ECLI:NL:RBARN:2012:BY6582

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/721681-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en oplegging geldboete voor beschadiging van auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot toebrenging van zwaar lichamelijk letsel. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte op 11 december 2012 ter terechtzitting verscheen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.P.J. van Riel. De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft gerekwireerd en de verdediging heeft het woord gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk met zijn auto tegen de achterzijde van de auto van de aangever, [slachtoffer1], is gereden. De officier van justitie stelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de aangever en zijn passagier, [slachtoffer2]. Echter, de rechtbank oordeelde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden geconstrueerd dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, omdat de tenlastelegging niet voldoende specifiek was en het bewijs te summier.

Ten aanzien van het tweede feit, de beschadiging van de auto van [slachtoffer1], erkende de verdachte zijn daden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de auto had beschadigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een geldboete op van € 350,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het eerste feit. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/721618-11
Data zittingen : 13 september 2012 en 11 december 2012
Datum uitspraak : 21 december 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie : mr. J. Schram.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen op 31 oktober 2011 te Zevenaar, (telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1]
en/of [slachtoffer2] van het leven te beroven, opzettelijk met de door hem,
verdachte, bestuurde personenauto (merk Mercedes) tegen de achterzijde van de
personenauto (merk Renault) waarin die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] reden en/of
zaten, is gereden en/of gebotst,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op meerdere tijdstippen op 31 oktober 2011 te Zevenaar, (telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met de
door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk Mercedes) tegen de
achterzijde van de personenauto (merk Renault) waarin die [slachtoffer1] en/of die
[slachtoffer2] reden en/of zaten, is gereden en/of gebotst, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk
en wederrechtelijk verf heeft gespoten op een personenauto (merk Volkswagen
met kenteken (x)), en aldus enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 december 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich ten aanzien van feit 1 schriftelijk in het geding gevoegd:
•[slachtoffer1]
*[slachtoffer2]
De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van de aangevers.
De officier van justitie is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte is meermalen achter op de auto van aangever [slachtoffer1] gebotst. De officier van justitie acht, gelet op de wijze waarop verdachte achter op de auto van die [slachtoffer1] is gebotst, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer1] en zijn passagier aangeefster [slachtoffer2]. Door achter op de auto van [slachtoffer1] te botsten is [slachtoffer1] de macht over het stuur verloren en is er een botsing ontstaan tussen de auto van [slachtoffer1] en een tegenligger. Door het handelen van verdachte is een keten van gebeurtenissen ontstaan en heeft er een frontale botsing plaats gevonden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte is meermalen achter de auto van aangever [slachtoffer1] gereden, nadat deze hard op de rem heeft getrapt, daarna is een soort rups/wagonbeweging ontstaan. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden aangetoond dat verdachte (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van aangever en zijn passagier [slachtoffer2].
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is ten laste gelegd dat hij opzettelijk met de door hem bestuurde personenauto tegen de achterzijde van de personenauto met daarin [slachtoffer1] en [slachtoffer2] is gereden/gebotst. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte achter op de auto van aangever [slachtoffer1] is gereden/gebotst uit de bewijsmiddelen niet de (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel kan worden geconstrueerd. Aan de hand van de tenlastelegging, die ook verder geen omstandigheden beschrijft, kan de rechtbank dat opzet ook niet verder onderzoeken of er invulling aan geven.
Met andere woorden: de officier van justitie zou daarvoor veel specifieker de omstandigheden moeten hebben tenlastegelegd, nog daargelaten dat ook het onderzoek op dit punt veel te summier is geweest.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 45-1 en 45-2, 1e t/m 5e alinea;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2012.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 29 oktober 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk
en wederrechtelijk verf heeft gespoten op een personenauto (merk Volkswagen
met kenteken (x)), toebehorende
aan [slachtoffer1], heeft beschadigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
“Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen”
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij de reclassering en een behandelverplichting bij Kairos of een soortgelijke instelling en een contactverbod voor [slachtoffer1] en [slachtoffer2].
De reeds geschorste voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft zijn auto als wapen gebruikt. De emoties zijn voor verdachte die dag hoog opgelopen en heeft daardoor impulsief gehandeld. Het had heel anders kunnen aflopen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 komt een forse werkstraf waarvan een fors deel voorwaardelijk passend en geboden is. Verdachte is een first offender en daar past geen gevangenisstraf bij.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 5 november 2012; en
• een (vroeghulp) voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland , d.d. 3 november 2011, betreffende verdachte;
• een monodisciplinair rapport van drs. (psychiater), psychiater, gedateerd 10 juli 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een auto toebehorende aan de nieuwe partner van zijn ex-vrouw. Hij heeft de auto bespoten met verf.
Verdachte lag in die periode in scheiding met zijn ex-vrouw en door een oplopende spanning omtrent het bezoekrecht van zijn dochter is verdachte tot deze daad gekomen.
De rechtbank acht een geldboete van na te noemen duur voor dit feit passend en geboden. Deze straf is aanzienlijk lager dan de officier van justitie geëist heeft, omdat de rechtbank –anders dan de officier van justitie- het onder 1 tenlastegelegde feit in het geheel niet bewezen acht.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de reeds geschorste voorlopige
hechtenis dient te worden opgeheven.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van respectievelijk € 650,- en € 1677,38.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot betaling van het bedrag van € 650,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] tot betaling van het bedrag van € 1677,38 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging dat de vorderingen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] dienen te worden afgewezen nu verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van [slachtoffer1] stelt de verdediging dat uit de kopieën van de stukken niet blijkt waaruit de materiële schade bestaat. Dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
De verdediging refereert zich ten aanzien van de hoogte van de gevorderde immateriële schade.
Ten aanzien van [slachtoffer2] stelt de verdediging dat verdachte de materiële schade reeds aan benadeelde heeft vergoedt. De verdediging refereert zich ten aanzien van de hoogte van de gevorderde immateriële schade al is er toch een verschil met de casus waarna verwezen wordt in de smartengeldgids.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte vrijgesproken is van het onder feit 1 ten laste gelegde feit.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 350 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een betaling van een geldboete van € 350,- (driehonderdvijftig euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 7 dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2012.