ECLI:NL:RBARN:2012:BY6282

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227605
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schade door trillingen veroorzaakt door verkeersdrempels

In deze zaak vorderden eisers, wonend aan de [adres] 26 te [woonplaats], schadevergoeding van de gemeente Arnhem. Zij stelden dat de gemeente onrechtmatig handelde door schade te weigeren te vergoeden die was ontstaan door trillingen van zwaar vrachtverkeer, veroorzaakt door verkeersdrempels in de straat. De eisers voerden aan dat de gemeente op de hoogte was van de onvoldoende fundering onder de straat en de daaruit voortvloeiende trillingen, en dat dit in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel.

De rechtbank beoordeelde de vordering aan de hand van artikel 6:162 BW, dat onrechtmatige daad regelt. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet aansprakelijk was, omdat de trillingen die door het verkeer werden veroorzaakt, ruim onder de normen van de SBR-A richtlijn bleven. Dit werd ondersteund door een rapport van een expertisebureau dat concludeerde dat de schade aan de woning van eisers niet het gevolg was van de trillingen van het verkeer, maar eerder van bestaande bouwkundige gebreken.

De rechtbank wees de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente op € 1.733,-- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. H.C.A. Walda op 21 november 2012, en de proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 227605 / HA ZA 12-198
Vonnis van 21 november 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ARNHEM,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. M. Ichoh te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers]. en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 3 oktober 2012
- de akte van [eisers]..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers]. wonen sinds 1997 aan de [adres] 26 te [woonplaats]. De woning ligt op een afstand van circa 17 meter van de weg. De gevels van de woning en van de daarbij behorende schuur vertonen scheuren. In de [adres] ligt ter hoogte van de woning van [eisers]. een verkeersdrempel.
2.2. Een in opdracht van [eisers]. door Teelker Bouwkundig Advies te Schijndel op 31 mei 2008 opgesteld rapport met bovenschrift: “nulmeting” vermeldt onder meer:
“(..)
3.1. algemeen
In de opgenomen woning en bijbehorende schuur a/d [adres] 26 te [woonplaats] is een groot aantal verzwakkingen/scheuren waargenomen die hoogstwaarschijnlijk zijn veroorzaakt door trillingen. In het voorgaande hoofdstuk punt 2.2. wordt aangegeven welke trillingen hieraan ten grondslag liggen.
(..)”
2.3. Met brief van 17 juli 2008 hebben [eisers]. de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade aan de woning.
2.4. In opdracht van de verzekeraar van de gemeente is door expertisebureau
Van der Bos & Boon Expertise B.V. te Eindhoven in oktober 2009 een inspectie van de woning van [eisers] uitgevoerd.
2.5. De gemeente heeft de verkeersdrempel in de [adres] in oktober 2011 laten verlagen.
2.8. Lemkes & Velthuis B.V. te Helmond heeft in opdracht van de gemeente de invloed onderzocht van verkeerspassages over de verkeersdrempel zoals die zich tot 2011 in de [adres] ter hoogte van nummer 26 bevond. De rapportage VP-drempel van 27 juni 2012 van ing. J.J. Velthuis re (verder: Velthuis) vermeldt onder meer:
“Inleiding
Conform uw opdracht onderzochten wij de invloed van verkeerspassages over de drempel die zich tot 2011 bevond ter hoogte van de woning met het adres [adres] 26 te [woonplaats]. De hierbij benodigde gegevens die wij van u ontvingen, hebben wij ingevoerd in het bij het kennisinstituut TNO ontwikkelde computerprogramma VP-Drempel voor de categorie ‘schade’. (..)
Het berekeningsprogramma is gebaseerd op de ‘Meet- en Beoordelingrichtlijn SBR-A’ die TNO samen met de Stichting Bouw Research (SBR) en vertegenwoordigers van gespecialiseerde marktpartijen heeft opgezet. In de praktijk is gebleken dat de uitkomst in veel situaties de resultaten van daadwerkelijke trillingsmetingen evenaart. (..)
Conclusie
Op basis van het voorgaande luidt de conclusie dat in het onderhavige geval het trillingsniveau bij de gegeven snelheid en voertuigklassen beduidend onder de grenswaarden van de SBR-A uitkomt.
Wanneer bewoners (verergering van eventueel bestaande) scheurvorming melden dan zijn de opstallen kennelijk niet bestand tegen trillingen die de grenswaarden niet overschrijden. Een dergelijke situatie duidt op bestaande bouwkundige gebreken die geen relatie hebben met het gebruik van de weg c.q. de trillingen die daarbij opgewekt worden. De gegeven weginrichting is in zulke situaties niet de oorzaak van scheurvorming, maar de (fundering van de) bouwkundige constructie zelf.
De vraag of verkeerstrillingen een zetting of funderingsprobleem kunnen hebben veroorzaakt in de betreffende woning dient ontkennend te worden beantwoord. In de onderhavige situatie gaat het om een – ruime – afstand van 17 meter tussen het rijspoor en de dichtstbijzijnde bouwgevel. Zoals de berekening aantoont, is het onmogelijk dat trillingen die op een dusdanig grote afstand worden opgewekt een verzakking van een pand en/of een funderingsprobleem veroorzaken.”
3. Het geschil
3.1. [eisers]. vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor de door eisers geleden en nog te lijden schade, haar zal veroordelen tot betaling van € 20.939,25, haar zal verbieden een verkeersdrempel aan te brengen in de [adres] binnen een straal van 300 meter van de woning van [eisers]. op straffe van verbeurte van een dwangsom, haar zal gebieden zwaar verkeer te verbieden in de [adres], eveneens op straffe van de verbeurte van een dwangsom en haar in de kosten van de procedure zal veroordelen.
[eisers]. leggen aan de vordering ten grondslag dat de gemeente, doordat zij hoewel zij weet dat er te weinig fundering is aangebracht onder de [adres] en dat het zware vrachtverkeer trillingen en trillingsoverlast veroorzaakt, weigert de daardoor door [eisers]. geleden schade, die is ontstaan na het plaatsen van verkeersdrempels in de [adres], te vergoeden, onrechtmatig handelt en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het zorgvuldigheidsbeginsel.
3.2. De gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Naar de rechtbank begrijpt is de vordering van [eisers]. gegrond op artikel 6:162 BW (al of niet in verbinding met artikel 6:174 BW). Voor de aansprakelijkheid van de gemeente is vereist dat de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
4.2. De gemeente voert ten verwere onder meer aan dat de trillingen ruim onder de normen van de SBR-A richtlijn blijven en verder dat hoewel die richtlijn geen wettelijke status heeft, deze in de rechtspraak intussen wordt gehanteerd bij het beantwoorden van de vraag of er grond is te komen tot aansprakelijkheid. De gemeente verwijst daartoe naar het arrest van het gerechtshof Arnhem van 12 september 2006 (LJN AY9958). In dat arrest overweegt het hof dat onweersproken is dat de in de richtlijn als maximum aangegeven waarden als norm kunnen gelden en als zodanig dan ook bruikbaar zijn voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van onrechtmatige trillingshinder die schade aan een gebouw kan veroorzaken.
4.3. Op de comparitie is de betekenis van de richtlijn en de daarin opgenomen normen aan de orde geweest. [eisers]. hebben verklaard dat zij niet al te veel waarde hechten aan de richtlijn en de daarin weergegeven normen omdat zij die trilling daadwerkelijk ondervinden, dat zij niet veel kunnen zeggen over de juridische waarde van die normen en ten slotte: “Als die als grenswaarde aanvaard zijn dan is dat zo”.
4.4. Daarmee hebben [eisers]., als zij zich al op het standpunt stellen dat de normering in die richtlijn niet bruikbaar is voor het antwoord op de vraag of trillingshinder onrechtmatig is, onvoldoende weersproken dat wanneer trillingen die norm niet overschrijden aansprakelijkheid ontbreekt. De rechtbank zal die normen dan ook hanteren. Reeds omdat [eisers]. de juistheid van de bevinding van Velthuis dat het trillingsniveau beduidend onder de grenswaarden van de SBR-A is gebleven niet hebben weersproken, is de gemeente niet aansprakelijk voor de gestelde schade. De schadevordering zal daarom worden afgewezen. Omdat uit het bovenstaande volgt dat een verkeersdrempel geen onrechtmatige hinder veroorzaakt, ook niet wanneer daarover met zwaar vrachtverkeer wordt gereden, komen de andere vorderingen ook niet voor toewijzing in aanmerking.
4.5. Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [eisers]. in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten bedragen aan de zijde van de gemeente € 575,-- wegens vast recht en € 1.158,-- (2 punten x € 579,--, tarief III) voor salaris advocaat, totaal
€ 1.733,--.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af,
veroordeelt [eisers]. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeent begroot op
€ 1.733,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 dagen na betekening van dit vonnis,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.