ECLI:NL:RBARN:2012:BY7040

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
848482 - VV EXPL 12-8095
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid proeftijdbeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 19 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Voortse Vallei B.V. De werknemer, die sinds 1 juli 2012 in dienst was als salesmanager buitendienst, had een arbeidsovereenkomst ondertekend op 24 augustus 2012, waarin een proeftijd van twee maanden was opgenomen. De werkgever beëindigde de arbeidsovereenkomst op 27 augustus 2012, binnen de proeftijd. De werknemer betwistte echter de rechtsgeldigheid van deze beëindiging, stellende dat er geen rechtsgeldige proeftijd was overeengekomen.

De kantonrechter oordeelde dat het schriftelijk vastleggen van het proeftijdbeding ook na het mondeling overeenkomen daarvan kan plaatsvinden, mits dit vóór of kort na de aanvang van de feitelijke werkzaamheden gebeurt. In dit geval was de arbeidsovereenkomst pas schriftelijk vastgelegd nadat de werknemer al aan het werk was, wat volgens de kantonrechter niet voldeed aan de eisen van rechtsbescherming en rechtszekerheid. De werkgever had onvoldoende bewijs geleverd dat er mondelinge overeenstemming over de proeftijd bestond vóór of kort na de aanvang van de werkzaamheden.

Daarom concludeerde de kantonrechter dat er geen sprake was van een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door Voortse Vallei. De vordering van de werknemer tot betaling van loon werd toegewezen voor de periode van 28 augustus 2012 tot 1 januari 2013, inclusief vakantietoeslag en wettelijke verhoging. De kantonrechter wees de vordering tot wedertewerkstelling af, omdat de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2013 zou eindigen. Voortse Vallei werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het schriftelijk vastleggen van een proeftijdbeding en de noodzaak van rechtsgeldigheid bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 848482 \ VV EXPL 12-8095 \ 127 \ 392
uitspraak van
vonnis in kort geding
in de zaak van
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. F. Huisman (DAS rechtsbijstand)
tegen
de besloten vennootschap Voortse Vallei B.V.
gevestigd te Hoevelaken
gedaagde partij
gemachtigde mr. R.B. van der Pol
Partijen worden hierna [werknemer] en Voortse Vallei genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 november 2012 met producties
- de conclusie van antwoord met een productie
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 5 december 2012.
2. De feiten
2.1. [werknemer] is vanaf 1 juli 2012 werkzaam bij Voortse Vallei in de functie van salesmanager buitendienst. Het laatste verdiende salaris bedroeg € 4.500,00 bruto per maand.
2.2. Op 24 augustus 2012 heeft [werknemer] een schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend. Daarin is vermeld dat [werknemer] op 1 juli 2012 in dienst treedt voor de duur van zes maanden alsmede dat een proeftijd van twee maanden geldt.
2.3. Op 27 augustus 2012 heeft Voortse Vallei aan [werknemer] medegedeeld het dienstverband te beëindigen in de overeengekomen proeftijd.
2.4. Met een brief van 20 september 2012 heeft [werknemer] geprotesteerd tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
3. De vordering en het verweer
3.1. [werknemer] vordert Voortse Vallei te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad:
a. tot nakoming van de arbeidsovereenkomst en (derhalve) tot betaling van het loon, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldigde wijze is beëindigd of van rechtswege afloopt;
b. tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid, althans de dag van dagvaarding;
c. om [werknemer] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd of van rechtswege afloopt;
d. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
e. tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2. [werknemer] legt aan de vordering ten grondslag dat geen proeftijd is overeengekomen, althans dat het beding waarin de proeftijd op twee maanden is gesteld nietig is. Die was verstreken op het moment dat Voortse Vallei het dienstverband beëindigde, zodat van een geldige beëindiging geen sprake is en het dienstverband loopt tot 1 januari 2013.
3.3. Voortse Vallei voert gemotiveerd verweer waarop hierna, waar nodig, wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voortse Vallei heeft primair aangevoerd dat [werknemer] niet ontvangen kan worden in zijn vordering omdat hij daarbij geen (spoedeisend) belang heeft. De kantonrechter begrijpt dit verweer aldus dat het zich richt tegen de vordering tot wedertewerkstelling. De kantonrechter overweegt reeds hier dat [werknemer] inderdaad onvoldoende belang heeft bij toewijzing van die vordering nu de arbeidsovereenkomst onweersproken eindigt op 1 januari 2013 en gelet daarop nog slechts enkele dagen zou kunnen worden gewerkt door [werknemer]. Bij de overige onderdelen van de vordering heeft [werknemer] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende spoedeisend belang, nu het een loonvordering betreft.
4.2. Het geschil tussen partijen draait om de vraag of een proeftijd is overeengekomen, althans welke duur de proeftijd heeft en dus of Voortse Vallei al dan niet binnen de proeftijd de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd.
4.3. [werknemer] stelt primair dat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van 7:652 lid 2 BW omdat het proeftijdbeding niet bij de aanvang van de feitelijke werkzaamheden schriftelijk overeengekomen is en reeds daarom geen sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen proeftijdbeding.
4.4. De kantonrechter oordeelt als volgt. Onweersproken is dat de arbeidsovereenkomst eerst schriftelijk is overeengekomen toen [werknemer] reeds werkzaam was voor Voortse Vallei. Dat maakt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter echter niet reeds dat geen proeftijd overeengekomen kan zijn. De eisen waaraan een proeftijdbeding moet voldoen om rechtsgeldig te zijn, zijn opgenomen in artikel 7:652 BW. In artikel 7:652 lid 2 BW is de eis opgenomen dat de proeftijd schriftelijk moet worden overeengekomen. In artikel 7:652 lid 3 BW, dat ziet op de maximumduur van een proeftijd bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, wordt de eis gesteld dat een proeftijd bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst dient te worden overeengekomen. Deze eis slaat niet terug op het bepaalde in artikel 7:652 lid 2 BW, zodat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de overeengekomen proeftijd ook na het mondeling aangaan van de arbeidsovereenkomst op schrift mag worden gesteld.
4.5. Een andere vraag is wanneer de proeftijd mondeling moet zijn overeengekomen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet dat uit het oogpunt van rechtsbescherming en rechtszekerheid gebeuren vóór of kort na de aanvang van de feitelijke werkzaamheden.
4.6. De kantonrechter acht voorshands niet aannemelijk dat daaraan in dit geval is voldaan. Het ligt, gelet op de in voornoemd wetsartikel neergelegde eisen, naar het voorlopig oordeel op de weg van de werkgever om, in dit geval in het kader van de betwisting van het standpunt van [werknemer] dat geen proeftijd overeengekomen is, te stellen en zo nodig te bewijzen dat bij het aanvangen van de feitelijke werkzaamheden mondelinge overeenstemming over de proeftijd bestond. [werknemer] heeft gesteld dat nimmer over de proeftijd is gesproken, laat staan dat daarover overeenstemming bestond. Door Voortse Vallei is die stelling naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd betwist. Deze procedure leent zich ook niet voor bewijslevering op dat punt. De kantonrechter neemt daarom voorshands aan dat vóór of kort na het feitelijk aanvangen van de werkzaamheden geen overeenstemming bestond tussen Voortse Vallei en [werknemer] over een proeftijd, laat staan een langere dan de wettelijke proeftijd op grond van een mogelijk geldende cao.
4.7. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter voorshands van oordeel dat geen sprake van een rechtsgeldige beëindiging door Voortse Vallei van de arbeidsovereenkomst. Dat leidt tot toewijzing van de vordering van [werknemer], behoudens de vordering tot wedertewerkstelling op voormelde gronden. De loonvordering wordt toegewezen vanaf 28 augustus 2012, omdat onweersproken is dat Voortse Vallei per die datum de loonbetaling heeft gestaakt, tot 1 januari 2013, de in de arbeidsovereenkomst genoemde einddatum. De niet weersproken wettelijke verhoging en wettelijke rente worden toegewezen als gevorderd.
4.8. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat niet is onderbouwd dat werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van dergelijke kosten rechtvaardigen.
4.9. Voortse Vallei wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
5. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Voortse Vallei tot betaling aan [werknemer] van het loon van € 4.500,00 bruto per maand vanaf 28 augustus 2012 tot 1 januari 2013, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en voorts met de wettelijke verhoging als bedoeld artikel 7:625 BW over de op dit moment opeisbare termijnen en het geheel te vermeerderen met de wettelijke rente over de diverse termijnen vanaf de dag van opeisbaarheid ervan tot de dag van algehele voldoening;
5.2. veroordeelt Voortse Vallei in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werknemer] begroot op € 100,64 aan dagvaardingskosten, € 73,00 aan griffierecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op