ECLI:NL:RBARN:2012:BY7647

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
231814
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhuizing met minderjarige kinderen van Wageningen naar Friesland

In deze zaak verzoekt de moeder om vervangende toestemming om met haar minderjarige kinderen per 1 augustus 2013 te verhuizen van Wageningen naar Friesland. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt de rechtbank om de moeder te bevelen in Wageningen of de nabije omgeving te blijven wonen. De rechtbank weegt de belangen van de kinderen en beide ouders zorgvuldig af. De ouders hebben in het verleden afspraken gemaakt over de zorg voor de kinderen, waarbij is afgesproken dat bij een woonafstand van meer dan 30 kilometer overleg moet plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat de noodzaak voor de verhuizing door de moeder aanwezig is, onder andere omdat haar huidige partner in het Noorden van Nederland werkt en de verhuizing noodzakelijk is voor zijn bedrijf. De rechtbank stelt vast dat de co-ouderschapsregeling goed verloopt, maar dat de verhuizing van de moeder de continuïteit van deze regeling zal beïnvloeden. De rechtbank concludeert dat de verhuizing in het belang van de kinderen is, vooral omdat de moeder hen de mogelijkheid biedt om in een vertrouwde omgeving te blijven en de verhuizing goed te plannen. De rechtbank verleent daarom de gevraagde toestemming aan de moeder en wijst het verzoek van de vader af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [zaaksnummer]
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
beschikking ex artikel 1:253a BW
in de zaak van
[de moeder] (nader te noemen: de moeder),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede,
tegen
[de vader] (nader te noemen: de vader),
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
advocaat mr. F.E.J. Menkveld te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht.
Het verloop van de procedure
Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift ingekomen ter griffie op 05 juli 2012;
- een brief d.d. 9 augustus 2012, met bijlagen, van mr. R.C.H. Bruinier;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 augustus 2012.
Gehoord ter zitting van 22 augustus 2012:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.C.H. Bruinier;
- de vader, bijgestaan door mr. F.E.J. Menkveld;
- mevrouw R. Piron: namens de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).
De feiten
Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], gemeente [gemeente].
Partijen hebben op 15 augustus 2007 hun huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap. Dit geregistreerde partnerschap is op 29 augustus 2007 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand te Renkum. De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen.
Partijen hebben na het uiteengaan op 23 augustus 2007 een overeenkomst beëindiging geregistreerd partnerschap na omzetting huwelijk in geregistreerd partnerschap gesloten. In deze overeenkomst is met een schema per twee weken een co-ouderschapsregeling met elkaar afgesproken. Tevens is in deze overeenkomst opgenomen: "dat de kinderen in beginsel de woonplaats van de vrouw volgen. Indien de woonafstand groter wordt dan 30 kilometer zullen de man en de vrouw in overleg treden en het zorgschema aanpassen. Daarnaast spreken de man en de vrouw ten aanzien van de zorg voor de kinderen bij een nieuwe woonafstand (onder meer) het navolgende af: "de vrouw zal doordeweeks 5 dagen volledige zorg op zich nemen; de man zal zich blijven inspannen om in een nieuwe woonsituatie ook doordeweeks zorg te blijven verrichten; de verandering van woonplaats zal alleen voor het begin of aan het einde van een schooljaar van de kinderen plaatsvinden." De co-ouderschapsregeling is tot op heden van kracht.
Uit de relatie van de moeder en haar huidige partner is op [geboortedatum] 2011 geboren een dochter, [dochter].
In 2011 is tussen partijen besproken dat de moeder en haar nieuwe partner de wens hadden om naar Zwolle te verhuizen, maar de moeder en haar partner hebben daarvan afgezien.
In april 2012 heeft de moeder aan de vader aangegeven dat zij en haar partner naar Friesland willen verhuizen en daarover hebben verschillende gesprekken tussen partijen plaatsgevonden.
Het verzoek
De moeder verzoekt thans haar vervangende toestemming te verlenen om per 1 augustus 2013 met de minderjarigen te verhuizen naar Friesland, meer in het bijzonder naar [nieuwe woonplaats].
Het verweer, tevens zelfstandig verzoek
De vader voert gemotiveerd verweer, waarbij hij verzoekt om de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen. Bij wege van zelfstandig rekest verzoekt de vader bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de moeder te bevelen althans te veroordelen in [huidige woonplaats], althans in de nabije omgeving te blijven wonen, met compensatie van proceskosten aldus dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten betaalt.
De beoordeling
Het standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is ter terechtzitting - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de moeder altijd de zorg voor de minderjarigen heeft gehad, ook ten tijde van het huwelijk van partijen. De vader werkte 70 à 80 uur per week. Na de echtscheiding was er sprake van een co-ouderschapsregeling en deze regeling verloopt in grote lijnen goed. Er bestaan volgens de moeder wat strubbelingen nu de minderjarigen op dezelfde school zitten als de twee minderjarige kinderen van de partner van de vader en de minderjarigen de twee minderjarigen van de partner van de vader als overheersend ervaren. De moeder was altijd degene die de praktische zaken ten aanzien van de minderjarigen regelde. De minderjarigen dienen, ook na de verhuizing, hun hoofdverblijf bij de moeder te houden. De vader wenst ook niet dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vader hebben. Het is de moeder duidelijk dat na de verhuizing er geen sprake meer kan zijn van een co-ouderschapsregeling. De moeder wil de vader daarom tegemoet komen met een ruime contactregeling tussen de vader en de minderjarigen na de verhuizing. De minderjarigen kunnen drie weekenden per maand bij de vader zijn alsmede meer dan de helft van de vakanties, feest- en vrije dagen. De huidige communicatiemiddelen zoals Skype maken het contact tussendoor ook al makkelijker. Hierdoor is het niet zo dat de vader niet ook een groot aandeel heeft in de opvoeding van de minderjarigen en dat dit een verhuizing in de weg zou staan. De minderjarigen kunnen in de weekenden bij de vader hun sporten uitoefenen. De moeder werkt parttime en zij is financieel afhankelijk van haar partner. De moeder en haar partner hebben samen een dochter [dochter] van bijna anderhalf jaar oud. Doordat de partner van de moeder zijn werkzaamheden in het Noorden van het land heeft is de verhuizing noodzakelijk. De vader heeft ingestemd met een verhuizing naar [nieuwe woonplaats] over drie jaar, maar dat is volgens de moeder niet in het belang van de minderjarigen. De moeder heeft de verhuizing gepland per 1 augustus 2013. De door de moeder in [nieuwe woonplaats] gekochte woning zal het komende jaar worden verbouwd. Iedereen heeft nog geruime tijd om aan de nieuwe situatie te wennen. Duidelijk dient te zijn dat de verhuizing op dat moment van belang is in verband met het feit dat [minderjarige 1] dan de overstap naar de middelbare school maakt en voorts is van belang dat de moeder in economisch opzicht afhankelijk is van haar partner. Volgens de moeder is [minderjarige 1] een meisje dat wat minder gemakkelijk dan [minderjarige 2] sociaal contact legt. Daarom acht zij het van belang dat [minderjarige 1] volgend jaar al het nieuwe schooljaar op de middelbare school in [nieuwe woonplaats] kan starten. De verhuizing voor [minderjarige 2] gedurende de lagere school naar [nieuwe woonplaats] zal voor haar geen problemen opleveren. De minderjarigen hebben te kennen gegeven dat zij het leuk vinden om naar [nieuwe woonplaats] te verhuizen. Zij ervaren een verhuizing niet als vervelend. Verwezen wordt nog naar de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 juni 2012, LJN: BX2833, waarin het hof aan de moeder vervangende toestemming heeft verleend om met de kinderen naar Finland te verhuizen. De moeder geeft aan dat een nader overleg tussen partijen, bijvoorbeeld door middel van mediation, niet tot een oplossing tussen partijen zal leiden. Zij verzoekt de rechtbank een beslissing te nemen.
Het standpunt van de vader
Ter zitting is door en namens de vader - kort en zakelijk weergegeven - te kennen gegeven dat de bestaande co-ouderschapsregeling prima verloopt. Wel herkent de vader dat het vormen van een eventueel samengesteld gezin met zijn partner en haar twee kinderen tot wat problemen en spanningen leidt, zoals dat gebruikelijk is. Het is nog niet duidelijk of hij met zijn partner gaat samenwonen. Bij het afsluiten van de overeenkomst op 23 augustus 2007 na het uit elkaar gaan van partijen heeft de vader zich onvoldoende gerealiseerd dat door het co-ouderschap zijn relatie met de kinderen veel intenser is geworden dan hij voor mogelijk had gehouden. Daarom wil hij ook dat het co-ouderschap voortgezet kan worden. Er bestaat voor de moeder geen noodzaak om naar Friesland te verhuizen, het is alleen een wens van haar. De moeder confronteert de vader met voldongen feiten. De vader acht het, mede gelet op alle gesprekken tussen de ouders, onbegrijpelijk dat de moeder hem zo maar meedeelde dat zij een huis in [nieuwe woonplaats] had gekocht en dat zij zou gaan verhuizen. De vader is van mening dat de moeder haar macht op onrechtmatige wijze gebruikt. Zij handelt daarmee niet in het belang van de minderjarigen. Een verhuizing zal in ieder geval, alleen al op praktische gronden, de co-ouderschapsregeling ondergraven. De voortzetting van hobby's en het sporten van de minderjarigen in het weekend zal op zich bij een verhuizing al een probleem vormen, evenals feestjes van de minderjarigen in het weekend, omdat zij volgens het voorstel van de moeder in dat geval drie van de vier weekenden per maand bij de vader zullen zijn. Duidelijk is dat door de handelwijze van de moeder de minderjarigen dan geen keuzevrijheid meer hebben. De vader stemt thans ook niet zonder meer in met een verhuizing van de moeder op een termijn van drie jaar in plaats van op een termijn van één jaar. De vader is wel bereid om samen met de moeder alternatieven te bespreken, waarbij hij dan in overweging wil nemen een termijn van bijvoorbeeld drie jaar. Dit zou namelijk betekenen dat [minderjarige 2] dan naar de middelbare school gaat en [dochter] naar de lagere school. Dan zou de vader ook de tijd hebben om zijn leven zodanig in te richten dat een co-ouderschap in [nieuwe woonplaats] tot de mogelijkheden behoort. Hierdoor zou de overstap van [minderjarige 1] na twee jaren middelbare school goed op te vangen zijn. Het lukt de vader niet om binnen een periode van een jaar praktische zaken eventueel te regelen, zodat hij bijvoorbeeld door het huren van een recreatiewoning in de buurt van [nieuwe woonplaats] vaker voor de minderjarigen kan zorgen. Op dit moment ontbreken hem daarvoor de financiële middelen. Hij erkent dat de moeder altijd de wens heeft geuit om terug te gaan naar Friesland waar zij vandaan komt en respecteert op zich die wens ook, maar acht het moment nog niet aangebroken om deze wens tot uitvoering te brengen. Het is voor de vader duidelijk dat de moeder het financieel afhankelijk zijn van haar partner als oneigenlijk argument hanteert. Het verzoek van de moeder dient te worden afgewezen. De vader is bereid tot nader overleg tussen partijen, bijvoorbeeld door middel van mediation.
Het standpunt van de Raad
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat de minderjarigen op dit moment slechts de leuke kanten van een verhuizing zien. Zij realiseren zich niet welke gevolgen een verhuizing heeft voor de co-ouderschapsregeling. De minderjarigen willen met beide ouders veel contact. Als dat vanwege een verhuizing niet meer kan is dat niet goed voor de minderjarigen. Het handhaven van de co-ouderschapsregeling geniet de voorkeur. De ouders zullen op één lijn moeten blijven zitten, ongeacht welke beslissing er ook genomen gaat worden. Bij een eventuele verhuizing moeten de ouders de minderjarigen het gevoel geven dat dit een goede beslissing is geweest, waar beide ouders achter staan. Mocht de eventuele verhuizing nog een aantal jaren worden uitgesteld, dan is, gelet op de leeftijd van de minderjarigen op dat moment, niet uit te sluiten dat zij zelf een keuze kunnen (gaan) maken bij wie zij feitelijk willen blijven wonen. Het zou de moeite waard zijn dat partijen toch nog een keer proberen om met behulp van een mediator de bestaande patstelling te doorbreken.
Het oordeel van de rechtbank
Ter zitting is gebleken dat nader overleg tussen partijen, bijvoorbeeld met behulp van mediation niet tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank zal derhalve een beslissing nemen.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening een geschil tussen de ouders hieromtrent op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Bij de beantwoording van de vraag of de moeder toestemming dient te krijgen om met de minderjarigen naar [nieuwe woonplaats] te verhuizen met ingang van 1 augustus 2013, dienen alle betrokken belangen in acht genomen te worden. De belangen van de minderjarigen staan daarbij voorop, zonder dat dit wegneemt dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen (HR 25 april 2008, NJ 2008, 414). Conform vaste rechtspraak betreft het onder meer de volgende belangen:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing van de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing.
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats hebben in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarigen en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing rechtvaardigen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, komt de rechtbank tot toewijzing van het verzoek van de moeder en tot afwijzing van het verzoek van de vader. Daarbij heeft de rechtbank het volgende meegewogen.
De bovenvermelde overeenkomst van 23 augustus 2007 tussen ouders is tot stand gekomen omdat de moeder altijd heeft aangegeven terug te willen gaan naar Friesland waar zij vandaan komt, hetgeen door de vader wordt erkend.
De rechtbank is van oordeel dat het voor de vader sinds het uit elkaar gaan van partijen derhalve altijd duidelijk is geweest dat de moeder naar het Noorden terug wilde verhuizen. De vader heeft deze wens ook altijd gerespecteerd. In die zin heeft de vader er dus altijd rekening mee kunnen houden dat dat moment een keer zou aanbreken.
Gelet op hetgeen partijen bij bovenvermelde overeenkomst van 23 augustus 2007 zijn overeengekomen staat vast dat de minderjarigen gedurende vijf jaren een co-ouderschapsregeling met hun ouders gewend zijn, waarbij beide partijen het er over eens zijn dat deze goed verloopt, zij het dat het mogelijk samenvoegen van het gezin van de partner van de vader met het gezin van de vader tot wat problemen leidt.
Vast staat ook dat een verhuizing van de moeder naar [nieuwe woonplaats] tot gevolg zal hebben dat het co-ouderschap zoals dit nu wordt vorm geven niet kan worden voortgezet.
Door de moeder is aangegeven dat haar huidige partner een eenmanszaak drijft die gespecialiseerd is in het verkopen van diensten aan makelaars, waaronder fotografie en advisering bij te koop staande woningen. Hij is voornamelijk actief in het Noorden van Nederland, nu 90% van zijn klanten daar gevestigd zijn. Zijn omzet is in 2011 ten opzichte van 2010 gedaald met ruim € [bedrag] door verschillende omstandigheden. Daarom is het noodzakelijk dat hij gaat verhuizen naar het Noorden om dichterbij zijn klanten te kunnen zijn. Doordat de moeder parttime werkt is zij financieel afhankelijk van haar huidige partner. Weliswaar heeft de vader aangegeven dat niet juist is wat de moeder over het economisch belang van haar huidige partner, om in het Noorden woonachtig te zijn, gesteld heeft, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader dit onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat derhalve uit van hetgeen daarover door de moeder is aangegeven.
Het vorenstaande heeft er toe geleid dat de rechtbank in haar overweging heeft betrokken de vraag of de huidige partner van de moeder een andere oplossing voor het goed kunnen aansturen van zijn bedrijf moet gaan zoeken, door bijvoorbeeld zelf een aantal dagen per week in het Noorden te verblijven, zodat de minderjarigen in de buurt van de vader zouden kunnen blijven wonen. Dit zou er echter toe leiden dat het minderjarige kind van de moeder en haar huidige partner haar vader minder zou gaan zien, hetgeen de rechtbank niet in het belang acht van dit nog zo jonge kind.
Derhalve acht de rechtbank de noodzaak om te verhuizen door de moeder aanwezig.
Verder is de rechtbank van oordeel dat een verhuizing per 1 augustus 2013 voldoende tijd geeft aan alle betrokkenen om zich hierop voor te bereiden. Tevens zal deze verhuizing plaats gaan vinden naar een deel van Nederland waar nog verder familie van de minderjarigen woont, omdat de moeder daar vandaan komt, zodat deze omgeving niet geheel nieuw voor hen is. De datum om te gaan verhuizen vindt de rechtbank ook passend bij de overgang van [minderjarige 1] naar de middelbare school, waarvan de moeder onbetwist heeft gesteld dat zij sociaal wat minder vaardig is dan [minderjarige 2], zodat [minderjarige 1] vanaf dat moment een goede start kan maken op die nieuwe school.
De moeder heeft de vader in voldoende mate aangeboden om een ruime zorgregeling met elkaar af te spreken ter compensatie van het verlies aan contact met de minderjarigen nu de co-ouderschapsregeling niet voortgezet kan worden. Zo is het voor de minderjarigen en de vader ook goed mogelijk om in de hun vertrouwde omgeving bij de vader contact met elkaar te hebben.
Beide partijen geven aan dat zij altijd in goed overleg over de minderjarigen hebben kunnen communiceren, maar dat het onderhavige geschil tot spanningen tussen hen beiden heeft geleid, maar niet dat de minderjarigen daaronder lijden. De rechtbank gaat er derhalve van uit, dat na de beslissing van de rechtbank in het onderhavige geschil, partijen weer goed in staat zullen zijn om met elkaar in overleg te treden over de gevolgen van de verhuizing naar [nieuwe woonplaats] volgend jaar. Daarbij gaat de rechtbank er tevens van uit dat de moeder zich aan haar belofte houdt om met de vader een ruime zorgregeling af te spreken.
De rechtbank realiseert zich dat het contact tussen de minderjarigen en de vader op een andere manier gestalte gaat krijgen na de verhuizing naar [nieuwe woonplaats] volgend jaar. Door de ruime zorgregeling die tussen partijen zal worden afgesproken en de moderne communicatiemiddelen die tegenwoordig gebruikt kunnen worden, zal de vader naar het oordeel van de rechtbank deel kunnen blijven uitmaken van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Dit geldt te meer nu de minderjarigen een goede band met de vader hebben opgebouwd in de afgelopen jaren door de co-ouderschapsregeling en dus ook na de verhuizing veel contact met hem willen en kunnen hebben, hetgeen de moeder eveneens van belang acht.
Proceskosten
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
1. verleent vervangende toestemming aan de moeder om per 1 augustus 2013 met de minderjarigen te verhuizen naar Friesland, meer in het bijzonder naar [nieuwe woonplaats];
2. verklaart de onder 1 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
3. wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
4. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Bruins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.J. Prinsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.