zaaknummer / rolnummer: 177793 / HA ZA 08-1999
Vonnis van 5 december 2012
[eiser]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H.S.M. Lindeman te ‘s-Hertogenbosch,
[gedaagden]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. C.T.G. van Schie te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2012
- het (definitieve) deskundigenbericht
- de begrotingsbeschikking van 6 september 2012
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] c.s.
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [eiser].
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1. In het tussenvonnis van 28 maart 2012 heeft de rechtbank – onder meer – overwogen dat in hoofdsom in beginsel toewijsbaar is een bedrag van € 4.181,02 en dat dit anders wordt indien na deskundigenbericht blijkt dat bij de facturen M en N te veel uren in rekening zijn gebracht; het excedent zal dan nog moeten worden afgetrokken (tussenvonnis 28 maart 2012, r.o. 2.49). Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat voornoemd oordeel anders wordt indien [gedaagde] c.s. na deskundigenbericht gelijk krijgen in hun standpunt dat de werkzaamheden door [eiser] ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat [gedaagde] c.s. dan hun schade, die daaruit voortvloeit – oftewel de herstelkosten van die tekortkomingen – kunnen verrekenen met de nog te betalen factuurbedragen (tussenvonnis 28 maart 2012, r.o. 2.50).
2.2. De rechtbank heeft verder overwogen dat, indien de tekortkomingen bij de uitvoering van de werkzaamheden ernstig genoeg zijn om de ingeroepen ontbinding te rechtvaardigen, [gedaagde] c.s. [eiser] niet de gelegenheid hoeven te geven om die tekortkomingen te herstellen en zij de herstelkosten bij derden kunnen verrekenen met de openstaande en toewijsbare facturen van [eiser] (tussenvonnis 28 maart 2012, r.o. 2.51). Indien de tekortkomingen de ontbinding niet rechtvaardigen, zullen [gedaagde] c.s. de openstaande facturen, voor zover toewijsbaar, moeten betalen en zullen zij [eiser] de gelegenheid moeten geven om zijn werk af te maken en daarbij eventuele tekortkomingen te herstellen (tussenvonnis 28 maart 2012, r.o. 2.54).
2.3. Bij voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank een deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen:
1) In hoeverre is ten aanzien van de punten vermeld in de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, van [gedaagde] c.s. in paragraaf 14 sub d, e en m, alsmede in paragraaf 15 sub n, o, p, q, r, s, t en u, sprake van technisch onoordeelkundige en ondeskundige uitvoering van de opgedragen ombouw van deze Landrover ambulance tot personenwagen met bijbehorende aanpassingen?
2) Indien de vorige vraag leidt tot de bevinding dat sprake is van tekortkomingen, zijn deze tekortkomingen dan herstelbaar en hoeveel zullen de kosten van dat herstel dan, naar uw inschatting, gaan bedragen?
3) Kunnen de bij factuur M van 14 juli 2008 en factuur N van 28 juli 2008 in rekening gebrachte werkuren van respectievelijk 69,75 en 66,50 uren in totaal, gezien de op de facturen gebezigde omschrijvingen van de werkzaamheden en gebruikte onderdelen, in overeenstemming zijn met de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden, rekening houdend met de bijzonderheden van deze specifieke werkzaamheden en de ouderdom van de Landrover, en, zo neen, hoeveel uren hadden naar uw professionele inschatting dan wel voor deze werkzaamheden in rekening mogen worden gebracht?
4) Was het technisch gezien eigenlijk wel mogelijk en verantwoord om de zwaardere en krachtiger motor van de donorauto in te bouwen in deze oldtimer ambulance?
5) Heeft de thans uitgevoerde ombouw (motor/aandrijfassen/aanpassingen chassis) gevolgen voor het weggedrag van de Landrover en, zo ja, welke?
6) Heeft de ombouw verdere gevolgen voor het kentekenbewijs van de Landrover in die zin dat het kenteken verder moet worden aangepast en, zo ja, aan welke eisen zal moeten worden voldaan om het kenteken aan te passen?
7) Heeft u nog andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.4. De deskundige heeft vervolgens onderzoek verricht en een rapport uitgebracht, dat hierna nader aan de orde zal komen.
2.5. [gedaagde] c.s. hebben aangegeven zich in grote lijnen te kunnen vinden in de bevindingen van de deskundige. Zij hebben in hun conclusie na deskundigenbericht geen (concrete) bezwaren tegen het deskundigenbericht naar voren gebracht. [eiser] is in zijn antwoordconclusie na deskundigenbericht uitsluitend ingegaan op hetgeen [gedaagde] c.s. in hun conclusie na deskundigenbericht hebben aangevoerd en heeft aldus evenmin (expliciet) bezwaren tegen het deskundigenbericht naar voren gebracht. Gezien het voorgaande en ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen van de deskundige. De rechtbank acht de conclusie van de deskundige geloofwaardig en overtuigend. Zij maakt diens conclusies dan ook tot de hare. In het navolgende wordt nog specifieker ingegaan op de bevindingen van de deskundige en de reacties van partijen daarop.
2.6. Aan het verzoek van [gedaagde] c.s. in hun conclusie na deskundigenbericht om een (nadere) comparitie te bepalen ter beproeving van een minnelijke regeling gaat de rechtbank voorbij. Nog daargelaten dat [eiser] hiertegen bezwaar maakt, geldt dat de rechtbank partijen in deze langlopende procedure herhaaldelijk heeft geadviseerd te proberen de zaak onderling tot een oplossing te brengen en dat bovendien in februari van dit jaar al een nadere comparitie heeft plaatsgevonden, echter zonder resultaat. Het houden van nog een comparitie om nogmaals te trachten een schikking te treffen is dan ook een gepasseerd station. Er zal nu eindvonnis worden gewezen.
Tekortkomingen en ontbinding
2.7. De rechtbank zal eerst, in het licht van hetgeen in het deskundigenbericht staat vermeld, de vraag beantwoorden of sprake is van tekortkomingen bij de uitvoering van de werkzaamheden die ernstig genoeg zijn om de ingeroepen ontbinding te rechtvaardigen. Bij de beantwoording van die vraag neemt de rechtbank de volgende passages uit het deskundigenrapport in aanmerking:
Uit het vooronderzoek bleek mij dat het geschil is ontstaan nadat een oliedrukverlies is ontstaan. Het oliedrukverlies is feitelijk de rode draad die door het geheel loopt. Ik ontkom dan ook niet aan een nadere beschouwing van dit gebrek […]. Daar komt bij dat de oliedruk gecreëerd wordt door de oliepomp die in de Zeus Timing Gear conversion kit is opgenomen. Het is dus niet onlogisch dat de oorzaak van het probleem is ontstaan bij de montage van de Zeus Timing Gearkit. De keuze voor montage van deze kit is ingegeven door de veronderstelling dat te weinig de- en montageruimte zou overblijven voor vervanging van de distributieriem van de ingebouwde International HS 2.8 TGV motor. Tijdens het onderzoek bleek dat deze veronderstelling van ruimtegebrek thans onterecht is.
[…]
Anno 2012 is ook [eiser] het eens met de meeste vakgenoten dat – los van de toepasbaarheid in een 2.8 TGV motor – een Zeus kit een onwenselijk kwaliteitsniveau heeft.
Oorzaak van oliedrukverlies:
Gezien de deels gedemonteerde staat van de motor is de oliedruk niet waar te nemen en kan ik het bestaan er van slechts aannemen. [gedaagde] benadrukt tijdens het onderzoek dat een banjobout (holle bout die voor het olietransport naar de Zeus kit zorg draagt) door [eiser] niet juist zou zijn gemonteerd door toepassing van een te kleine afdichtring.
De bij de kit behorende montage handleiding zou nadrukkelijk hebben gewezen op toepassing van een meegeleverde (grotere) ring op een door Zeus rood gemarkeerde locatie […]. Ik heb de montage handleiding niet gezien maar het is absoluut aannemelijk. De toepassing van een andere afdichtingring werd door [eiser] bevestigd maar niet nader toegelicht. Deze grote afdichtingring zou de rode markering grotendeels opvullen en optimale afdichting van de banjobout creëren. [eiser] vond het – ondanks nadrukkelijk verzoek van [gedaagde] – beter om af te wijken van het Zeus voorschrift. Daarentegen monteerde [eiser] vervolgens een aanmerkelijk kleinere ring die niet eens buiten de kroon van de bout kwam […]. Ik acht het aannemelijk dat de door [eiser] toegepaste afdichtingring onvoldoende afdichtte waardoor er oliedrukverlies is ontstaan. Indien de oorzaak niet in de te kleine ring gelegen zou zijn, is het eveneens een vaststaand gegeven dat de Zeus kit volgens Zeus Engineering niet is ontwikkeld voor de 2.8 TGV motor […]. Gezien de afwijkende eigenschappen van de 2.8 TGV motor, heeft deze motor andere oliedrukwensen dan een 300 Tdi motor waarvoor de toegepast Zeus kit is ontwikkeld. Naar mijn mening had [eiser] – ook met de beperkte wetenschap over de kwaliteit in 2008 – nimmer een Zeus Timing Gear conversion kit voor deze 2.8 TGV motor mogen adviseren. Met name omdat de reden hiervoor ook niet langer valide was door de aanpassingen aan het chassis.
Conclusie:
Samenvattend concludeer ik dat de werkzaamheden behoudens enkele uitzonderingen weinig professioneel zijn uitgevoerd. Dit hield zonder meer verband met de geringe ervaring van het moment in 2008. Met de wetenschap van vandaag zou [eiser] het zeer zeker anders – en, getuige de aanwezige andere projecten –, professioneler en efficiënter hebben gedaan.
2.8. De deskundige heeft zich op dit onderdeel meer laten leiden door zijn technische expertise dan door de processuele beperkingen als bedoeld in r.o. 2.58 van het tussenvonnis van 28 maart 2012. Partijen hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt en de rechtbank acht zich daarom niet langer gebonden aan die beperkingen. De deskundige is juist ingeschakeld omdat (de advocaten van) partijen en de rechtbank die technische expertise onvoldoende in huis hebben. Bovengenoemde bevindingen van de deskundige leiden de rechtbank tot de conclusie dat aan het werk van [eiser] meerdere, en ook ernstige, gebreken kleven, zodanig dat de ingeroepen ontbinding hierdoor wordt gerechtvaardigd. Zoals in het tussenvonnis van 28 maart 2012 is overwogen (zie hierboven 2.2), betekent dit dat [gedaagde] c.s. [eiser] geen gelegenheid hoeven te bieden de gebreken te herstellen en dat zij de herstelkosten kunnen verrekenen met de openstaande en toewijsbare facturen.
Gebreken en herstelkosten
2.9. Gelet hierop zal de rechtbank in het navolgende uitwerken om welke gebreken het gaat en wat de kosten zijn die met het herstel van de diverse gebreken zijn gemoeid. De rechtbank zal dit doen aan de hand van de beantwoording door de deskundige van vraag 1 en 2 van de rechtbank en, waar nodig, de reactie van partijen daarop. Bij de beantwoording van vraag 1 heeft de deskundige per punt dat is vermeld in de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie van [gedaagde] c.s. in paragraaf 14 sub d, e en m, alsmede in paragraaf 15 sub n, o, p, q, r, s, t en u, beoordeeld of sprake is van technisch onoordeelkundige en ondeskundige uitvoering van het werk en waar relevant ook aangegeven, gezien vraag 2 van de rechtbank, of de tekortkoming herstelbaar is en, zo ja, wat dan de kosten van herstel zouden zijn. De rechtbank houdt hierna, evenals de deskundige heeft gedaan, de nummering uit de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie aan.
14d. Inbouwen motor, versnellingsbak en aandrijfassen
2.10. De deskundige vermeldt in zijn rapport op dit punt onder meer:
De aandrijflijn is in de basis vakkundig gemonteerd. Op detail is de montage van aanbouwdelen plaatselijk aan de krappe kant.
[…]
De wijzigingen aan het chassis zijn desgewenst weer herstelbaar. De wijzigingen zijn in de huidige configuratie chassis/aandrijflijn echter noodzakelijk.
[…]
Aanbouwdelen [van de motor – de rechtbank] zijn onherstelbaar beschadigd. De Zeus distributieset is door [eiser] “gemodificeerd” door het afslijpen van een poulie/loopwiel en de bevestigingstappen t.b.v. montage van de brandstofpomp zijn door [eiser] afgeslepen en verplaatst. Daarbij is een verkeerde afdichtingring (niet uit de Zeus-set) gebruikt.
De deskundige schat de herstelkosten – tezamen met die van enkele andere gerelateerde posten – op € 2.042,00.
2.11. [gedaagde] c.s. kunnen zich vinden in dit bedrag aan herstelkosten. Zij voeren daarnaast met juistheid aan dat thans vaststaat dat de tandwielset Zeus ten onrechte is gefactureerd, aangezien deze tandwielset volgens de deskundige nooit had mogen worden geplaatst (zie onder 2.7). Het gaat om een bedrag van € 1.193,49 inclusief btw (factuur G). [eiser] volstaat in zijn reactie op dit onderdeel met het aanbod om laatstgenoemd bedrag te crediteren. Daarmee heeft [eiser] het door de deskundige genoemde schadebedrag niet (gemotiveerd) weersproken. De rechtbank bepaalt het schadebedrag ten aanzien van deze post dan ook op € 2.042,00 + € 1.193,49 = € 3.235,49.
14e. Doorgezaagde en aan elkaar gelaste stuurstang
2.12. De deskundige vermeldt hierover in zijn rapport onder meer:
Zoals de stuurstang thans is gemodificeerd, voldoet dit naar mijn mening. […] Bij aanvang van het geschil was de stuurstang wél ondeskundig gemodificeerd.
De met herstel gemoeide kosten bedragen volgens de deskundige € 120,00 + € 250,00 (kosten om leidingen minder kwetsbaar te monteren/af te schermen) = € 370,00.
2.13. [gedaagde] c.s. kunnen zich hierin vinden. [eiser] stelt in reactie hierop voor dat tegelijkertijd met de aanpassing van de stuurstang en de leidingen, de radiator, de oliekoeler en de intercooler (zie ook hierna onder 2.18) door hem zullen worden aangepast. Nu [eiser] daarmee de bevindingen van de deskundige op dit punt op zichzelf niet bestrijdt, en overigens onder 2.8 al is geoordeeld dat herstel door [eiser] niet meer aan de orde is, zal ook de rechtbank uitgaan van het door de deskundige genoemde bedrag van € 370,00.
14m. Montage distributietandwielset en brandstofpomp
2.14. Over dit onderwerp vermeldt de deskundige in zijn rapport onder meer:
Om de brandstofpomp onder dezelfde hoek de behouden heeft G. uit de hand (scheef) nieuwe gaten geboord in het distributiehuis. Ook de brandstofpomp bevestigingsgaten moesten daarna opnieuw worden opgeboord.
[…]
De Zeus set bleek nadrukkelijk niet geschikt te zijn voor deze conversie in combinatie met een TGV motor en had daardoor naar mijn mening nooit geadviseerd / verkocht behoren te worden.
[…]
Brandstofpomp en distributiehuis zijn “vernield”, daarmee afwijkend van de originaliteit waardoor fabrikanten zich niet meer verantwoordelijk achten. De delen dienen daarmee zondermeer te worden vervangen door delen die in een originele staat verkeren.
De deskundige schat dat met herstel van de brandstofpomp een bedrag van € 1.761,00 is gemoeid.
2.15. [gedaagde] c.s. hebben deze conclusie van de deskundige niet weersproken. [eiser] voert daarentegen aan dat vervanging van de brandstofpomp absoluut niet noodzakelijk is en dat de pomp in goede staat is en eenvoudig op de oude distributieset kan worden gemonteerd. Die stelling strookt echter helemaal niet met de constatering van de deskundige dat de brandstofpomp is vernield. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is hetgeen [eiser] aanvoert dan ook onvoldoende om de bevinding van de deskundige terzijde te stellen. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de opgave van de deskundige en bepaalt de herstelkosten ten aanzien van de brandstofpomp op € 1.761,00. De kosten van vervanging van de distributieset vallen onder het onder 2.10 genoemde bedrag van € 2.042,00.
15n. Doorgezaagde achterste stabilisatorstang
2.16. De deskundige vermeldt hierover in zijn rapport dat de achterste stabilisatorstang niet is doorgezaagd, maar de zogenoemde Watt-verbinding wel en dat deze werkzaamheden deugdelijk en correct zijn uitgevoerd. De rechtbank concludeert hieruit dat ten aanzien van de achterste stabilisatorstang herstel en bijbehorende herstelkosten niet aan de orde zijn.
15o. Koelonderdelen die zich niet in het motorcompartiment bevinden
2.17. Het deskundigenrapport luidt op dit punt onder meer als volgt:
De Intercooler en versnellingsbak oliekoeler zijn gemonteerd. De radiateur en aircocondensor zijn momenteel gedemonteerd.
[…]
De plaatsing van de koeler in de bumper is weinig kwetsbaar en bij moderne auto’s vrij gebruikelijk. Het aanzien van de Landrover is weliswaar gewijzigd maar in hoeverre dat ernstig is, is een persoonlijke interpretatie. Bezwaarlijk is het naar mijn mening niet. De plaatsing van de olieleidingen op deze wijze is daarentegen wél uitermate kwetsbaar. Hiervoor zal een goede oplossing gevonden dienen te worden door de leiding goed af te schermen met een stalen beschermplaat of door middel van een heel ander koelplan van de auto waarbij intercooler, radiateur en V-bak cooler anders worden opgebouwd.
De hiermee samenhangende herstelkosten worden door de deskundige geschat op € 200,00 voor het enkel afdekken van de leidingen of € 1.800,00 voor een compleet ander koelplan.
2.18. [gedaagde] c.s. stellen zich op het standpunt dat was afgesproken dat alle koeldelen in het motorcompartiment zouden worden geplaatst, hetgeen uiteindelijk niet is gebeurd. Zij stellen dat zij een volledig ander koelplan beoogden. Zoals hierboven onder 2.13 al vermeld, stelt [eiser] in reactie hierop voor om tegelijkertijd met de aanpassing van de stuurstang en de leidingen, de radiator, de oliekoeler en de intercooler aan te passen. Zoals de rechtbank onder 2.8 al heeft geoordeeld, is herstel door [eiser] echter een gepasseerd station. Nu [eiser] de bevindingen van de deskundige op dit punt verder niet bestrijdt, en hij ook de door [gedaagde] c.s. gestelde afspraak over plaatsing van alle koeldelen in het motorcompartiment niet weerspreekt, zal de rechtbank uitgaan van het door de deskundige genoemde bedrag voor een compleet ander koelplan, te weten € 1.800,00.
15p. Vervanging distriebutiedeksel
2.19. De deskundige meldt in zijn rapport dat het distributiedeksel met toebehoren “absoluut” moet worden vervangen. Hij schat de kosten die daarmee zijn gemoeid op € 2.042,00. Dit betreft het onder 2.10 al genoemde bedrag.
15q. Aansluiting versnellingsbaktunnel en bodemplaat te ruim uitgezaagd?
2.20. Naar de mening van de deskundige is de aangepaste versnellingsbaktunnel zeker niet te ruim uitgezaagd. Op dit onderdeel zijn dus geen herstelkosten aan de orde. Partijen hebben hierover geen opmerkingen meer gemaakt.
15r. Luchtfilter
2.21. De deskundige gaat ervan uit dat de luchtfilter alsnog op de door [gedaagde] c.s. gewenste wijze kan worden geplaatst. Hij heeft geen bedrag aan herstelkosten genoemd. [eiser] merkt in zijn antwoordconclusie op dat het luchtfilter op de juiste en enig mogelijke plaats is gemonteerd en dat er geen mogelijkheid is om het op een andere plaats te monteren. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is hetgeen [eiser] aanvoert echter onvoldoende om de bevinding van de deskundige terzijde te stellen. Ook hier zijn herstelkosten niet aan de orde.
15s. Bladveer te veel aangebracht
2.22. De deskundige merkt in zijn rapport op dit punt onder meer op:
De plaatsing van een extra bladveer leidt ertoe dat de achterzijde omhoog komt. Het gevolg van een extra bladveer is dat de auto minder ver doorzakt met belading, stugger wordt en minder “schommelt”. Dat heeft voor- en nadelen. De voordelen zijn – in relatie tot het beoogde gebruik van de auto – groter dan de nadelen.
[…]
Bij het onderzoek op 9 mei is ten aanzien van de scheefstand geen buitensporige afwijking geconstateerd.
Kennelijk acht de deskundige herstel niet nodig. Partijen hebben hierop niet meer gereageerd. Herstelkosten doen zich dus ook hier niet voor.
15t. Doorgezaagde voorste stabilisatiestang
2.23. Volgens de deskundige is het inkorten van de stabilisator een logisch gevolg van de keuze voor de ombouw van de auto. De stabilisator is volgens hem op deugdelijke wijze ingekort. Partijen zijn hierop niet nader ingegaan. Herstelkosten zijn niet aan de orde.
15u. Doorgezaagde veerstrop
2.24. Aan de veerstroppen heeft de deskundige niets vreemds waargenomen. Hij heeft geen herstelkosten begroot. Partijen zijn hierop niet nader ingegaan.
Overig: beschadigde voorruit
2.25. De deskundige heeft nog geconstateerd dat aan de rechterzijde van de voorruit een breuk zit. Volgens [gedaagde] c.s. is de voorruit beschadigd in de werkplaats van [eiser]. Zij voeren aan dat een nieuwe set van twee stuks door [eiser] is gefactureerd op factuur C en € 295,00 inclusief btw bedraagt, zodat één voorruit € 147,50 kost. Zij willen deze herstelkosten vergoed zien. [eiser] daarentegen voert aan dat de voorruit door [gedaagde] c.s. zelf is gemonteerd en dat hijzelf geen werkzaamheden met betrekking tot de voorruit heeft verricht. Nu gezien het voorgaande niet kan worden vastgesteld door wiens toedoen de ruit is beschadigd, zal de rechtbank deze schadepost buiten beschouwing laten en er geen bedrag aan herstelkosten aan verbinden.
Conclusie ten aanzien van herstelkosten
2.26. Resumerend is de rechtbank van oordeel dat aan herstelkosten voor verrekening met de openstaande en toewijsbare facturen in aanmerking komt: € 3.235,49 + € 370,00 + € 1.761,00 + € 1.800,00 = € 7.166,49.
Het aantal gefactureerde uren op facturen M en N
2.27. De deskundige heeft ten aanzien van het aantal in rekening gebrachte uren in zijn algemeenheid opgemerkt:
Tijdens het onderzoek heb ik openlijk kritiek betoond op de [eiser] gefactureerde uren ten aanzien van bepaalde werkzaamheden. Voor wat betreft de meerderheid van de door mij te onderzoeken werkzaamheden/tijdbesteding is naar mijn mening een te hoge tijdbesteding gefactureerd. Tijdens het onderzoek bevestigde [eiser] dat hij die mening deelde. […]
2.28. Ter beantwoording van vraag 3 heeft de deskundige ten aanzien van alle onderdelen van de facturen M en N aangegeven of het op de factuur vermelde aantal werkuren reëel is en, zo nee, wat dan in zijn ogen wel een reëel aantal werkuren zou zijn voor de betreffende verrichtingen. Volgens de deskundige is een realistisch aantal arbeidsuren voor de werkzaamheden 68,5 uur in totaal (9 + 15 + 8 + 3 + 2 + 6 + 0,75 + 0,75 + 6 + 16 + 2).
2.29. Op de facturen M en N is echter in totaal 136,85 uur in rekening gebracht (9 + 28,75 + 32 + 8 + 8 + 16 + 0,75 + 0,75 + 8 + 23,6 + 2). Dit betekent dat in de visie van de deskundige 68,35 uren te veel zijn gefactureerd (136,85 minus 68,5).
2.30. [gedaagde] c.s. onderschrijven de berekening van de deskundige. [eiser] is het er echter niet mee eens. De vermindering van het aantal uren met de helft komt hem zeer onredelijk voor. Hij voert aan dat de deskundige blijkbaar geen ervaring heeft met de ombouw van oudere auto’s. [eiser] acht het redelijk dat niet meer dan 25% van het aantal uren in mindering wordt gebracht.
2.31. De enkele omstandigheid dat [eiser] het niet eens is met het aantal door de deskundige begrote uren en dat aantal onredelijk vindt, is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om het deskundigenrapport op dit punt terzijde te stellen. Juist om in kwesties als deze tot een aanvaardbaar oordeel te komen, wordt immers met instemming van partijen een deskundige benoemd. De rechtbank gaat dan ook uit van de berekening van de deskundige van het aantal te veel in rekening gebrachte uren, namelijk 68,35. Dit aantal uren correspondeert met een bedrag van € 3.456,80 (68,35 × € 42,50 + 19% btw).
Te veel gefactureerd overig
2.32. [gedaagde] c.s. voeren terecht aan dat de deskundige heeft geconstateerd dat de PPO-installatie niet meer aanwezig was. Zij verbinden daaraan terecht de conclusie dat de werkzaamheden die betrekking hebben op de ombouw, door de deskundige bepaald op 8 uren, (nog) niet mogen worden gefactureerd. Het gaat om een bedrag van € 404,60 (8 × € 42,50 + 19% btw). Gezien het voorgaande is ook de PPO-ombouwset, die is gefactureerd op factuur D, ten onrechte in rekening gebracht. Het gaat om een bedrag van € 1.602,18 inclusief btw. Aldus is in verband met de PPO-ombouwset in totaal € 2.006,78 (€ 404,60 + € 1.602,18) te veel gefactureerd.
2.33. Ook de Zeus tandwielset is ten onrechte gefactureerd (zie onder 2.11). Het daarmee gemoeide bedrag van € 1.193,49 is echter al meegenomen bij de berekening van de schade (zie eveneens onder 2.11) en blijft dus hier verder buiten beschouwing.
De overige vragen aan de deskundige
2.34. In antwoord op vraag 4 vermeldt de deskundige in zijn rapport dat het eerder aannemelijk is dat de originele motor zwaarder is dan dat deze lichter zou zijn dan de ingebouwde motor. Zorgen over de vraag of het chassis berekend is op het gewichtsverschil of over de daardoor opgetreden gewichtverdeling/-verhouding zijn volgens de deskundige niet aan de orde.
2.35. In antwoord op vraag 5 geeft de deskundige aan dat de wielen, assen en besturing optisch in een juiste stand staan en dat dit wordt bevestigd door het Voertuig uitlijnrapport van 25 april 2012. Zorgen over de vraag of de auto theoretisch op deze wijze goed kan sporen zijn volgens de deskundige niet aan de orde.
2.36. Ter beantwoording van vraag 6 merkt de deskundige op dat de brandstofcode op het kenteken niet hoeft te worden gewijzigd, maar dat het wijzigen van de motor en het gewijzigde gewicht wél aanpassingen van het kenteken noodzakelijk maakt. De RDW zal het voertuig hiervoor opnieuw wegen, aldus de deskundige.
2.37. Op door [gedaagde] c.s. ingebrachte onderzoeksvragen over de plaatsing van de aangebrachte brandstofvulleidingen antwoordt de deskundige onder meer:
Gezien de rechte loop van de toevoerleidingen, is het te verwachten dat het tanken slechts uitermate moeizaam kan geschieden. De leiding loopt niet mee met de bocht van een vulpistool welk bij de geringste tegendruk afslaat om doortanken te voorkomen […]. De achterste tank kent dat probleem naar verwachting niet […]. [gedaagde] merkt hierover echter op dat deze vulopening en -leiding zonder onderling overleg op een voor hem onwenselijke locatie zijn gemonteerd.
2.38. Aangezien partijen niet meer op deze bevindingen van de deskundige hebben gereageerd en de deskundige op deze onderdelen ook – voor zover dat al aan de orde zou zijn – geen (herstel)kosten heeft begroot, gaat de rechtbank hieraan verder voorbij.
Conclusie ten aanzien van herstelkosten en te veel gefactureerde uren
2.39. Gezien het voorgaande is met het herstel van de gebreken in totaal een bedrag van € 7.166,49 gemoeid en is in totaal een bedrag van € 5.463,58 (€ 3.456,80 + € 2.006,78) te veel gefactureerd. Dat betekent dat [gedaagde] c.s. in totaal een bedrag van € 12.630,07 kunnen verrekenen met het openstaande en toewijsbaar geachte factuurbedrag van € 4.181,02. Per saldo is [eiser] dus aan [gedaagde] c.s. een bedrag van € 8.449,05 verschuldigd.
2.40. Hetgeen [eiser] onder punt 13 van zijn antwoordconclusie na deskundigenbericht nog heeft aangevoerd tegen de – door de rechtbank in het voorgaande deels gevolgde – optelsom die [gedaagde] c.s. in hun conclusie na deskundigenbericht hebben gemaakt van herstelkosten en te veel gefactureerde uren, leidt niet tot een ander oordeel en blijft dan ook verder buiten beschouwing.
Gevolgen van het voorgaande voor de vorderingen in conventie en in reconventie
2.41. Nu het bedrag dat [eiser] aan [gedaagde] c.s. is verschuldigd het openstaande en toewijsbare factuurbedrag overstijgt (zie 2.39), moet de vordering in conventie van [eiser] tot betaling van de openstaande facturen worden afgewezen. Zijn vorderingen tot vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten delen dat lot.
2.42. Omdat is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] c.s. de overeenkomst zelf hebben ontbonden, is hun vordering in reconventie om voor recht te verklaren dat de overeenkomst is ontbonden niet toewijsbaar, maar hun vordering om de overeenkomst te ontbinden wel (vordering in reconventie primair onder a).
2.43. De vordering van [gedaagde] c.s. in reconventie primair onder b, die strekt tot betaling van bedragen die [gedaagde] c.s. op factuur hebben betaald en tot vergoeding van de aanschafprijs van de ambulance en de donorauto, is niet toewijsbaar. In het tussenvonnis van 28 maart 2012 is onder 2.53 immers overwogen dat [gedaagde] c.s. pas aanspraak kunnen maken op vergoeding van al hetgeen zij hebben betaald, inclusief de aanschafkosten van de ambulance en de donorauto, indien de deskundige tot de bevinding komt, en de rechtbank zich hierbij aansluit, dat de ambulance door toedoen van [eiser] onherstelbaar is beschadigd, definitief onbruikbaar is geworden en geen restwaarde meer heeft. Tot die bevinding is de deskundige echter niet gekomen. Vergoeding van het al betaalde is dan ook niet aan de orde.
2.44. [eiser] zal wel worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de Laro in zijn huidige staat met de daarbij behorende onderdelen terug te geven aan [gedaagde] c.s. (vordering in reconventie subsidiair onder a). De daarbij gevorderde dwangsom is ook toewijsbaar, zij het dat hieraan een maximum zal worden verbonden, zoals vermeld in het dictum.
2.45. Bij wijze van schadevergoeding (vordering in reconventie subsidiair onder b) zullen de herstelkosten en het te veel gefactureerde bedrag, na verrekening met het openstaande en toewijsbare factuurbedrag, worden toegewezen (zie onder 2.1). [eiser] zal dan ook worden veroordeeld om aan [gedaagde] c.s. het onder 2.39 genoemde bedrag van € 8.449,05 te betalen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van de eiswijziging, te weten 30 september 2009.
2.46. [gedaagde] c.s. vorderen ten slotte nog veroordeling van [eiser] tot betaling van € 2.368,64, vermeerderd met rente (vordering in reconventie subsidiair onder c). Dit bedrag ziet op ten onrechte gefactureerde onderdelen en werkzaamheden, die volgens [gedaagde] c.s. onverschuldigd zijn betaald. Aangezien echter in het voorgaande aan de hand van het deskundigenbericht al is beslist welke werkzaamheden en onderdelen ten onrechte aan [gedaagde] c.s. in rekening zijn gebracht en dus moeten worden terugbetaald, zal – om dubbeltellingen te voorkomen – deze vordering worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling en slotopmerking in conventie en in reconventie
2.47. [eiser] wordt in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] c.s. in conventie dragen. Daaronder vallen ook de getuigentaxen en het door [gedaagde] c.s. gedeponeerde deel van het voorschot van de deskundige.
De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 303,00
- getuigenkosten 157,00
- deskundige 2.500,00
- salaris advocaat 2.486,00 (5,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 5.446,00
2.48. In reconventie wordt [eiser] materieel grotendeels in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom ook de proceskosten van [gedaagde] c.s. in reconventie dragen. Deze kosten worden begroot op € 1.881,75 wegens salaris advocaat (6,5 punten × factor 0,5 × tarief € 579,00). De rechtbank hanteert in deze berekening een factor 0,5 omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie. Bij de proceskosten in reconventie blijft het deskundigenrapport buiten beschouwing omdat dat al is meegenomen in de proceskostenberekening in conventie.
2.49. De rechter, ten overstaan van wie de eerste comparitie en de getuigenverhoren zijn gehouden en die de tussenvonnissen van 28 januari 2009, 29 april 2009, 6 januari 2010, 14 april 2010, 8 juni 2011 en 7 september 2011 heeft gewezen, is inmiddels elders benoemd. Daarom is de tweede comparitie gehouden ten overstaan van een andere rechter, die ook de tussenvonnissen van 28 maart 2012, 16 mei 2012 en 20 juni 2012 heeft gewezen en tevens dit eindvonnis wijst.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 5.446,00,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4. ontbindt de tussen [gedaagde] c.s. en [eiser] bestaande reparatie-/restauratieovereenkomst,
3.5. veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de Laro in zijn huidige staat met de daarbij behorende onderdelen terug te geven aan [gedaagde] c.s.,
3.6. bepaalt dat [eiser] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 3.5 bepaalde, aan [gedaagde] c.s. een dwangsom verbeurt van € 250,00, tot een maximum van € 10.000,00,
3.7. veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] c.s. te betalen een bedrag van € 8.449,05 (achtduizend vierhonderdnegenenveertig euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 30 september 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.8. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 1.881,75,
3.9. verklaart de onderdelen 3.5 tot en met 3.8 van dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
3.10. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.11. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2012.