ECLI:NL:RBARN:2012:BY1338

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05./702028-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor aanranding en bedreiging

Op 26 oktober 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man uit Culemborg, die werd beschuldigd van het aanranden van een 17-jarig meisje en het bedreigen van agenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 augustus 2011, door middel van geweld, het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft het meisje opzettelijk achterlangs bij haar borsten gepakt, wat door getuigen werd bevestigd. Daarnaast heeft hij een agent bedreigd met de dood door te zeggen dat hij 'doodgeschoten' zou worden. Tijdens de rechtszitting op 12 oktober 2012 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de tijd in voorlopige hechtenis wordt in mindering gebracht op de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/702028-11
Datum zitting : 9 maart 2012 en 12 oktober 2012
Datum uitspraak : 26 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1978 [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd PI Arnhem in huis van bewaring Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman : mr. H.S.K. Jap-A-Joe advocaat te Utrecht.
Officier van justitie: mr. T.C. Henniphof.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 22 augustus 2011 te Culemborg, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig één of meermalen vastpakken van de borsten van voornoemde [slachtoffer 1], en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het opzettelijk onverhoeds achterlangs vastpakken van voornoemde [slachtoffer 1].
2.
Hij op of omstreeks 22 augustus 2011 te Culemborg [slachtoffer 2] (hoofdagent, team Buren, Culemborg) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Jij wordt doodgeschoten, teringlijer"en/of "Jij wordt opgehangen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 12 oktober 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie heeft geëist dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact en een opname in een kliniek voor klinische behandeling voor de maximale duur van 1 jaar.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 22 augustus 2011 in Culemborg op een hockeyveld aanwezig2.
Op een geven moment is verdachte naar [slachtoffer 1] gelopen en heeft hij haar fysiek aangeraakt3.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie nog betoogd dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld, al dan niet in voorwaardelijke zin. Er is sprake van ontuchtig handelen omdat verdachte aangever niet kende en er een groot leeftijdsverschil was. Daarnaast vroeg ze er niet om. Ook is er sprake van dwang omdat verdachte in het openbaar een meisje aanraakt en dit onverhoeds gebeurde. Verdachte dwong haar dit handelen te dulden.
Ter zake van het tweede feit liggen er twee processen-verbaal van bevindingen waarin door beide verbalisanten wordt verklaard over een bedreiging gedaan door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan ontuchtig handelen en bedreiging.
Verdachte heeft geen opzet gehad om ontuchtige handelingen te plegen. Hij wilde slechts aangeefster opbeuren. Hij dacht dat het meisje gewond was. Verdachte ontkent [slachtoffer 1] bij de borsten te hebben gepakt.
Verdachte ontkent de onder feit 2 ten laste gelegde woorden te hebben gezegd. Voor zover verdachte dit zou hebben gezegd is er geen sprake van bedreiging, het is eerder bedoeld geweest als mededeling.
Beoordeling door de rechtbank
Ter zake van feit 1
Betasten borsten van aangeefster
Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte de borsten van aangeefster heeft betast, op de wijze zoals ten laste is gelegd. De verdachte ontkent dat hij zich aan deze handelingen schuldig heeft gemaakt.
Vooropgesteld wordt dat de verklaringen van aangeefster en de diverse getuigen op deze punten grotendeels overeenstemmen. Zo heeft aangeefster verklaard dat ze voelde dat verdachte haar bij de beide borsten pakte. Zij heeft zijn armen vervolgens met haar armen weggeduwd en gezegd dat hij niet aan haar mocht komen. Toen zij haar armen weer naar voren deed pakte hij haar weer bij haar borsten.4 Getuige [getuige 1] heeft verklaard gezien te hebben dat verdachte het slachtoffer vol bij de borsten pakte en haar leek op te tillen. De tweede keer was het anders, toen pakte hij met de intentie om haar echt bij de borsten te pakken, aldus getuige [getuige 1].5 De rechtbank heeft geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1] te twijfelen. De rechtbank acht op grond van deze verklaringen bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] twee keer achterlangs bij de borsten heeft gepakt.
Ontuchtig handelen
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte - het zonder noodzaak tot twee keer toe bij de borsten pakken van een 17 jarig meisje - zonder meer seksueel van aard zijn en dat hij daarmee de sociaal-ethische normen heeft overschreden. Aangeefster was bovendien niet gediend van het vastpakken door verdachte en schrok daarvan6, hetgeen wordt onderschreven door de verklaring van getuige [getuige 1]7. De handelingen zijn dan ook ontuchtig.
Dwang
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster opzettelijk onverhoeds achterlangs onzedelijk heeft betast. Aangeefster was hierop niet bedacht en kon zich daardoor niet verzetten. Aldus heeft verdachte aangeefster gedwongen de ontuchtige handelingen te ondergaan.
Ter zake van feit 2
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring, neergelegd in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van [slachtoffer 2], temeer daar deze verklaring grotendeels overeenkomt met het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van [verbalisant 1].
De rechtbank acht op grond van beide processen-verbaal bewezen dat verdachte tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Jij wordt doodgeschoten, teringlijer"en "Jij wordt opgehangen" of woorden van gelijke strekking.
De vraag die vervolgens voorligt, is of de uitingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd als bedreiging (met een levensdelict). De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Immers, de door verdachte gebruikte woorden hebben bij aangever een redelijke vrees kunnen opwekken dat hij hem met de dood bedreigde.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
Hij op 22 augustus 2011 te Culemborg, door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig meermalen vastpakken van de borsten van voornoemde [slachtoffer 1], en welke feitelijkheid bestond uit het opzettelijk onverhoeds achterlangs vastpakken van voornoemde [slachtoffer 1].
2.
Hij op 22 augustus 2011 te Culemborg [slachtoffer 2] (hoofdagent, team Buren, Culemborg) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Jij wordt doodgeschoten, teringlijer"en "Jij wordt opgehangen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, heeft geëist dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact en een opname in een kliniek voor klinische behandeling voor de maximale duur van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft psychische problemen. De verdediging verzoekt de straf te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 februari 2012;
* een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, opgemaakt door R. Groenendaal, d.d. 25 mei 2012;
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
Verder adviseert de rapporteur om gezien de samenhang van de persoonlijkheidskenmerken en het delictgedrag van betrokkene zich verplicht op te laten nemen in een Dubbel Diagnosekliniek van Iriszorg en Pro Persona te Wolfheze, of een soortgelijke intramurale kliniek
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De verdachte heeft door zijn handelen sociaal-ethische grenzen overschreden, heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en heeft bij zijn handelen geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor aangeefster. Dergelijk handelen is laakbaar. Een ieder in de samenleving moet ervan uit kunnen gaan dat de integriteit van het lichaam wordt gerespecteerd. Wanneer deze lichamelijke integriteit wordt aangetast, levert dit gevoelens van onveiligheid in de samenleving op. Daarnaast heeft verdachte een verbalisant ernstig bedreigd. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig en rekent verdachte in sterke mate aan dat hij zijn seksuele gevoelens en gevoelens van boosheid niet heeft weten te beteugelen en zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde strafbaar handelen.
De rechtbank ziet, gelet op het inmiddels rond verdachte opgebouwde vangnet, geen reden om een bijzondere voorwaarde van klinische opname op te leggen. Daarnaast overweegt de rechtbank in de strafmaat dat verdachte geen blijk heeft gegeven het recidiverisico te willen inperken - hij weigert immers elke behandeling - en te verwachten valt dat verdachte een werkstraf met succes zal uitvoeren. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp, als voorzitter,
mr. D.R. Sonneveldt, rechter,
mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL 084A 2011084506 gesloten op 12 september 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Verklaring verdachte ter zitting 12 oktober 2012.
3 Verklaring verdachte ter zitting 12 oktober 2012, proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], pag. 45.
4 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], pag. 45.
5 Proces-verbaal horen getuige [getuige 1], pag. 50.
6 Proces-verbaal verhoor aangeefster, pag. 45.
7 Proces-verbaal horen getuige [getuige 1], pag. 50.