ECLI:NL:RBARN:2012:BY1433

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701868-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • A.Th.M. Vrijhoeven
  • J. Wiersma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van diefstal met geweld en gijzeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 oktober 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die werd verdacht van het in vereniging plegen van diefstal met geweld, afpersing en gijzeling van twee personen in Herveld op 21 november 2010 en van een persoon in Montfoort op 9 december 2010. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tijdens de zitting op 15 oktober 2012 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.C. Honig. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven jaar en een schadevergoeding voor de benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de feiten had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat zowel het verhaal van de officier van justitie als dat van de verdachte mogelijk waar kon zijn, en dat de telecomgegevens geen ondersteuning boden voor de stelling dat de verdachte betrokken was bij de delicten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat niet bewezen was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de verdediging in het aanvechten van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/701868-11
Datum zitting : 15 oktober 2012
Datum uitspraak : 29 oktober 2012
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [naam verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in PI Rijnmond - Gev. De IJssel te Krimpen aan den IJssel (UAH)
Raadsvrouw : mr. R.C. Honig, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank ter terechtzitting van 15 oktober 2012 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2010 te Herveld, gemeente Overbetuwe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
-een geldbedrag (tussen de 7500 en 10.000 euro) en/of,
-twee, althans één paspoort(en) en/of,
-een (dames)tas en/of
-één of meer bankpas(sen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de ten tijde van het delict terminale en inmiddels overleden heer [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 1]) en/of mevrouw [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) geheel of gedeeltelijk vermomd met (bivak)mutsen en/of gewapend met één of meerdere stroomstootwapen(s) en/of een pistool althans een op een pistool gelijkend voorwerp
-in de woning aan het [adres 1], nabij het bedrijfssterrein van [naam bedrijf 1] van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2]
is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde
[slachtoffer 2] om geld gevraagd hebben, en/of
-(daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], met tie-rips (aan een stoel) heeft/hebben vastgebonden aan de handen en/of de voeten, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], met voornoemde stroomstootwapen(s) meerdere, althans één, stroomschok(ken) heeft/hebben gegeven, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], naar de kelder heeft/hebben gebracht, teneinde een kluis door voornoemde [slachtoffer 2] te laten openen, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], in die kelder vastgebonden heeft/hebben achtergelaten;
en/of
hij op of omstreeks 21 november 2010 te Herveld, gemeente Overbetuwe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld de ten tijde van het delict terminale en inmiddels overleden heer [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 1]) en/of mevrouw [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2]),
heeft gedwongen tot de afgifte van
-een geldbedrag (tussen de 7500 en 10.000 euro) en/of,
-twee, althans één paspoort(en) en/of,
-een (dames)tas en/of -één of meer bankpas(sen,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat: hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) geheel of gedeeltelijk vermomd met (bivak)mutsen en/of gewapend met één of meerdere stroomstootwapen(s) en/of een pistool althans een op een pistool gelijkend voorwerp
-in de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] om geld gevraagd hebben, en/of
-(daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], met tie-rips (aan een stoel) heeft/hebben vastgebonden aan de handen en/of de voeten, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], met voornoemde stroomstootwapen(s) meerdere, althans één, stroomschok(ken)
heeft/hebben gegeven, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], naar de kelder heeft/hebben gebracht, teneinde een kluis door voornoemde [slachtoffer 2] te laten openen, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], in die kelder vastgebonden heeft/hebben achtergelaten;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2010 te Herveld, gemeente Overbetuwe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk de ten tijde van het delict terminale en inmiddels overleden heer [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 1]) en/of mevrouw [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2]),
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten mevrouw [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, althans wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft en/of is hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
geheel of gedeeltelijk vermomd met (bivak)mutsen en/of gewapend met één of meerdere stroomstootwapen(s) en/of een pistool althans een op een pistool gelijkend voorwerp
-in de woning aan het [adres 1], nabij het bedrijfssterrein van [naam bedrijf 1] van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] om geld gevraagd, en/of
-(daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], met tie-rips (aan een stoel) vastgebonden aan de handen en/of de voeten, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], met voornoemde stroomstootwapen(s) meerdere, althans één, stroomschok(ken) gegeven, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2], naar de kelder gebracht, teneinde een kluis door voornoemde [slachtoffer 2] te laten openen, en/of teneinde voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] te laten vertellen waar het geld lag;
3.
hij op of omstreeks 09 december 2010 te Montfoort
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
-een portemonnee met daarin een geldbedrag en/of een rijbewijs en/of één of meerdere bankpas(sen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de heer [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde heer [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader
-voornoemde heer [slachtoffer 3] op de scheiding van de tuin van de woning van de heer [slachtoffer 3] (aan de [adres 2]) en het bedrijfsterrein van [naam bedrijf 2], bij de arm(en) heeft/hebben gepakt en/of mee heeft/hebben getrokken/gesleurd over het terrein en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] achter een stapel pallets heeft/hebben gelegd en/of daarbij heeft/;hebben gedreigd met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] met tie-rips heeft/hebben vastgebonden en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] met voornoemd vuurwapen op het (voor)hoofd heeft/hebben geslagen en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] meermalen heeft/hebben gevraagd waar de kluis zich bevond en/of daarbij die [slachtoffer 3] vastgebonden heeft/hebben achtergelaten en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] heeft/hebben meegetrokken/meegesleurd naar een ander deel van het bedrijfsterrein en/of achter een mestcontainer heeft/hebben gelegd en/of (vervolgens) de voeten van voornoemde heer [slachtoffer 3] met tie-rips heeft/hebben vastgebonden en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] vastgebonden heeft/hebben achtergelaten;
4.
hij op of omstreeks 09 december 2010 te Montfoort,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd de heer [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een)
ander(en), te weten voornoemde [slachtoffer 3], te dwingen iets te doen of niet te doen, althans wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-voornoemde heer [slachtoffer 3] op de scheiding van de tuin van de woning van de heer [slachtoffer 3] (aan de [adres 2]) en het bedrijfsterrein van [naam bedrijf 2], bij de arm(en) gepakt en/of mee getrokken/gesleurd over het terrein en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] achter een stapel pallets gelegd en/of daarbij gedreigd met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] met tie-rips vastgebonden en/of meermalen gevraagd waar de kluis zich bevond en/of waar het geld was, en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] met voornoemd vuurwapen op het (voor)hoofd geslagen en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] meermalen gevraagd waar de kluis zich bevond en/of daarbij die [slachtoffer 3] vastgebonden achtergelaten en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] meegetrokken/meegesleurd naar een ander deel van het bedrijfsterrein en/of achter een mestcontain gelegd en/of (vervolgens) de voeten van voornoemde heer [slachtoffer 3] met tie-rips vastgebonden en/of
-voornoemde heer [slachtoffer 3] vastgebonden achtergelaten;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 15 oktober 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.C. Honig voornoemd, ter vervanging van haar kantoorgenoot mr. T.P. van Dijken.
Als benadeelde partij heeft zich mevrouw [slachtoffer 2] schriftelijk in het geding gevoegd. Namens haar is mevrouw [naam gemachtigde] ter terechtzitting versche-nen, bijgestaan door mevrouw M. Verest, medewerker van Slachtofferhulp Nederland.
De officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder 1, primair, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar. Voorts heeft hij verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en daarbij een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 1, primair, 2, 3 en 4.
Daartoe voert hij aan dat door de slachtoffers van de feiten 1 en 2 is verklaard over daders in het zwart gekleed met alleen de ogen en de mond vrij, waaruit volgt dat de daders kennelijk een muts op hadden. Het slachtoffer van de feiten 3 en 4 heeft verklaard dat hij meermalen aan zijn arm over het terrein is gesleurd.
Er is een match van het DNA dat is aangetroffen op de muts gevonden op de plaats delict van de feiten 1 en 2 en het DNA dat is aangetroffen op het vest van het slachtoffer van de feiten 3 en 4, met het DNA van verdachte.
De officier van justitie wijst er op dat in de NFI-rapportages staat dat de matchkans kleiner is dan één op één miljard. Een verweer van de verdediging op dit punt zal naar zijn mening daarom niet snel slagen. Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat het vest van het slachtoffer (feiten 3 en 4) op een eerder moment door verdachte zou zijn aangeraakt. Bovendien is uit onderzoek naar voren gekomen dat verdachte niet in het klantenbestand voorkomt van de bedrijven van de slachtoffers (feiten 1, 2, 3 en 4).
Opvallend acht de officier van justitie de CIE-informatie, die weliswaar niet als bewijs kan worden gebruikt maar waarin wel een telefoonnummer wordt genoemd dat juist blijkt te zijn. Ook kan uit de omstandigheid dat het telefoontoestel van verdachte op 4 en 5 december 2010 rond 20:00 uur 's avonds telecommasten heeft aangestraald in de buurt van het plaats delict van de feiten 3 en 4 (terwijl uit onderzoek blijkt dat de telecommasten niet worden aangestraald vanaf de A12), volgens de officier van justitie worden afgeleid dat sprake was van 'voorverkennen' nu verdachte ter plaatse rond dat tijdstip niets te zoeken had. Dat lijkt te passen met de camerabeelden, waarop te zien is dat de daders onder de sensor doorsluipen en weten dat er ten tijde van het delict niemand van het bedrijf aanwezig is.
Daarnaast is de officier van justitie van mening dat er opvallende overeenkomsten zijn tussen beide overvallen. De slachtoffers waren beide gevallen slagers (terwijl verdachte een slagerij heeft). Het betrof in beide gevallen oudere slachtoffers, die hebben verklaard over twee Marokkanen waarvan een dunnere en een dikkere. In beide gevallen zijn ty-raps gebruikt, is geweld toegepast ([slachtoffer 3] heeft fors hoofdletsel opgelopen toen hij tegen zijn hoofd is geslagen) en heeft men de plaats van het delict voorafgaand aan de delicten - in donkere dagen - rond 20:00 uur 's avonds verkend. Voorts merkt de officier van justitie nog op dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en eigenlijk niets wil verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte bepleit integrale vrijspraak. Zij stelt zich op het standpunt dat de politie zich slechts heeft gefocust op het aangetroffen DNA, terwijl verdachte daarvoor een verklaring heeft die niet door bewijsmiddelen wordt tegengesproken en er ook aanwijzingen zijn dat anderen dan verdachte verantwoordelijk zijn voor de gepleegde delicten.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 merkt de raadsvrouw op dat de CIE-informatie uiterst summier is, de beschrijving van de daders door de slachtoffers onmogelijk tot identificatie kan leiden en de match - tussen het DNA-profiel van verdachte en het DNA-profiel dat is aangetroffen in de muts die op de plaats delict is gevonden - niet kan leiden tot de conclusie dat verdachte bij de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 betrokken is geweest. Naar de mening van de raadsvrouw is de aangetroffen muts niet delict gerelateerd, nu de daders volgens de verklaringen van de slachtoffers en de camerabeelden een bivakmuts droegen en geen muts, en door slachtoffers evenmin is verklaard over een muts met een logo. De raadsvrouw sluit niet uit dat de muts door andere daders is achtergelaten en wijst er daarbij op dat verdachte wel vaker spullen uitleende aan familie en vrienden en goederen in de slagerij ook gemakkelijk door bezoekers konden worden meegenomen. Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat door de politie ten onrechte is nagelaten nader onderzoek te verrichten naar aanleiding van de verklaring van [naam 1], de zoon van de slachtoffers, over [naam 2], [naam 3], de buurman van de [naam straat] en 'Heteren'. Ook is naar haar mening ten onrechte geen nader onderzoek gedaan naar aanleiding van de verklaring van [naam 4], dat zij op 21 november 2010 een auto heeft zien rondrijden met een deels afgeplakte kentekenplaat (te weten [kenteken]).
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 merkt de raadsvrouw op dat de CIE-informatie niet op betrouwbaarheid getoetst kan worden en zodoende geen toegevoegde waarde heeft, en dat het aanstralen (door de telefoon van verdachte) van verschillende mastlocaties wellicht te duiden valt doordat verdachte zijn telefoon op 4 december 2010 als navigatiesysteem heeft gebruikt, hetgeen niets te maken heeft met het 'verkennen' van een pand waar enkele dagen later de ten laste gelegde feiten 3 en 4 zijn gepleegd. Bovendien is het naar de mening van de raadsvrouw logischer dat iemand die gaat 'verkennen' zijn telefoon juist uitschakelt, om te voorkomen dat masten worden aangestraald. Over het, op de mouw van het vest van het slachtoffer, aangetroffen DNA-materiaal met kenmerken van ten minste vier personen waaronder mogelijk die van verdachte, merkt de raadsvrouw op dat zeer wel mogelijk is dat dit spoor is overgebracht doordat anderen de goederen van verdachte hebben gebruikt. Voorts heeft de raadsvrouw in het kader van de feiten 3 en 4 opgemerkt dat de politie ten onrechte geen nader onderzoek heeft verricht naar het op de plaats van het delict aangetroffen schoenspoor en de sterke aanwijzingen dat niet verdachte, maar (medewerkers van) [naam 5] uit Schoonhoven bij de feiten betrokken zijn geweest.
Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat het zeer de vraag is of de feiten 1, 2, 3 en 4 door dezelfde daders zijn gepleegd. Ter illustratie wijst zij erop dat in het kader van de feiten 3 en 4, anders dan bij de feiten 1 en 2, geen stroomstootwapen is gebruikt, één van de daders geen bivakmuts droeg en door het slachtoffer is verklaard dat de daders vrijwel accentloos spraken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft zijn betoog, dat hij bewezen acht dat verdachte de feiten onder 1, primair, 2, 3 en 4 heeft gepleegd, in overwegende mate gebaseerd op het aangetroffen DNA-materiaal, terwijl de rechtbank van oordeel is dat de aangetroffen DNA-sporen niet zonder meer aantonen dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats(en) delict.
De verdediging geeft immers alternatieve scenario's voor de aanwezigheid van DNA-sporen van verdachte ter plaatse, die door de officier van justitie zonder deugdelijke onderbouwing terzijde worden geschoven maar door de rechtbank niet uitgesloten kunnen worden geacht.
Dat het een reële mogelijkheid is dat anderen dan verdachte de DNA-sporen van verdachte hebben achtergelaten, blijkt naar het oordeel van de rechtbank temeer uit de omstandigheid dat de bemonstering van de mouw van het vest van één van de slachtoffers (feiten 3 en 4) een mengprofiel heeft opgeleverd met DNA-kenmerken van minimaal vier personen. Dat uit hetzelfde onderzoek tevens blijkt, zoals de officier van justitie ter terechtzitting heeft benadrukt, dat een relatief grote hoeveelheid van het aangetroffen DNA-materiaal hoogstwaarschijnlijk van verdachte is (en van het slachtoffer), doet daar niet aan af.
Ook overigens bestaat onvoldoende bewijs voor de stelling dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Naast CIE-informatie, waarvan de betrouwbaarheid niet getoetst kan worden en die voorts niet bedoeld is om te dienen als bewijsmiddel in een strafzaak, zijn er nog de historische gegevens waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte in de avond van 4 en 5 december 2010 telecommasten heeft aangestraald in Montfoort. De rechtbank acht deze gegevens weinig relevant, nu daaruit niet blijkt dat verdachte tevens op
9 december 2010 (de daadwerkelijke pleegdatum) op de plaats van de delicten (feiten 3 en 4) aanwezig was. Het betoog van de officier van justitie, dat verdachte de plaats van het delict aan het voorverkennen was, wordt door de rechtbank evenmin zonder meer gevolgd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voor werkzaamheden vrij vaak vanuit Gouda via Montfoort naar Utrecht rijdt (niet over de A12) en dat de mogelijkheid bestaat dat hij zijn autorit om een of andere reden heeft moeten afbreken om terug te keren naar huis.
Ook hier geldt dat zowel het verhaal van de officier van justitie als dat van verdachte juist kan zijn en de telecom gegevens aldus geen ondersteuning bieden voor de stelling dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Voorts kan het betoog dat tussen de gepleegde feiten veel overeenkomsten bestaan en verdachte heeft geweigerd over de feiten te verklaren, wat daar verder ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet leiden tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde onder de feiten 1, primair en subsidiair, 2, 3 en 4.
3a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtstreeks door een strafbaar feit geleden schade komt in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Nu evenwel niet bewezen is geacht dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zal de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten onder 1, primair en subsidiair, 2, 3 en 4.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. A.Th.M. Vrijhoeven en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2012.