ECLI:NL:RBARN:2012:BY6573

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
228389
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot aanhouding of verwijzing naar de bevoegde Duitse rechter in een civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Arnhem, hebben de eiseressen Greving Europa B.V. en Noordegraaf G.M.B.H. een incidentele vordering ingediend. De vordering was gericht op aanhouding van de procedure of verwijzing naar de bevoegde Duitse rechter, het Landgericht Münster. De eiseressen stelden dat de onderhavige vordering in de hoofdzaak eerder was ingesteld dan de vordering van de gedaagden, Schenker B.V. en Schenker Transport Groep B.V., die een bodemprocedure hadden aangespannen in Duitsland. De rechtbank diende te beoordelen of artikel 31 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer over de weg (CMR) van toepassing was op de vordering van de eiseressen.

De rechtbank oordeelde dat artikel 31 CMR ook van toepassing is op een vordering tot verklaring voor recht, waarin wordt gesteld dat een partij niet of beperkt aansprakelijk is. De rechtbank concludeerde dat de situatie van artikel 31 CMR niet van toepassing was, omdat de vordering in de hoofdzaak eerder was ingesteld dan de Duitse vordering. De rechtbank wees de incidentele vordering van Schenker B.V. c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Greving Europa B.V. c.s. tot op dat moment waren begroot op € 452,00. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 november 2012.

De rechtbank bepaalde dat de zaak weer op de rol zou komen op 2 januari 2013 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is van belang voor de toepassing van het CMR in internationale geschillen en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in dergelijke zaken.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 228389 / HA ZA 12-245
Vonnis in incident van 21 november 2012
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GREVING EUROPA B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
2. vennootschap naar buitenlands recht
NOORDEGRAAF G.M.B.H.,
gevestigd te D49740 Haselünne,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHENKER B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHENKER B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHENKER TRANSPORT GROEP B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
4. rechtspersoon naar buitenlandsrecht
ALSO ACTEBIS A/S,
gevestigd te Hoje Taastr, DK-2630 Taastrup,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Greving Europa B.V. c.s. en Schenker B.V. c.s. genoemd worden.
Afzonderlijk worden Greving Europa B.V. c.s. aangeduid met Greving Europa en Noordegraaf.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 30 maart 2012,
- de incidentele conclusie tot aanhouding dan wel verwijzing met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord met productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Schenker B.V. c.s. vordert dat de rechtbank de procedure in de hoofdzaak zal aanhouden, dan wel naar de bevoegde Duitse rechter, zijnde het Landgericht Münster zal verwijzen. Greving Europa B.V. c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. Op de overeenkomst tussen partijen zijn de bepalingen van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer over de weg (CMR) van toepassing, nu het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen betreft, waarbij de plaats van van in ontvangstneming van de goederen (Ede, Nederland) en de plaats bestemd voor de aflevering (Taastrup, Denemarken) gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan tenminste één bij het CMR partij is. Op de voet van artikel 31, lid 1 sub a CMR is de rechtbank bevoegd kennis te nemen van de vordering in de hoofdzaak.
2.3. Schenker B.V. c.s. legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat Schenker B.V. (het is de rechtbank niet duidelijk welke van de gedaagde Schenker B.V.’s dit is) op 20 juni 2012 een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt bij het Landgericht Münster, waarin zij Noordegraaf heeft betrokken. Het Duitse Bundesgerichtshof heeft in twee uitspraken d.d. 20 november 2003 overwogen dat een verklaring voor recht zoals gevorderd in de onderhavige hoofdzaak, geen vordering is in de zin van artikel 31 CMR. De bodemprocedure in Duitsland moet dan ook als de eerste procedure worden aangemerkt. Om te voorkomen dat er onverenigbare beslissingen worden genomen, dient de onderhavige zaak aangehouden te worden totdat het Landgericht Münster vonnis heeft gewezen, dan wel dient deze zaak te worden doorverwezen naar de bevoegde Duitse rechter (Landgericht Münster).
2.4. De rechtbank is met Greving Europa B.V. c.s. van oordeel dat dit standpunt van Schenker B.V. c.s. niet kan worden gevolgd. Volgens vaste Nederlandse jurisprudentie is artikel 31 CMR ook van toepassing op een vordering van een partij tot een verklaring voor recht waarin wordt bepaald dat deze niet, dan wel beperkt aansprakelijk is. Tussen partijen staat vast dat de onderhavige vordering in de hoofdzaak eerder is ingesteld dan de vordering van Schenker B.V. bij het Landgericht Münster. De situatie van artikel 31 CMR doet zich hier dan ook niet voor, zodat er geen aanleiding bestaat de procedure aan te houden dan wel naar het Landgericht te Münster te verwijzen.
2.5. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.6. Schenker B.V. c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt Schenker B.V. c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Greving Europa B.V. c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
3.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 januari 2013 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.