ECLI:NL:RBARN:2012:BY7699

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
236963
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ouderlijk gezag voor noodzakelijke medische behandeling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 november 2012 uitspraak gedaan over de schorsing van het ouderlijk gezag van de ouders van een minderjarige, die dringend medische behandeling nodig had in de vorm van bloedtransfusies. De ouders, die uit geloofsovertuiging geen toestemming wilden geven voor deze behandeling, werden door de kinderrechter in hun gezag geschorst. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige, die in een kritieke gezondheidssituatie verkeerde. De kinderrechter oordeelde dat de gezondheid van de minderjarige zodanig was dat de noodzaak voor bloedtransfusies evident was, en dat de ouders door hun geloofsovertuiging niet in staat waren om de noodzakelijke toestemming te geven. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van een situatie van misbruik van gezag. De kinderrechter verleende de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland de bevoegdheid om de noodzakelijke medische beslissingen te nemen, specifiek met betrekking tot de bloedtransfusies, voor een periode van 12 weken. De ouders hadden wel aangegeven geen bezwaar te maken tegen andere noodzakelijke medische behandelingen die niet met bloed te maken hadden. De kinderrechter hield het verzoek met betrekking tot andere medicatie aan, zodat de ouders de tijd kregen om hierover na te denken. De Raad werd verzocht om uiterlijk 31 januari 2013 te rapporteren over de voortgang van de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [zaaksnummer]
Datum uitspraak: 29 november 2012
beschikking voorlopige voogdij
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING
gevestigd te Arnhem, hierna te noemen de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats],
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] (de moeder),
wonende te [woonplaats],
[adres],
[de vader] (de vader),
wonende te [woonplaats],
[adres],
STICHTING BUREAUS JEUGDZORG GELDERLAND, (de stichting)
gevestigd te Arnhem
[adres].
Het procesverloop
Gezien het mondelinge verzoek op 28 november 2012 en de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van de Raad ingekomen op 29 november 2012.
Gehoord op 29 november 2012 in het Rijnstate ziekenhuis te Arnhem:
- de ouders, vergezeld van 2 ouderlingen van hun gemeente;
- [geestelijk begeleider], geestelijk begeleider en lid van het Ziekenhuis contact comité;
- [kinderarts], kinderarts en specialist manager van de vakgroep kindergeneeskunde;
- [arts assistente], arts-assistente kindergeneeskunde;
- een verpleegkundige van de afdeling waar de minderjarige is opgenomen;
- Mw. M. van Baal, vertegenwoordigster van de Raad;
- Dhr. J. Appels en mw. L. Keizer van de stichting.
Het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot schorsing van de ouders in de uitoefening van het ouderlijk gezag, omdat medische behandeling van de minderjarige noodzakelijk is. De ouders willen of kunnen op grond van hun geloofsovertuiging geen toestemming tot de behandeling geven, terwijl deze dringend en onverwijld noodzakelijk is. De medische behandeling betreft het geven van bloedtransfusies in de komende periode van acht weken. Daarnaast wordt verzocht de voorziening ook te laten strekken tot het geven van een medicijn dat een ontsteking met het RS virus kan voorkomen. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad een brief van de vertrouwensarts AMK Gelderland overgelegd.
De Raad verzoekt de stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland te belasten met de voorlopige voogdij. Verzocht wordt de maatregel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de vervaldatum op 12 weken te bepalen.
De feiten
De ouders zijn getrouwd op 15 april 2011 en hebben het gezamenlijk gezag over hun dochter [minderjarige]. Zij is geboren na een zwangerschap van 27 weken in het UMC St Radboud te Nijmegen. Na 3 weken is zij overgeplaatst naar het ziekenhuis Rijnstate te Arnhem op de neonatale intensive high unit (Post IC-HC). Zij wordt met positieve druk ondersteund bij haar ademhaling (CPAP).
In het Rijnstate ziekenhuis is gestart met het geven van extra ijzer en erythropoietine (EPO) om de bloedaanmaak te bevorderen. Na meting op 26 november 2012 is de Hb waarde van het bloed in vergelijking met een week eerder, gedaald naar 5.1 met een Ht van 0.26. Aanleiding van de nieuwe meting was de zorg over de gezondheidssituatie van [minderjarige], aangezien er zich relatief veel incidenten bij haar ademhaling voordeden. Tot heden is er geen duidelijke verbetering in het aantal incidenten.
De beoordeling
Door en namens de ouders wordt naar voren gebracht dat zij op grond van hun geloofsovertuiging een behandeling waarbij bloed, of bloedproducten worden gebruikt, als onethisch bezien, vanwege het gebod van Jehova, genoemd in het Bijbelboek Handelingen 15: 28-29, 'om zich te onthouden van bloed'.
Zij vragen zich af of niet langer gewacht kan worden om te bezien of de toediening van EPO een verbetering oplevert. Ook is het aantal incidenten niet toegenomen, waardoor zij zich afvragen of de behandelaars niet te voorzichtig zijn.
[kinderarts] geeft aan namens het gehele behandelteam te spreken als hij stelt dat de toediening van een bloedtransfusie onafwendbaar is gelet op de conditie van [minderjarige]. Er is tot heden qua behandelbeleid alles gedaan om aan de bezwaren van de ouders tegemoet te komen. De toegediende medicatie heeft echter onvoldoende resultaat gehad, gelet op de daling van het Hb en Ht gehalte. Zelfs als langer afgewacht zou worden, is nog niet te verwachten dat door de toegediende EPO snel genoeg een gehalte wordt bereikt dat boven de kritische grens uitkomt. Als absolute ondergrens bij premature zuigelingen wordt gebruikelijk een Hb van 6.0 gehanteerd. Dit in combinatie met de ademhalingsincidenten, maakt dat er gevaar dreigt voor hersenbeschadiging van [minderjarige]. Dat het aantal incidenten per dag niet is toegenomen, maakt dit niet anders nu bij de ontwikkeling van een baby het motto geldt: stilstand is achteruitgang.
[kinderarts] heeft de afdeling neonatologie van Nijmegen en Utrecht geraadpleegd, evenals de door de ouders genoemde [kinderarts-neonatoloog], kinderarts-neonatoloog. Er worden geen alternatieven meer mogelijk geacht.
Op grond van de inhoud van de stukken en hetgeen is besproken met de ouders en de artsen oordeelt de kinderrechter dat de verzochte maatregel dringend en noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig gevaar voor de minderjarige. Hoewel niet getwijfeld wordt aan de intentie van de ouders om hun dochter de beste zorg te geven, worden zij door hun geloofsovertuiging principieel weerhouden om toestemming te geven voor de toediening van bloed(producten). Dit kan leiden tot een situatie waarin sprake is van misbruik van gezag. Op grond van artikel 1: 272, eerste lid, Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de ouders geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een kind schorsen.
De gezondheidssituatie van [minderjarige] is zodanig dat de noodzaak voor één of meer bloedtransfusies evident is. Haar Hb-waarde ligt onder de absolute ondergrens die wordt gehanteerd bij premature zuigelingen en de ademhalingsincidenten zijn nog steeds te frequent. Nu haar ouders niet in staat zijn toestemming te geven voor deze behandeling, zal de kinderrechter hen voor deze beslissingen schorsen van het ouderlijk gezag.
De Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, locatie Arnhem zal worden belast met de voorlopige voogdij. De verzochte bevoegdheden ten aanzien van de minderjarige worden slechts toegewezen voor zover het de beslissing betreft om één of zonodig meer bloedtransfusies te geven in de periode van 12 weken vanaf heden. De beperking wordt gegeven aangezien ouders hebben verklaard geen bezwaar te maken tegen overige noodzakelijke medische behandelingen die niet te maken hebben met het verstrekken van bloed(producten).
De zaak wordt aangehouden voor zover het de beslissingsbevoegdheid van ouders betreft met betrekking tot het toedienen van een medicijn dat een ontsteking met het RS virus kan voorkomen. Ter zitting is gebleken dat ouders hierover nog niet hebben kunnen nadenken en dat volgens de vertegenwoordiger van het Ziekenhuis contact comité deze kwestie in de leer van de Jehova's getuigen aan hun eigen geweten wordt overgelaten. Volgens [kinderarts] zal deze kwestie pas spelen, als [minderjarige] het ziekenhuis kan verlaten. Ouders hebben derhalve nog de tijd zich hierover te beraden.
De Raad wordt verzocht uiterlijk 31 januari 2013 aan de kinderrechter te berichten of dit verzoek nog actueel is en zo ja, om deze noodzaak en duur van de toediening vervolgens met een medische verklaring te laten onderbouwen.
De beslissing
De kinderrechter,
belast met de voorlopige voogdij over de voornoemde minderjarige.
de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland gevestigd te Arnhem, locatie Arnhem;
bepaalt de duur van de maatregel op 12 weken;
bepaalt dat aan de stichting de beslissingsbevoegdheid wordt toegekend ten aanzien van het geven van bloedtransfusies aan [minderjarige];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het verzoek voor het overige aan en
bepaalt dat de Raad uiterlijk op 31 januari 2013 of indien nodig zoveel eerder, schriftelijk bericht of het verzoek met betrekking tot de ontstekingsremmende medicatie wordt ingetrokken; bij handhaving van het verzoek wordt van de Raad een onderbouwing verzocht voor de medische noodzaak en duur van de behandeling;
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A.M. Rozema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2012.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.