten een enkelloops hagelgeweer van het merk Winchester, type Riotgun met ingekorte loop en munitie van categorie III, te weten 2 hagelpatronen kaliber 12, voorhanden gehad.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, omdat sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, vrijspraak bepleit.
Conclusie
De rechtbank heeft het onrechtmatig bewijsverweer van de verdediging verworpen. Verdachte bekent het feit en mede gelet op de onder "de feiten" in de voetnoot aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2010 tot en met 2 november 2011 te Millingen aan de Rijn, een wapen van categorie II, te weten een enkelloops hagelgeweer (merk Winchester/type Riotgun) met ingekorte loop, en munitie van categorie III, te weten 2, stuks munitie, te weten hagelpatronen (kaliber 12), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2010 heeft verdachte, te Millingen aan de Rijn opzettelijk een grote hoeveelheid van ongeveer 47,44 kilo natte hennep in een pand aan de [adres] aanwezig gehad; hij was daarvan op de hoogte.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van hennep.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, omdat sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, vrijspraak bepleit.
Conclusie
De rechtbank heeft het onrechtmatig bewijsverweer van de verdediging verworpen. Verdachte bekent het feit en mede gelet op de onder "de feiten" in de voetnoot aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
4.
hij op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2010 te Millingen aan de Rijn opzettelijk een grote hoeveelheid aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] Millingen aan de Rijn) te weten een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
(ten aanzien van de munitie)
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
(ten aanzien van het wapen)
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van het pand aan de [adres] te Millingen aan de Rijn alsmede alle inbeslaggenomen voertuigen. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege het feit dat witwassen een delict is dat ons economisch verkeer bedreigt, concurrentievervalsing veroorzaakt, geldstromen niet traceerbaar maakt en de integriteit van onze samenleving aantast en ondermijnt. Dat grote illegale contante geldstromen gepaard kunnen gaan met ernstig geweld, zoals gewelddadige en gewapende overvallen op woningen, lijkt ook in de onderhavige casus te hebben gespeeld. Gelet op de omvang en de duur van het gewoontewitwassen is een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats. Voorts is er nog sprake van wapenbezit en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid gedroogde hennep en heeft verdachte uitgebreide documentatie onder meer ter zake hennepcriminaliteit.
Het standpunt van de verdediging
Een strafmatigend effect dient uit te gaan van de omstandigheid dat aannemelijk is dat een groot deel van het witgewassen geld niet afkomstig is van, bijvoorbeeld, drugshandel, maar van niet opgegeven inkomsten uit legale autohandel. Mede gelet op de grote gevolgen die deze strafzaak al heeft gehad voor verdachte en zijn gezin en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, verzoekt de verdediging om voor wat betreft het onvoorwaardelijk strafdeel te volstaan met een periode gelijk aan de in voorarrest doorgebrachte tijd.
De verdediging verzet zich tegen de door de officier van justitie gevorderde verbeurdverklaring. De officier van justitie heeft een ontnemingsprocedure aangekondigd en op het thans te verbeurdverklaren beslag rust conservatoir beslag. Het nu verbeurdverklaren van deze goederen moet gezien worden als een verkapte ontneming.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 05 juli 2012, en
* een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland d.d. 22 december 2011, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het zwaartepunt in de eis van de officier van justitie zit in het naar zijn mening bewezen feit 1 primair. Zoals hiervoor overwogen zal de rechtbank verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken. Dit maakt dat de straf aanzienlijk lager zal uitvallen dan door de officier van justitie geëist.
Niet alleen heeft verdachte een grote hoeveelheid hennep voorhanden gehad terwijl hij in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake soortgelijke feiten, ook heeft verdachte een tweetal wapens tot zijn beschikking gehad. Hoewel de reden waarom verdachte deze wapen had te begrijpen is (hij wilde zichzelf en zijn gezin beschermen tegen een nieuwe gewapende overval), kan en mag het in Nederland niet zo zijn dat mensen wapens aanschaffen uit vrees te worden overvallen. De kans dat voorhanden zijnde wapens gebruikt worden, ook in situaties die niets te maken hebben met de redenen van aanschaf, is groot. Op het voorhanden hebben van wapens zoals bij verdachte aangetroffen wordt landelijk gezien in zijn algemeenheid een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals hierna te melden passend en geboden is.
De door de officier gevorderde verbeurdverklaring wordt verworpen nu de verbeurdverklaring gebaseerd is op het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde (het witwassen) en verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de rechtbank met de raadsman van mening is dat, nu er op de te verbeurd verklaren goederen conservatoir beslag ligt, enige beslissing omtrent dit beslag thuishoort in de aangekondigde en inmiddels aanhangige ontnemingsprocedure.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mrs. F.J.H. Hovens (voorzitter), W.L.J.M. Duijst en J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 augustus 2012, zijnde mr. Follender Grossfeld buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, districtsrecherche Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer 201105777 en dossiernummer 2012004754, gesloten op 01 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2012; een proces-verbaal bevindingen aantreffen vuurwapens (pag. 2903 onder 1); een proces-verbaal wet wapens en munitie (pag. 2908);
3 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2012; een proces-verbaal bevindingen aantreffen vuurwapens (pag. 2903 onder 1); een proces-verbaal wet wapens en munitie (pag. 2907);
4 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2012; een proces-verbaal bevindingen (pag. 2934 en 2935); een proces-verbaal van bevindingen aantreffen gedroogde henneptoppen (pag. 2932 onderdeel wegen / testen drugs);