Parketnummer : 05/700295-12
Data zittingen : 27 april 2012 en 1 oktober 2012
Datum uitspraak : 15 oktober 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2010 tot en met 09 maart 2010
te Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) die de leeftijd
van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, had bereikt, buiten
echt, een of meerdere ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (mede)
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer]
gebracht/gedaan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 1 oktober 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], afgelegd in diens eigen strafzaak als verdachte op 11 november 2011, is gevoegd in het dossier van alle medeverdachten. De processen-verbaal van de verhoren bij de rechter-commissaris maken ook deel uit van het dossier in alle strafzaken.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 februari 2010 tot en met 09 maart 20102 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) te Arnhem seks gehad met twee mannen, welke seks (mede) bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer].
[medeverdachte] ging tijdens die seks met zijn penis in de mond van [slachtoffer], terwijl een andere man met zijn penis in haar vagina ging.3
[slachtoffer] is geboren op [geboortedatum] en was dus op het moment dat de seks plaatsvond 14 jaar oud.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] en heeft vrijspraak gevraagd. Volgens de verdediging staat de 'unus testis' regeling een veroordeling van verdachte in de weg. Alleen de getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) heeft verklaard over de aanwezigheid van verdachte bij 'de gangbang' en om deze verklaring te gebruiken is steunbewijs nodig dat betrekking heeft op de kern van het tenlastegelegde delict. Dat is er niet en daarom kan niet worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze wisselend zijn en kennelijk zijn ingegeven door wraakgevoelens.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de man die seks met [slachtoffer] zou hebben gehad zijn penis niet bij haar naar binnen heeft gebracht maar dat [slachtoffer] haar vagina naar de penis van die man bewoog. Nu dit niet zo in de tenlastelegging is opgenomen, kan het tenlastegelegde niet worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
[getuige 1] heeft verklaard dat zij op een avond, nadat ze naar discotheek Extase in Nijmegen waren geweest, samen met verdachte, [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]), [getuige 2] (verder: [getuige 2]) en [slachtoffer] naar een woning is Arnhem gegaan. In die woning had zij vervolgens seks met [getuige 2] en zag zij dat [slachtoffer] verdachte pijpte, dat verdachte vervolgens met zijn penis in [slachtoffer] vagina ging en dat [slachtoffer] [medeverdachte] pijpte.5
Ook andere getuigen hebben verklaard over een 'gangbang'. Zo heeft [getuige 2] verklaard dat hij een keer bij een 'gangbang' in Arnhem was. Deze 'gangbang' vond plaats nadat ze eerder die avond naar een discotheek in Nijmegen waren geweest. Degenen die aan de 'gangbang' meededen waren hijzelf, [medeverdachte], [slachtoffer], een grote man en een Hindoestaans meisje. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] seks had met de grote man en dat zij [medeverdachte] pijpte. Hijzelf was met het Hindoestaanse meisje bezig.6 De rechtbank concludeert dat [getuige 2] kennelijk over dezelfde avond verklaart als [getuige 1].
Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat hij een keer samen met [slachtoffer], [getuige 2], [getuige 1] en haar vriend in Arnhem was. Terwijl hij even weg was zou er een gangbang hebben plaatsgevonden waarbij [getuige 2] met [getuige 1] en die vriend van [getuige 1] met [slachtoffer] seks zouden hebben gehad. Dit heeft hij gehoord van de daar aanwezigen. Toen hij terugkwam waren [getuige 2] en [slachtoffer] nog bezig. De vriend van [getuige 1] was een Antilliaan. De 'gangbang' vond plaats nadat ze waren uitgeweest in Nijmegen bij Extase.7
De bovenstaande verklaringen komen, zowel op hoofdlijnen als in details, met elkaar overeen. De verklaringen van [getuige 2] en [medeverdachte] ondersteunen en bevestigen aldus de verklaring van [getuige 1]. Daarbij wordt eveneens meegewogen dat verdachte heeft verklaard dat hij een vriend was van [getuige 1] en voorts dat hij Antilliaan is.8
De rechtbank heeft, met inachtneming van het voorgaande, geen reden te twijfelen aan de verklaringen van [getuige 1]. Dat geldt temeer nu [getuige 1] met haar verklaring niet alleen verdachte belast, maar ook zichzelf en bovendien het verhaal over de 'gangbang' - waarbij [getuige 1] verdachtes naam heeft genoemd - in haar verhoor pas aan de orde is gekomen nadat zij eerst over andere zaken en mensen heeft verklaard. Van een, zoals door de verdediging gesuggereerd, vooropgezet plan bij [getuige 1] om verdachte zwart te maken, blijkt daarom niet. Dat zij, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, drugs en/of alcohol had gebruikt en mogelijk reden had verdachte te belasten, doet aan het voorgaande niet af.
Gelet op het feit dat de verklaring van [getuige 1] over de 'gangbang' en daarbij in het bijzonder de seks van [slachtoffer] met [medeverdachte] en 'de grote Antilliaan' wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [medeverdachte], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt daarbij voorts dat hoewel [getuige 2] noch [medeverdachte] verdachte herkennen op de hen voorgehouden foto, zij ook niet verklaren dat de man op de hen voorgehouden foto níet de man is die bij de voornoemde 'gangbang' aanwezig was.
Ten aanzien van het subsidiair gevoerde verweer overweegt de rechtbank dat ook indien [slachtoffer] degene zou zijn geweest die de penis van verdachte naar en in haar mond heeft gebracht, terwijl verdachte een meer passieve rol had, sprake is van 'seksueel binnendringen' door het brengen/doen van zijn penis in haar vagina en mond, zoals ten laste is gelegd.
Conclusie
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 01 februari 2010 tot en met 09 maart 2010
te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] gebracht/gedaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
'medeplegen van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam'
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde straf in vergelijking met vergelijkbare ontuchtzaken veel te hoog is. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar een aantal uitspraken en arresten waarin eveneens ontucht aan de orde was.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 21 augustus 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft tezamen met een ander ontuchtige handelingen gepleegd met een veertienjarig, zwakbegaafd meisje, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze handelingen voor het jonge, kwetsbare meisje zouden kunnen hebben en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het meisje op grove wijze geschonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een ernstig feit. Het grote leeftijdverschil - verdachte was op dat moment 43 jaar - had verdachte moeten doen beseffen dat hij in seksueel opzicht afstand tot het meisje had moeten houden. Verdachtes handelingen kunnen, naar de ervaring leert, psychische schade bij het slachtoffer veroorzaken, waarvan zij nog vele jaren last kan hebben.
Voor afdoening van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
De gehanteerde strafmaat in soortgelijke zaken, de omstandigheid dat verdachte first offender is en het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde, zijn voor de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over de vordering van de benadeelde partij uitgelaten.
De beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 500,00.
De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van en nadere bewijslevering voor deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader [medeverdachte] is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 maart 2010, de einddatum van de periode waarbinnen het schadeveroorzakende feit heeft plaatsgevonden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2010, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2012
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2010034369, gesloten op 17 oktober 2011, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen die worden weergegeven, verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal.
2 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2], p. 637.
3 Proces-verbaal verhoor [getuige 1], p.494; proces-verbaal verhoor [getuige 2] afgelegd t.o.v. rechter-commissaris d.d. 12 maart 2012, p. 3-5.
4 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer] d.d. 14 oktober 2012, p. 309.
5 Proces-verbaal verhoor [getuige 1], p. 493 en 494.
6 Proces-verbaal verhoor [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 12 maart 2012, p. 4-5.
7 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 11 november 2011, p. 6-7.
8 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2012.