RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
Agrarische natuurvereniging ‘t Onderholt, te Vorden, eiseres,
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder.
Bij besluit van 10 april 2012 heeft verweerder aan eiseres een subsidie (variabele vergoeding) voor ganzenbeheer op grasland toegekend tot een bedrag van € 2.141,57.
Bij besluit van 20 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit van 10 april 2012 gehandhaafd.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2012. Eiseres is vertegenwoordigd door W. Berendsen, bijgestaan door H. Beker. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.G.A. Peeters, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
1. De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Blijkens de oprichtingsakte van eiseres d.d. 14 november 2000 heeft eiseres ten doel het uitvoeren van het beheer, alsmede het nastreven van behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, milieu- en landschapswaarden en streekeigen kwaliteiten, in samenhang met de functie landbouw, in het WCL gebied waaronder de gemeenten Gorssel, Lochem, Vorden, Ruurlo, Hengelo en het buitengebied van de gemeenten Warnsveld en Zutphen, voor zover gelegen ten oosten van de IJssel, op zodanige wijze dat genoemde activiteiten in de meest ruime zin van het woord worden nagestreefd op een zodanige wijze dat eiseres hieruit een duurzame bron van inkomsten verwerft, een bijdrage levert aan de leefbaarheid van het landelijk gebied en wordt bijgedragen aan de realisatie van maatschappelijke doelen (artikel 2). Eiseres tracht haar doel te bereiken door onder meer het verwerven van financiële middelen, waaronder subsidies, welke zij nodig acht voor de uitvoering van haar doelstellingen (artikel 3).
1.2. Bij besluit van 28 februari 2008 heeft verweerder ingevolge de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Gelderland 2008 (hierna: de SAN) aan eiseres een subsidie voor ganzenbeheer (bijlage 28c beheerspakket: ganzenfoerageergebied) toegekend. De zogenaamde ganzenpakketten hebben een vast deel beheersvergoeding. Bij het pakket Grasland en het pakket Bouwland (voor ganzen) komt daar nog een variabel deel inkomstenderving bij. Bij het primaire besluit van 10 april 2012 heeft verweerder de variabele vergoeding vastgesteld op € 2.141,57, zijnde het opbrengstverlies van het grasland door ganzenvraat.
2. In geschil is de (impliciete) afwijzing van vergoeding van de door eiseres gemaakte (extra) kosten van doorzaai ten bedrage van € 1.715 (7 hectare x € 245).
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor deze kosten, zoals ook is aangegeven in de aanvraagbrochure, een component is opgenomen in de vaste beheersvergoeding die eiseres eveneens ontvangt in het kader van de SAN. Deze component dekt de reguliere, kwalitatieve achteruitgang van de grasmat die ontstaat door het jaarlijks terugkerend bezoek van de schadeveroorzakende diersoorten. In extreme gevallen kan het daarnaast voorkomen dat een perceel dermate zwaar begraasd is, dat (extra) doorzaai of herinzaai plaats dient te vinden voor versnelde graslandverbetering. Zoals eveneens is aangegeven in de aanvraagbrochure, dient de taxateur dit te melden en toestemming te krijgen van het Faunafonds om deze kosten in het taxatierapport op te nemen. Gezien het gaat om bijzondere situaties, is het logischerwijs aan de taxateur om te beoordelen of doorzaai noodzakelijk is. Om de taxateur in staat te stellen deze beoordeling uit te voeren, dient belanghebbende bij het taxatiebureau te melden wanneer hij van plan is om door te zaaien. Wanneer deze melding niet (tijdig) plaatsvindt, dan komen de doorzaaikosten niet voor vergoeding in aanmerking. Uit navraag bij de taxateur blijkt dat deze niet van tevoren door eiseres is ingelicht. Nu dit niet is gebeurd en ook niet kan worden vastgesteld of doorzaai noodzakelijk was, kan geen vergoeding worden toegekend voor doorzaaikosten, aldus verweerder.
4. Eiseres verwijst naar het formulier “bevestiging taxatie grasland ganzenvergoeding 2010/2011 voor grondgebruiker” van 29 april 2011 waarin de taxateur de in geding zijnde kosten als schade heeft vastgesteld. Onder verwijzing naar het rapport “Meten is weten” stelt eiseres dat ook kosten dienen te worden meegenomen voor herstel van graslanden, zoals doorzaaien en onkruidbestrijding. Het bevreemdt eiseres dat een taxateur wel schade constateert maar dat genoemd bedrag van € 1.715 niet wordt uitbetaald.
5. Ingevolge artikel 9a, eerste lid, van de SAN wordt per hectare voor de onderdelen van het beheerpakket Ganzenfoerageergebied, opgenomen in de bijlage 28c van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Gelderland, een beheersbijdrage vastgesteld waarbij voor de onderdelen Grasland en Bouwland per hectare een maximumbedrag wordt vastgesteld. Het Faunafonds, bedoeld in artikel 83 van de Flora- en faunawet, adviseert de individuele provincies over de omvang van een variabel bedrag per hectare. Het tweede lid bepaalt dat bedoelde omvang per beheerseenheid wordt bepaald aan de hand van de inkomensderving, die in de bedoelde beheerseenheid door het foerageren van ganzen is veroorzaakt en voor zover die niet reeds als vaste component in de maximumbeheersbijdrage van lid 1 is opgenomen. Ingevolge het derde lid berust het advies van het Faunafonds, bedoeld in het tweede lid, op taxaties die op grond van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds worden uitgevoerd door het Faunafonds aangewezen taxateurs.
6. Op 14 maart 2002, laatstelijk gewijzigd op 4 juni 2009, heeft het bestuur van het Faunafonds deze regeling (no. FF/2009/130) vastgesteld. Voorts heeft dit bestuur de in artikel 5, derde lid, van de regeling bedoelde taxatierichtlijnen vastgesteld. Daarin is aangegeven dat bij graslandtaxaties gebruik wordt gemaakt van de bevindingen uit het rapport “Meten is weten (taxeren van opbrengstverlies in grasland met behulp van de grashoogtemeter)” van april 2001. Daaruit blijkt dat kosten van herinzaai en doorzaai voor vergoeding in aanmerking komen (zie bijlage 1 van dit rapport).
7. De rechtbank overweegt dat uit artikel 9a van de SAN volgt dat in de beheersvergoeding een component voor doorzaaien zit. Daarnaast is het op grond van dit artikel in bijzondere situaties mogelijk dat in een bepaald opvangseizoen de ganzen een perceel zo zwaar hebben bezocht/begraasd dat het perceel doorgezaaid moet worden. In dergelijke situaties is een vergoeding voor gederfde inkomsten mogelijk.
8. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank stelt op basis van het in rechtsoverweging 4. genoemde formulier vast, dat de taxateur aan eiseres heeft meegedeeld dat hij onder meer extra kosten van het doorzaaien van 7 hectare x € 245 als schade heeft vastgesteld en voorts dat deze schadepost in het taxatierapport van gelijke datum is doorgehaald. Uit dit rapport blijkt verder dat de taxateur op 23 maart 2011, 8 april 2011 en 29 april 2011 de schade heeft getaxeerd. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat op de eerste taxatiedatum nog geen doorzaai had plaatsgevonden, hetgeen door verweerder niet is betwist. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat eiseres op basis van het bevestigingsformulier van de taxateur ervan mocht uitgaan dat het doorzaaien als noodzakelijk is beoordeeld. Het had op de weg van de taxateur gelegen om, conform de in de brochure “Provinciale subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, openstelling ganzen- en smientenpakketten” neergelegde procedure, het doorzaaien te melden en toestemming te krijgen van het Faunafonds alvorens dit in het taxatierapport op te nemen. Het ontbreken van een dergelijke toestemming kan in dit geval niet aan eiseres worden tegengeworpen. Dat bedoelde kosten in het taxatierapport zijn doorgehaald, waarvan overigens niet is gebleken dat de taxateur dat op eiseres heeft teruggekoppeld, doet aan het voorgaande niet af.
9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient vanwege strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit van 10 april 2012 te herroepen, voor zover daarbij (impliciet) het verzoek van eiseres om vergoeding van de door haar gemaakte (extra) kosten van doorzaai is afgewezen, en te bepalen dat dit verzoek wordt toegekend tot een bedrag van € 1.715 (dus totaal: € 2.141,57 + € 1.715 = € 3.856,57).
10. Nu niet gebleken is van door eiseres gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
11. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 20 juni 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
herroept het primaire besluit van 10 april 2012, voor zover daarbij (impliciet) het verzoek van eiseres om vergoeding van de door haar gemaakte (extra) kosten van doorzaai is afgewezen;
bepaalt dat dit verzoek wordt toegekend tot een bedrag van € 1.715;
bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 310 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. P. van der Stroom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.