ECLI:NL:RBARN:2012:BY3924

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701425-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling door steken met een mes, vrijspraak voor poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 22 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte op 11 augustus 2011 in Doesburg, ter uitvoering van zijn voornemen om aan het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze met een mes in de rug heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachte rade heeft gehandeld, waardoor hij is vrijgesproken van de poging tot doodslag. De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes gestoken, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen mes bevolen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 75,- toegewezen gekregen, die door de verdachte moet worden betaald. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/701425-11
Datum zitting : 8 november 2012
Datum uitspraak : 22 november 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [naam verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats en land]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te Doesburg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachte rade, althans opzettelijk, [naam slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans éénmaal, die [naam slachtoffer] met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 289 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te Doesburg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [naam slachtoffer],
meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een scherp en puntig
voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 303 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 8 november 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen [naam slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 augustus 2011 is verdachte in Doesburg, in het pand waar hij een kamer huurde, naar de kamer van zijn medebewoner [voorletter][naam slachtoffer] gegaan. Verdachte had voor die gelegenheid een mes meegenomen. Nadat [naam slachtoffer] zijn kamerdeur had geopend, heeft verdachte aan [naam slachtoffer] op een gegeven moment dit mes getoond. [naam slachtoffer] draaide zich daarop om. [naam slachtoffer] is met het mes in de rug geraakt2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor het primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling, waarbij de officier van justitie voorbedachte raad niet bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. De verdediging voert daartoe aan dat, gelet op de omvang van het mes en de wijze waarop door verdachte is gestoken, het steken niet tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden. Verdachte heeft bovendien betoogd dat aangever [naam slachtoffer] zelf in het mes is gelopen, toen hij, verdachte, het mes aan die [naam slachtoffer] toonde.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er te weinig aanwijzingen in het dossier dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat aangever door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarbij overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat het betoog van verdachte ter terechtzitting, dat aangever [naam slachtoffer] zelf in het mes is gelopen, niet aannemelijk is geworden. Het betoog strookt niet met de verklaring van aangever, met de verklaringen van verdachte die zich in het dossier bevinden en ook niet met het geconstateerde letsel. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever "actief" heeft gestoken met het mes.
Verdachte stond op het moment dat hij met het mes stak vlakbij aangever, immers hij stond voor de deur die door aangever was geopend, nadat verdachte had aangeklopt. Toen aangever het mes zag, draaide hij zich om. Op dat moment heeft verdachte gestoken en aangever in de rug geraakt. De uiterlijke verschijningsvorm van die handeling, te weten het met een mes in iemands romp steken, moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van (zwaar) letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door dit steken (zwaar) lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank tekent daarbij aan dat het gebruikte mes een lemmet had van 8 centimeter3, en dus tot die diepte in het lichaam van het slachtoffer had kunnen doordringen. Aangever is geraakt op zijn rug, ter hoogte van rib 104. Naar het oordeel van de rechtbank leert de algemene ervaring dat indien iemand met een mes in de rug wordt gestoken, de kans aanmerkelijk is te achten dat die gedraging zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in de rug vitale organen bevinden die bij het steken geraakt hadden kunnen worden. Gelet op deze algemene ervaringsregel moet verdachte wetenschap hebben gehad van die aanmerkelijke kans. Door te handelen als bewezen verklaard heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel aanvaard, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het mes had meegenomen met het voornemen aangever daarmee te steken en zal verdachte daarom vrijspreken van het bestanddeel voorbedachten rade.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 11 augustus 2011 te Doesburg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft betoogd dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld, omdat hij zich bedreigd voelde, doordat aangever met een schroevendraaier in de hand stond en daar bewegingen mee maakte.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat er sprake was van een situatie waarin verdachte zich moest verdedigen tegen een (dreigende) ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Met name is niet aannemelijk geworden dat aangever op het punt stond verdachte met een schroevendraaier te steken. Ook de verklaringen van verdachte zelf geven geen aanwijzingen voor een dergelijke situatie.
Ook van overige feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten is niet gebleken. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot het verrichten van 200 uren werkstraf, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht (4 uren).
De officier van justitie vordert tevens onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes.
De verdediging acht in geval van strafoplegging de door de officier van justitie geëiste straf redelijk.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* de justitiële documentatie van verdachte gedateerd 4 oktober 2012;
* een voorlichtingsrapportage en een voortgangsverslag van Reclassering Nederland, gedateerd respectievelijk 14 oktober 2011 en 7 september 2012, betreffende verdachte;
* een consultbrief van het NIFP betreffende verdachte, gedateerd 16 november 2011.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van het feit. Verdachte is naar een huisgenoot gegaan om, naar eigen zeggen, verhaal te halen voor pesterijen van die huisgenoot jegens hem. Uit de verklaringen van verdachte blijkt niet dat hij door zijn huisgenoot ooit gewelddadig bejegend is. Desondanks meende verdachte een mes te moeten meenemen. Met dat mes heeft verdachte zijn huisgenoot in de rug gestoken, op het moment dat deze zich omdraaide, kennelijk uit angst voor verdachte.
Het is niet aan verdachte te danken dat het slachtoffer niet ernstig gewond is geraakt door die messteek, die veel meer schade had kunnen aanrichten dan de verwondingen die aangever daadwerkelijk heeft opgelopen. Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer angst, pijn en schade toegebracht. Dergelijke feiten veroorzaken voorts gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Gelet op de ernst van het feit en gelet op hetgeen in soortgelijke gevallen doorgaans pleegt te worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat voor de afdoening van de zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes is een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan en van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dit voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 75,- aan materiële schade.
De officier van justitie heeft toewijzing van dit bedrag gevorderd en de verdediging heeft de vordering niet betwist. De vordering komt de rechtbank gegrond voor, en zal dan ook worden toegewezen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting [naam slachtoffer] te betalen € 75,- (vijfenzeventig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] te betalen € 75,- (vijfenzeventig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. J.M. Klep, rechters
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2012.5
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078L 2011091998, gesloten op 18 oktober 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 46-48; verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012.
3 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 62.
4 Het schriftelijk bescheid, gevoegd bij de medische verklaring op p. 50.