ECLI:NL:RBARN:2012:BY7823

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
230441
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een auto en klachtplicht bij consumentenkoop

In deze zaak vorderden eisers, [eiser] c.s., dat gedaagde, [gedaagde (garage)], zou worden veroordeeld tot herstel van gebreken aan een door hen gekochte auto, een Volvo SC60 D5 AWD Geartronic Summum. De vorderingen waren gebaseerd op klachten over een niet goed functionerend bandenspanningssysteem, trillingen in de auto en de werking van de Driver Alert- en Lane Departuresystemen. De rechtbank oordeelde dat de door eisers gestelde gebreken niet aan de overeenkomst voldeden. Ten aanzien van het bandenspanningssysteem werd geoordeeld dat eisers niet tijdig hadden geklaagd, waardoor hun recht om zich op dit gebrek te beroepen was vervallen. De rechtbank concludeerde dat de trillingen die eisers ervoeren, een producteigenschap van vierwiel aangedreven voertuigen zijn en dat deze geen non-conformiteit opleveren. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige klachtplicht bij consumentenkoop en de beoordeling van producteigenschappen in relatie tot non-conformiteit.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 230441 / HA ZA 12-379
Vonnis van 5 december 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers,
advocaat mr. S.T.W. Verhaagh te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gedaagde,
advocaat mr. C.S. Schekkerman te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [eiser] c.s. en afzonderlijk als [eiser] en mevrouw [eiser]. Gedaagde zal [gedaagde (garage)] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 23 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] c.s. hebben op 24 december 2008 na een proefrit een nieuwe Volvo SC60 D5 AWD Geartronic Summum – hierna: de auto – gekocht bij [gedaagde (garage)]. De koopprijs bedroeg € 85.236,-. De auto is op 19 maart 2009 aan [eiser] c.s. geleverd.
2.2. Op 8 september 2009 heeft [eiser] aan [gedaagde (garage)] geschreven, voor zover hier relevant:
‘(…)
Voorafgaand aan de 1.500 km beurt heb ik een overzicht gemaakt van de geconstateerde problemen en – in mijn ogen – onvolkomenheden/verbeteringen aan de auto. Twee van de problemen wil ik hierbij aanhalen:
(1) Het bandenspanningssysteem werkt niet, de boordcomputer meldt dat de auto service nodig heeft
(2) De auto hobbelt zodra deze enige tijd heeft stilgestaan. Het hobbeleffect lijkt minder te worden zodra de auto enige tijd heeft gereden.
(…)
U heeft daarna beide achterbanden vervangen hetgeen niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Op mijn verzoek heeft u daarna alle vier de banden op het uitbalanceerapparaat gelegd en nogmaals uitgebalanceerd. (…) Daarna heeft u de auto een paar dagen gehad en is deze ook bij een bandenspecialist (Kees van Gent in Wijchen) aangeboden. Daar werd geen noemenswaardige afwijking geconstateerd. (…)
Tezamen met u heb ik in een andere XC-60 gereden en we hebben beiden geconstateerd dat die ook trilde, mijn visie is dat die minder trilde dan mijn auto.
(…)
Uiteindelijk werd besloten dat u contact zou opnemen met de importeur om de auto daar te laten onderzoeken, (…)’
2.3. In opdracht van [gedaagde (garage)] heeft de Volvo-importeur, Volvo Cars Nederland B.V. (VCNL), in september 2009 een beoordeling uitgevoerd naar de ‘driveability’ van de auto en heeft zij proefritten uitgevoerd. Bij brief van 17 september 2009 heeft VCNL aan [eiser] geschreven dat zij de ‘driveability’ van de auto als zeer goed beoordeelde nadat één band/velg combinatie was ‘gematched’ en dat zij [gedaagde (garage)] had geadviseerd om aanvullende werkzaamheden achterwege te laten.
2.4. In maart en april 2010 heeft [eiser] een eerste onderzoek laten uitvoeren door CED Bergweg (hierna: CED). De expert heeft samen met [eiser] een proefrit gemaakt in de auto van [eiser] en in een auto van hetzelfde type. In het rapport van 6 mei 2010 is het volgende geconcludeerd over de trillingen:
‘(…)
Wij hebben vastgesteld dat direct na wegrijden met koude banden een lichte schommeling waarneembaar is. Deze is na circa 250 meter weg en wij schrijven dit toe aan de vervorming van de banden tijdens stilstand. Tot ongeveer 100 km per uur is er geen afwijking waarneembaar. Tussen de 100 en 150 km per uur is er een lichte vibratie waarneembaar. Wij hebben niet boven de 150 kilometer per uur gereden. De vibratie is voelbaar door alle componenten van het interieur, zowel de stoelen als de armleuningen, het dashboard en het stuurwiel. Dit is niet zichtbaar of hoorbaar en ook dermate gering dat het alleen waargenomen werd nadat wij door de client hier opmerkzaam waren gemaakt en wanneer er met de vlakke hand contact gemaakt wordt op de genoemde interieurdelen. De vibratie wordt gering beïnvloed door accelereren en/of afremmen op de motor. Bij het uitrollen met stationair draaiende motor is de vibratie weer net op een iets andere manier voelbaar, maar niet ernstiger. (…)
CONCLUSIE
De vibraties zoals door de client aangegeven, hebben wij waargenomen. Wij zijn van mening dat dit meer een eigenschap is van een vierwiel aangedreven voertuig dan een klacht. Het rijgedrag van een vierwiel aangedreven voertuig kan niet zondermeer vergeleken worden met dat van een tweewiel aangedreven limousine. Wij hebben geen oorzaak gevonden voor de vibraties en deze ook vastgesteld bij een vergelijkbaar voertuig. (…)
OVERIGE INFORMATIE
(…) De aard en de ernst van de vibraties zijn echter niet objectief vast te leggen maar alleen subjectief waar te nemen. Om die reden hebben wij dit door twee verschillende experts laten beoordelen die beide een proefrit hebben gemaakt.’
2.5. CED heeft op 10 augustus 2010 een aanvullend rapport opgesteld nadat [eiser] een reactie had verzonden op het eerste rapport. In het aanvullende rapport is onder meer het volgende te lezen:
‘(…) Wij zijn van mening dat de trillingen waarneembaar zijn maar geen objectief gebrek opleveren. CED-Bergweg ziet dit als vibraties die binnen de tolerantie zijn.
(…)
Dat de cliënt het ‘pertinent’ niet eens is met onze bevindingen is evident. Wij hebben een andere beleving van de vibraties dan de cliënt. Overigens liet de cliënt ons tijdens het gesprek vooraf weten dat ook zijn vorige auto, de Jeep Grand Cherokee, een klacht had met trillingen. (…)’
2.6. Vervolgens heeft [eiser] ook aan DEKRA Keuringen B.V. (hierna: DEKRA) opdracht gegeven om de trillingsklachten te onderzoeken. In het eerste rapport van 3 oktober 2010 schrijft DEKRA, voor zover hier relevant:
‘(…)
De gememoreerde trillingen in het onderhavige voertuig tijdens het rijden zijn door ons ook waargenomen en kunnen ons inziens verminderd worden. Vandaar dat DEKRA de eliminatiemethode voorstelt met de volgende stapsgewijze aanpak.
Stap 1: Vervang de zomerwielen door de winterwielen
Stap 2: Vervang alle homokineet koppelingen
Stap 3: Vervang de zomerbanden
(…)
6. CONCLUSIE
Onderhavig voertuig voldoen ons inziens niet aan de eisen die men daar aan mag stellen. Wij adviseren de door ons aangegeven zaken te wijzigen c.q. te herstellen, waarna het voertuig opnieuw gecontroleerd kan worden.’
2.7. Op 15 april 2010 heeft op verzoek van [eiser] en zijn rechtsbijstandverzekeraar een nader onderzoek door DEKRA plaatsgevonden bij VCNL. Wederom zijn proefritten uitgevoerd met de auto en met een soortgelijke auto. De laatste proefrit is uitgevoerd nadat de 19 inch wielen van de auto tijdelijk zijn verwisseld voor nieuwe 20 inch wielen met nieuwe zomerbanden. In het tweede rapport van 26 april 2010 schrijft DEKRA voorts:
‘(…)
4. INSPECTIE / SCHADE
(…)
Wij hebben derhalve eerst een proefit gemaakt met het voertuig van de heer [eiser] en constateerden op de snelweg bij snelheden tussen de honderd en honderddertig kilometer per uur nog steeds een lichte vibratie en/of lichte trillingen in het voertuig.
Vervolgens hebben wij eenzelfde proefrit gemaakt met een exact gelijk voertuig met ook ongeveer dezelfde kilometerstand, ook bij dit voertuig was een lichte vibratie en/of lichte trilling waarneembaar. Beide voertuigen waren voorzien van hetzelfde type Continental banden.
(…)
5. OORZAAK
Wat exact de oorzaak is van de vibratie en/of trillingen is zeer moeilijk te beoordelen. Mogelijk kan het worden veroorzaakt door de spelingen op de homokineten, het is echter vanuit de fabriek niet toegestaan om deze te voorzien van speciaal elastisch vet.
Omdat het voertuig met veel minder gepresteerde kilometers ook minder vibratie gaf zou het naar onze mening wel aan deze speling kunnen liggen. Daarbij moet echter wel aangemerkt worden dat de heer [eiser] het vibratie/trillingenprobleem al waargenomen heeft vanaf vijftienhonderd kilometer.
Naar onze mening wordt een en ander niet veroorzaakt door de Continental banden, omdat na omwisseling met Pirelli banden er geen verbetering is waargenomen.
6. CONCLUSIE
In het eindgesprek met de heer [eiser], drie medewerkers van de Volvo importeur en ons zijn wij het met elkaar eens geworden dat het toch wel gezien moet worden als zijnde een producteigenschap. Daarbij zal het ene voertuig iets meer vibratie en/of trillingen geven dan een ander. Verder is er door ons besproken dat door wellicht 99 van de 100 mensen deze wel waarneembare vibratie/trillingen niet als hinderlijk worden ervaren. De heer [eiser] liet aan de (directie)medewerkers van de importeur horen dat hij de vibratie/lichte trillingen als hinderlijk blijft ervaren.
De medewerkers gaven door om te willen bekijken wat zij voor de heer [eiser] nog zouden kunnen gaan doen. Het zou er volgens de medewerkers wel op neer komen dat de heer [eiser] in ieder geval niet meer in een Volvo zou gaan rijden.’
2.8. Op 4 mei 2010 heeft de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] c.s. een brief gestuurd aan [gedaagde (garage)] waarin negen ‘openstaande discussiepunten’ worden behandeld en [gedaagde (garage)] in gebreke wordt gesteld. Blijkens deze brief is hier een brief van 23 februari 2010 aan vooraf gegaan, alsmede een reactie hierop van [gedaagde (garage)] van 12 maart 2010.
2.9. Bij brief van 24 november 2011 heeft DEKRA een aantal vragen beantwoord dat de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] c.s. naar aanleiding van het tweede rapport had gesteld. DEKRA sluit deze brief als volgt af:
‘ Naar onze mening zal het vervangen van de homokineten door nieuwe homokineten voorzien van vet van het merk Forté zeker tot een goed resultaat leiden. De vraag is echter of vervanging van de homokineten noodzakelijk is. Dit kan pas worden beoordeeld na demontage en inspectie van de homokineten.’
2.10. Bij brief van 1 maart 2012 heeft de advocaat van [eiser] c.s. [gedaagde (garage)] aangeschreven over ‘vier technische problemen met de auto die niet zijn verholpen’: het bandenspanningscontrolesysteem (hierna: TPMS-systeem), het Lane Departure systeem, het Driver Alert systeem en de trillingen in de auto.
3. Het geschil
3.1. [eiser] c.s. vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde (garage)] te veroordelen c.q. te gebieden om zorg te dragen voor een correct werkend TPMS, ook op de winterwielen van eisers, voor het herstel van het Lane Departuresysteem en het Driver Alertsysteem en tot herstel van het gebrek ten aanzien van de trillingen in het voertuig op de door deskundige DEKRA op 24 november 2011 aangegeven wijze, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 100,- per dag en met een maximum van € 50.000,- voor het geval [gedaagde (garage)] niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de gebreken heeft hersteld;
b. [gedaagde (garage)] te veroordelen tot betaling van de expertisekosten van € 1.734,37 inclusief BTW en de verdere door [eiser] geleden materiele en immateriele schade, in goede justitie te bepalen op een bedrag van € 1.000,-, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
c. [gedaagde (garage)] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.075,76 inclusief BTW, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te dezen;
d. [gedaagde (garage)] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser] c.s. leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. De auto voldoet niet aan de koopovereenkomst, althans aan de reële verwachtingen die zij naar aanleiding van de koopovereenkomst hadden en mochten hebben. De Driver Alert- en Lane Departuresystemen werken niet (naar behoren) en er is sprake van hinderlijke trillingen in de auto. Die trillingen zijn ontstaan nadat [gedaagde (garage)] aan het TPMS-systeem heeft gewerkt. Deze werkzaamheden zijn derhalve niet goed uitgevoerd. Hoe dan ook heeft te gelden dat het ontstaan van trillingen na 1.500 km een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst oplevert. Voorts hebben [eiser] c.s. gedwaald aangezien zij ervan uit gingen dat het TPMS ook op de winterwielen zou werken terwijl dit niet het geval is. [gedaagde (garage)] is op grond van het voorgaande gehouden tot herstel van de genoemde gebreken, aldus [eiser] c.s.
3.3. [gedaagde (garage)] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] c.s. in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente bij niet voldoening van de proceskosten binnen 14 dagen na vonnis.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De drie door [eiser] c.s. gestelde gebreken zullen achtereenvolgens worden beoordeeld.
TPMS-systeem
4.2. [eiser] c.s. vordert dat [gedaagde (garage)] de gevolgen van de dwaling ten aanzien van het TPMS-systeem ongedaan maakt in die zin dat [gedaagde (garage)] alsnog dit systeem levert en monteert op de winterwielen. [gedaagde (garage)] voert aan dat [eiser] c.s. deze door hen gestelde dwaling niet binnen bekwame tijd na de ontdekking hebben gemeld. Het aanvankelijke probleem met het TPMS-systeem is bij de 1.500 km-beurt van 17 april 2009 verholpen en daarna is [gedaagde (garage)] ervan uitgegaan dat er geen problemen meer waren met dit systeem. Eerst bij brief van 4 mei 2010 hebben [eiser] c.s. geklaagd dat het systeem niet op de winterbanden werkte terwijl zij dit naar eigen zeggen reeds aan het begin van de winter 2009 hadden ontdekt. Tussen de ontdekking en het klagen zijn derhalve om en nabij de 8 maanden gelegen, aldus [gedaagde (garage)].
4.3. Ingevolge artikel 7:23 lid 1 BW dient een koper die een gebrekkige zaak ontvangt ter zake binnen bekwame tijd te protesteren op straffe van verval van alle bevoegdheden. Bij een consumentenkoop, zoals hier aan de orde, moet de kennisgeving binnen bekwame tijd na de ontdekking geschieden, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking tijdig is. De klachtplicht geldt voor iedere rechtsvordering die is gegrond op een gebrek in de prestatie. Op de onderhavige vordering uit hoofde van dwaling is deze klachtplicht derhalve ook van toepassing. Op de koper rust de plicht te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen dat en op welke wijze zij tijdig en op een voor de verkoper kenbare wijze heeft geklaagd (HR 23 november 2007, LJN BB3733).
4.4. Voor consumentenkoop geldt dat in beginsel binnen twee maanden na ontdekking dient te worden geklaagd, waarbij afhankelijk van (uitzonderlijke) omstandigheden in bepaalde gevallen een langere termijn nog als een spoedige kennisgeving kan worden aangemerkt. [eiser] c.s. hebben ter comparitie niet weersproken dat zij ongeveer 8 maanden na ontdekking voor het eerst hebben geklaagd over dit gestelde gebrek zodat dit als vaststaand wordt aangenomen. Nu [eiser] c.s. ter zitting geen omstandigheden hebben gesteld die ertoe kunnen leiden dat deze termijn moet worden aangemerkt als ‘binnen bekwame tijd’, wordt geoordeeld dat met 8 maanden de termijn waarbinnen [eiser] c.s. over dit gebrek behoorde te klagen is overschreden. Het beroep van [gedaagde (garage)] op de klachtplicht slaagt en de vordering [gedaagde (garage)] te veroordelen zorg te dragen voor een correct werkend TPMS-systeem is dan ook niet toewijsbaar. Overigens gaat de rechtbank ervan uit dat het belang van [eiser] c.s. bij deze vordering is komen te vervallen aangezien [gedaagde (garage)] ter zitting onvoorwaardelijk heeft aangeboden om uit coulanceoverwegingen het TPMS-systeem ook aan te brengen op de winterbanden van de auto. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze werkzaamheden inmiddels hebben plaatsgevonden en het TPMS-systeem thans correct werkt op zomer- en winterbanden.
Driver Alert- en Lane Departuresystemen
4.5. Uit de toelichting van partijen maakt de rechtbank op dat de Driver Alert- en Lane Departuresystemen beogen de bestuurder te waarschuwen wanneer hij is afgeleid en op een andere rijbaan terecht dreigt te komen, wanneer hij in slaap dreigt te vallen of wanneer hij op een andere manier ongeconcentreerd rijdt.
[eiser] c.s. stellen dat deze systemen regelmatig de melding op de display geven dat zij niet beschikbaar zijn. Hieruit concluderen zij dat de systemen niet goed functioneren en hersteld dienen te worden. Ter comparitie hebben [eiser] c.s. gesteld dat zij in januari 2010 hebben gesignaleerd dat deze systemen zo nu en dan niet beschikbaar zijn, waarna ze omstreeks maart 2010 hierover mondeling hebben geklaagd. [gedaagde (garage)] heeft de auto vervolgens getest en aangegeven dat de systemen goed functioneerden. Aangezien [eiser] c.s. er weinig vertrouwen in hadden dat [gedaagde (garage)] dit probleem kon verhelpen, zijn zij er tot de verzending van hun brief van 1 maart 2012 niet meer op teruggekomen, aldus [eiser] c.s.
4.6. [gedaagde (garage)] stelt dat deze systemen naar behoren functioneren en merkt daarbij op dat tijdens de vele testritten die de verschillende experts hebben gemaakt nooit is gesignaleerd dat de door [eiser] c.s. gestelde meldingen op de display verschijnen. Bovendien betekent een dergelijke melding slechts dat het systeem tijdelijk niet werkt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren doordat de camera’s op de auto door weersomstandigheden soms de lijnen op de weg niet kunnen ontdekken. Bij de huidige stand van de technologie kunnen de systemen (nog) niet onder alle omstandigheden perfect werken. Voor zover de systemen niet naar behoren functioneren, hebben [eiser] c.s. hun recht om zich hierop te beroepen verloren doordat zij niet tijdig hebben geklaagd. Doordat [eiser] c.s. dit gestelde probleem pas bij brief van 1 maart 2012 voor het eerst hebben gemeld en zij de auto niet ter observatie of reparatie hebben aangeboden, is [gedaagde (garage)] in haar bewijspositie geschaad. Anders dan [eiser] c.s. stellen, hebben zij hierover omstreeks maart 2010 niet mondeling geklaagd en heeft [gedaagde (garage)] de werking van deze systemen toen niet onderzocht.
Dit blijkt ook uit de brief van 4 mei 2010 van de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] c.s. aan [gedaagde (garage)] waarin veel klachten worden opgesomd maar een verwijzing naar deze klacht ontbreekt. Bovendien is in haar administratie geen enkele aanwijzing te vinden dat begin 2010 of daarna door haar onderzoek is verricht naar de werking van deze systemen.
4.7. De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt doordat de Driver Alert- en Lane Departuresystemen zo nu en dan niet beschikbaar zijn.
4.8. Ingevolge artikel 7:17 lid 1 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen van de verkoper, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
4.9. De rechtbank gaat ervan uit dat deze systemen in de auto van [eiser] c.s. overwegend beschikbaar zijn en slechts zo nu en dan niet beschikbaar zijn. [gedaagde (garage)] heeft erkend dat deze systemen niet onder alle omstandigheden beschikbaar (kunnen) zijn en [eiser] heeft ter comparitie gesteld dat deze systemen ‘zo nu en dan’ niet beschikbaar zijn. Dat het niet beschikbaar zijn van de systemen zich slechts zo nu en dan voordoet, is ook aannemelijk in het licht van het feit dat in de correspondentie tussen partijen van begin 2010 deze klacht niet is terug te vinden en de eerste schriftelijke klacht hierover dateert van 1 maart 2012. De rechtbank gaat er tevens van uit dat bij alle Volvo’s die zijn voorzien van deze systemen, de systemen zo nu en dan niet beschikbaar zijn. [gedaagde (garage)] heeft immers onweersproken gesteld dat de software/de technologie (nog) niet zodanig is dat deze systemen onder alle omstandigheden 100% kunnen functioneren. Aangenomen moet dan ook worden dat het een eigenschap is die inherent is aan deze geavanceerde systemen en [gedaagde (garage)] deze klacht dan ook niet kan verhelpen.
4.10. Naar het oordeel van de rechtbank mag de koper van een Volvo met dergelijke systemen niet verwachten dat deze systemen onder alle omstandigheden beschikbaar zijn en maakt het zo nu en dan niet beschikbaar zijn van die systemen de auto niet non-conform. Daarbij spelen de volgende omstandigheden een rol. Het betreft geen eigenschap die het normaal gebruik van de auto belemmert. De meeste auto’s zijn niet voorzien van een dergelijk nieuw systeem en de auto’s die het systeem wel hebben, kunnen nog steeds zonder gevaar voor de verkeersveiligheid rijden indien het systeem zo nu en dan niet beschikbaar is. Dan verschijnt er een melding op de display en weet de bestuurder dat het systeem hem niet zal waarschuwen bij een eventuele (dreigende) fout. Ook indien het systeem wel beschikbaar is zal een bestuurder echter de normale voorzichtigheid en alertheid in acht dienen te nemen. Het systeem is slechts een hulpmiddel bij het rijden maar biedt uiteraard geen garantie dat een eventuele fout van de bestuurder altijd kan worden gecorrigeerd. Een koper die ervoor kiest een auto te kopen die op dit punt voorop loopt in de markt, mag er – behoudens expliciete mededelingen of garanties hieromtrent, waarvan hier niet is gebleken – niet zonder meer vanuit gaan dat een geavanceerd hulpsysteem als het onderhavige onder alle omstandigheden feilloos functioneert.
4.11. Nu de auto niet als non-conform kan worden aangemerkt als gevolg van het door [eiser] c.s. gestelde gebrek, is de vordering tot herstel van de systemen niet toewijsbaar, nog daargelaten de omstandigheid dat – naar vooralsnog moet worden aangenomen – herstel onmogelijk is. Bij deze stand van zaken behoeven de stellingen van partijen omtrent de klachtplicht geen bespreking.
trillingen
4.12. [eiser] c.s. stellen dat er sprake is van trillingen in de auto die optreden bij snelheden boven de 50 kilometer per uur en die duidelijk waarneembaar zijn bij snelheden boven de 100 kilometer per uur. Dit is volgens [eiser] c.s. geen producteigenschap, mede gelet op het feit dat [gedaagde (garage)] dit niet direct bij het vernemen van deze klacht heeft aangegeven. De onderzoeken die tot nu toe zijn uitgevoerd zijn niet objectief aangezien de conclusies zijn gestoeld op ervaringen en niet op metingen. Het trillen van de auto maakt de auto non-conform in de zin van artikel 7:17 BW.
4.13. [gedaagde (garage)] voert aan dat het vibreren een producteigenschap is die niet zodanig storend is, dat gesteld kan worden dat de afgeleverde auto niet beantwoordt aan de overeenkomst. [gedaagde (garage)] verwijst naar de uitkomsten van de onderzoeken van de verschillende deskundigen. Hieruit volgt dat deze producteigenschap bij vierwiel aangedreven auto’s hoort. Alle vergelijkbare auto’s waarin de experts hebben gereden vertonen dezelfde trillingen. Voor zover komt vast te staan dat geen sprake is van een producteigenschap, of de producteigenschap niet toelaatbaar wordt geacht, dan betwist [gedaagde (garage)] dat een en ander te verhelpen is op de door [eiser] c.s. gestelde wijze.
4.14. Ten aanzien van de door [eiser] c.s. gestelde trillingen overweegt de rechtbank als volgt. De kernvraag is of de auto als non-conform in de zin van artikel 7:17 BW moet worden aangemerkt vanwege het gegeven dat bij snelheden boven de 100 km per uur een lichte vibratie en/of lichte trillingen in de auto waarneembaar zijn. Beide bureaus hebben dit bij de genoemde snelheden waargenomen. Volgens het rapport van CED is het niet zichtbaar of hoorbaar en ook dermate gering dat het alleen waargenomen werd nadat zij door [eiser] hierop opmerkzaam waren gemaakt (zie onder 2.4). Rechtens is de vraag of [eiser] c.s. mochten verwachten dat de door hen gekochte auto zonder deze vibratie of trilling zou rijden boven de 100 km per uur. De beantwoording van deze vraag hangt niet (alleen) af van de vraag of deze vibratie/trilling als een producteigenschap van dit type auto moet worden aangemerkt. Gelet op de in artikel 7:17 BW neergelegde maatstaf kan ook een producteigenschap ertoe leiden dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, hoewel dit niet snel het geval zal zijn.
4.15. Volgens CED vallen de waargenomen vibraties binnen de tolerantie(marge) en leveren deze geen objectief gebrek op. Deze conclusie is gebaseerd op proefritten door twee verschillende experts van CED, een bureau dat gespecialiseerd is in het keuren van auto’s. Ook door DEKRA wordt uiteindelijk geconcludeerd dat het een producteigenschap betreft en dat door wellicht 99 van de 100 mensen deze vibratie/trillingen niet als hinderlijk worden ervaren (zie bij 2.7 onder ‘conclusie’). In haar laatste brief van 24 november 2011 komt zij hier niet op terug en herhaalt DEKRA slechts dat hoogstwaarschijnlijk een vermindering van de klacht kan worden bereikt door de door haar voorgestelde maatregelen.
4.16. Op basis van deze rapporten kan worden geconcludeerd dat de waargenomen vibratie/trilling door [eiser] c.s. weliswaar als hinderlijk wordt ervaren maar dat deze beleving niet breed gedragen wordt en deze vibratie/trilling in ieder geval het normaal gebruik van de auto niet in de weg staat. Ook zonder objectieve meetgegevens kan dit op basis van de reeds uitgevoerde onderzoeken worden vastgesteld. In dit verband wordt tevens opgemerkt dat [eiser] c.s. inmiddels 3,5 jaar gebruik maken van de auto. In zijn algemeenheid mag worden aangenomen dat een koper van een auto van € 85.246,- een hoog rijcomfort mag verwachten. Het gaat echter te ver om te oordelen dat een dergelijke koper ook mag verwachten dat bij snelheden boven de 100 km per uur in zijn auto geen enkele trilling/vibratie voelbaar zal zijn, temeer nu het een vierwiel aangedreven auto betreft en enige trilling/vibratie volgens de geciteerde experts een bekende eigenschap is van vierwiel aangedreven auto’s. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] c.s. bij aankoop van de auto specifiek hebben geïnformeerd naar de wegligging dan wel het trillen van de auto, terwijl tegelijkertijd als onweersproken vaststaat dat de vorige auto van [eiser] c.s. ook een vierwiel aangedreven auto was (een Jeep Grand Cherokee) en dat zij met deze auto eveneens een klacht hadden die verband hield met trillingen. Voorts staat als onweersproken vast dat [eiser] c.s. vóór aankoop van de auto een proefrit hebben gemaakt. Indien de stelling van [gedaagde (garage)] dat het een producteigenschap betreft juist is, moeten [eiser] c.s. derhalve worden geacht te hebben gevoeld hoe de auto zich bij verschillende snelheden gedroeg en mochten zij niet verwachten dat in de door hen gekochte auto geen enkele trilling voelbaar zou zijn.
4.17. Op basis van de onderzoeken die [eiser] c.s. door CED en DEKRA heeft laten uitvoeren, kan worden geconcludeerd dat de bedoelde trillingen in alle Volvo’s van dit type waarneembaar zijn en dat de auto van [eiser] c.s. niet meer trilt dan andere Volvo’s van dit type (zie bij 2.4 onder ‘conclusie’ en bij 2.7 onder ‘inspectie/schade’). De stelling van [eiser] c.s. dat de trillingen pas zijn ontstaan na de 1.500 km-beurt moet worden gepasseerd, alleen al omdat het tegendeel kan worden afgeleid uit de brief van [eiser] aan [gedaagde (garage)] van 8 september 2009 (‘Helaas merkte ik na de 1.500 km beurt dat het hobbeleffect niet was verdwenen’). Als vaststaand moet dan ook worden aangenomen dat het door [eiser] c.s. bedoelde trillen van de auto een producteigenschap betreft en de auto waarin [eiser] c.s. hebben proefgereden deze eigenschap eveneens bezat.
4.18. Geconcludeerd dient te worden dat de auto niet non-conform is in de zin van artikel 7:17 BW vanwege de bedoelde vibratie/trillingen in de auto.
4.19. De vorderingen tot herstel van de auto zullen worden afgewezen. Nu de auto niet non-conform is en [gedaagde (garage)] derhalve niet toerekenbaar is tekort geschoten jegens [eiser] c.s. dienen ook de overige vorderingen te worden afgewezen.
4.20. [eiser] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde (garage)] worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde (garage)] tot op heden begroot op € 1.479,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15de dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [eiser] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15de dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2012.