Meervoudige militaire kamer
RB-nummer : 12/1071
Datum zitting : 17 december 2012
Uitspraak : 28 december 2012
Uitspraak van de meervoudige militaire kamer van de rechtbank Arnhem, op het beroep van:
[klager],
Sergeant der mariniers algemeen, [nr]
ingedeeld bij het [legerplaats],
wonende: [adres]
– hierna aangeduid als gestrafte –, waarbij de beslissing op beklag wordt bestreden.
Op 7 juni 2012 was er een feestavond bij de SMVBO op de marinekazerne Erfprins te Den Helder, als afsluiting van de eerste maritieme vorming. Gestrafte is instructeur. Hij was op deze avond aanwezig.
Naar aanleiding van meldingen van ongewenst gedrag door gestrafte, is op 11 juni 2012 een aantal betrokkenen gehoord en heeft de commandant van gestrafte, kapitein-luitenant ter zee [naam], vervolgens op 14 juni 2012 aangifte gedaan bij de Koninklijke Marechaussee.
Op 12 juli 2102 heeft de Koninklijke Marechaussee namens het openbaar ministerie aan gestrafte meegedeeld dat tegen hem geen strafrechtelijke vervolging zal worden ingesteld. Gestrafte is geschorst geweest van 11 juni 2012 tot 12 juli 2012.
De procedure in eerste aanleg
Aan gestrafte is op 13 juli 2012 te 09:00 uur te Den Helder namens de commandant een beschuldiging uitgereikt, luidende:
“Rubriek 17: Op of omstreeks 7 juni 2012 om 23.00 uur heeft beschuldigde op MKERFPRINS tijdens een eindfeest van de EMMV-opleiding als militaire meerdere onder invloed van alcohol diverse vrouwelijke matrozen op niet functionele wijze aangeraakt of daartoe pogingen ondernomen (onder andere rokje optillen, topje naar beneden trekken, betasten borsten, billen slaan) en/of seksueel getinte opmerkingen gemaakt. Tevens heeft beschuldigde een stoel opgepakt en over de muur gegooid in het bijzijn van ondergeschikten, waarbij één ondergeschikte beschuldigde daarna heeft nagedaan. Beschuldigde heeft daarnaast een ander kaderlid, die beschuldigde aansprak op diens gedrag en hem verzocht zich te verwijderen, verbaal bedreigd door te dreigen met het slaan van dit andere kaderlid.”
Op 18 juli 2012 om 09.00 uur heeft een onderzoek (‘de parade’) plaatsgevonden.
Na het sluiten van het onderzoek heeft de commandant dezelfde dag een beslissing genomen. Aan gestrafte is een geldboete opgelegd van € 250,00 wegens overtreding van de gedragsregels 18, 20 en 29. Gestrafte heeft het dienstvoorschrift ACZSK 460, punt 10000 (‘instructeurscode Koninklijke Marine’),geschonden door zich, kort gezegd, niet te gedragen zoals van een instructeur was te verwachten.
De beslissing is neergelegd in een schriftelijke uitspraak, die aan gestrafte is uitgereikt op 19 juli 2012 om 10:00 uur.
De beklagprocedure
Op 20 juli 2012 heeft gestrafte een beklagschrift ingediend.
Gestrafte is op 23 juli 2102 opgeroepen ter voorbereiding van het onderzoek op beklag. Bij dit vooronderzoek dat op 16 augustus 2012 om 16.00 uur heeft plaatsgevonden, is gestrafte gehoord namens de beklagmeerdere, door luitenant ter zee van administratie der eerste klasse mr. [naam], plaatsvervangend (functie). en heeft gestrafte een schriftelijke getuigenverklaring overgelegd.
Zoals uit het beklagformulier blijkt is het onderzoek op beklag op 17 augustus 2012 aangevangen. Gestrafte is hiervoor niet schriftelijk opgeroepen.
In het kader van het onderzoek op beklag zijn namens de beklagmeerdere in de periode van 24 augustus tot en met 6 september 2012 meerdere getuigen gehoord. Gestrafte was hierbij niet aanwezig. Evenmin was een vertrouwensman namens hem aanwezig.
De beklagmeerdere, de Commandant Zeestrijdkrachten viceadmiraal [naam], heeft op 13 september 2012 gestrafte in persoon gehoord. Het onderzoek op beklag is op 13 september 2012 gesloten.
Op 14 september 2012 is schriftelijk beslist op het beklag en de beklagmeerdere op grond van de bewezen gedraging – die gelijk is aan de bewezen gedraging van de uitspraak van 18 juli 2012 – de schuldigverklaring bevestigd.
Op 14 september 2012 is de uitspraak op beklag per brief door de beklagmeerdere ter uitreiking, verzonden aan de commandant van de SMVBO. Gestrafte is intussen overgeplaatst naar het [legerplaats].
De commandant van het 1e Mariniersbataljon heeft op 1 oktober 2012 om 13.00 uur de uitspraak van de beklagmeerdere persoonlijk aan gestrafte uitgereikt.
De beroepsprocedure
Gestrafte heeft tegen de beslissing op beklag een beroepschrift ingediend bij zijn commandant.
Uit een datumstempel dat namens de commandant op het beroepschrift is geplaatst, blijkt dat dit beroepschrift op 5 oktober 2012 door de commandant is ontvangen. De commandant heeft het beroepschrift op 9 oktober 2012 per kantbrief doorgezonden aan deze rechtbank.
Gestrafte stelt in zijn beroepschrift onder meer (kort zakelijk weergegeven) dat
- de ‘21 dagen termijn’ bij het tuchtproces in eerste aanleg is overschreden;
- de beslissing op beklag te laat is genomen;
- de beslissing op beklag te laat aan hem is uitgereikt;
- sprake is van onjuiste waarnemingen en dat getuigen de beschuldigingen tegenspreken.
Gestrafte is daarom van mening dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Op 17 oktober 2012 heeft de beklagmeerdere een reactie op het beroepschrift bij de militaire kamer ingediend.
Het openbaar ministerie heeft ter zake van het beroep een advies uitgebracht, dat aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
Het beroep is op 17 december 2012 ter zitting van de meervoudige militaire kamer behandeld. Gestrafte is aldaar verschenen en bijgestaan door zijn vertrouwensman, advocaat mr. [naam]. Beiden hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Namens de beklagmeerdere heeft mr. [luitenant ter zee] voornoemd het woord gevoerd. Hij heeft het standpunt toegelicht zoals uiteengezet in de reactie op het beroepschrift d.d. 17 oktober 2012 is verwoord, en heeft in het bijzonder verzocht de behandeling aan te houden om in de gelegenheid te worden gesteld nader bewijs over te leggen. Hij verwijst naar emails die aan gestrafte zijn verzonden waaruit zou blijken dat deze kennis had van het feit dat en op welk moment getuigen zouden worden gehoord.
De officier van justitie, mr. J. Stikkelman, heeft ter zitting het advies van het openbaar ministerie aangepast in die zin dat hij zich op het standpunt stelt dat de behoorlijke procesorde is geschonden en dat daardoor redelijkerwijs kan worden aangenomen dat gestrafte in zijn verdediging is geschaad. Immers, uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat gestrafte in de procedure op beklag niet schriftelijk is opgeroepen voor het onderzoek op beklag en dat gestrafte noch zijn vertrouwensman aanwezig zijn geweest bij het horen van de getuigen en derhalve niet de mogelijkheid hebben gehad om naar aanleiding van de verklaringen van de getuigen aanvullende vragen te stellen. De officier van justitie adviseert de militaire kamer daarom de beslissing te vernietigen en gestrafte vrij te spreken.
De militaire kamer heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter zitting in beroep.
De motivering van de beslissing
Ten aanzien van het onderzoek op beklag
De militaire kamer overweegt in de eerste plaats ambtshalve het volgende.
Zoals ter zitting op beroep is komen vast te staan, is het onderzoek op beklag aangevangen op 17 augustus 2012. Niet alleen blijkt dat uit het beklagformulier, zoals hiervoor al is overwogen, maar tevens heeft [luitenant ter zee] dit desgevraagd ter zitting bevestigd.
Op basis van het bepaalde in artikel 80h, eerste lid Wet Militair Tuchtrecht (Wmt), dient de gestrafte door of namens de beklagmeerdere schriftelijk te worden opgeroepen voor het onderzoek op beklag. Dat onderzoek vangt dan vervolgens niet eerder aan dan op de tweede dag ná de uitreiking van de oproeping aan de gestrafte.
Ter zitting is gebleken dat de gestrafte niet schriftelijk is opgeroepen voor het onderzoek op beklag. [luitenant ter zee] heeft desgevraagd verklaard dat hij op 16 augustus 2012, in het kader van het ‘vooronderzoek’, mondeling aan gestrafte te kennen heeft gegeven dat het onderzoek op 17 augustus 2012 zou aanvangen. Los van de omstandigheid dat dit niet kan worden beschouwd als een ‘oproep’, is deze mededeling ook niet schriftelijk bevestigd. De rechtbank kan niet vaststellen dat er werkelijk een mondelinge aankondiging van het onderzoek heeft plaatsgevonden.
Voorts is in artikel 80l, tweede en derde lid, Wmt bepaald dat tijdens het onderzoek op beklag de gestrafte – en de eventuele vertrouwensman – in de gelegenheid worden gesteld om aan de commandant, de getuigen en de deskundigen vragen te stellen en tevens dat de vertrouwensman de mogelijkheid heeft het woord te voeren. Ook aan dit artikel is niet op de juiste wijze gevolg gegeven. De militaire kamer stelt vast dat meerdere getuigen tijdens het onderzoek op beklag, dat heeft plaatsgevonden in de periode van 17 augustus tot 13 september 2012, buiten de aanwezigheid van de gestrafte zijn gehoord.
De gestrafte is niet, althans onvoldoende, in de gelegenheid gesteld de getuigen vragen te stellen. Weliswaar heeft [luitenant ter zee] tijdens de zitting op beroep verklaard dat de gestrafte door middel van e-mailberichten op de hoogte is gehouden van de getuigen verhoren maar – nog daargelaten dat hij heeft verklaard dat dit pas ná 17 augustus 2012, dus ná aanvang van het onderzoek was, en de gestrafte dit heeft weersproken – acht de militaire kamer het sturen van e-mails over data en plaats van de verhoren, waarbij wordt opgemerkt dat er ook telefonische verhoren hebben plaatsgevonden, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de belangen van de gestrafte met deze handelwijze voldoende zijn gewaarborgd.
Daar komt nog dat de getuigen niet door de beklagmeerderen zelf zijn gehoord. Het ‘doen horen’ namens de beklagmeerdere slechts kan plaatsvinden in het kader van het vooronderzoek. In het onderzoek op beklag dient de beklagmeerdere de getuigen persoonlijk te horen.
De militaire kamer is van oordeel dat de voornoemde vormschendingen tezamen dusdanig zijn dat gestrafte daarmee in zijn verdediging is geschaad. Ingevolge artikel 97, aanhef en onder b, van de Wmt zal de militaire kamer om die reden de uitspraak op beklag op dit punt vernietigen.
Ten aanzien van de toezending van de uitspraak op beklag
De gestrafte beklaagt zich erover (onder 2d. van het beroepschrift) dat de beslissing op beklag pas na 17 is gedaan, waarmee – zo begrijpt de militaire kamer – sprake is van termijnoverschrijding. De militaire kamer volgt de gestrafte in dit standpunt.
Op grond van art 80q, tweede lid, onder a Wmt, dient de beklagmeerdere de uitspraak op beklag ‘onverwijld’ toe te zenden aan de commandant van gestrafte. Door of namens de commandant dient vervolgens ‘onverwijld’ een afschrift van de uitspraak aan de gestrafte te worden uitgereikt.
Vast staat dat de beklagmeerdere op 14 september 2012 op het beklag heeft beslist.
Op 1 oktober 2012 is door de (nieuwe) commandant in persoon een afschrift van dit besluit aan gestrafte uitgereikt. In zijn reactie van 17 oktober 2012 op het beroepschrift van gestrafte verklaart de beklagmeerdere hieromtrent dat als gevolg van verlof, dienstreizen en oefeningen pas op 1 oktober 2012 de commandant en gestrafte tegelijkertijd op de werkplek aanwezig waren.
Tijdens de zitting heeft [luitenant ter zee] aanvullend verklaard dat de commandant niet eerder de gelegenheid had wegens reorganisaties bij het ministerie van defensie en dat zijn ondergeschikte commandanten evenmin in de gelegenheid waren een afschrift van de beslissing aan gestrafte uit te reiken.
De gestrafte heeft tijdens de zitting echter verklaard dat hij in de periode 14 september tot 1 oktober 2012 op de marinierslocatie in [plaats] aanwezig was. De militaire kamer verwerpt, in het bijzonder gelet op deze verklaring van de gestrafte, het verweer dat het onmogelijk was de uitspraak van het beklag namens de commandant aan gestrafte uit te reiken om aldus te kunnen voldoen aan het vereiste van een ‘onverwijlde’ uitreiking.
Daarmee is sprake van een overschrijding van de termijn met 16 dagen. Ingevolge artikel 97, aanhef en onder a, van de Wmt zal de militaire kamer ook om die reden de uitspraak op beklag vernietigen.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige, door de gestrafte en zijn raadsman aangevoerde, verweren geen nadere bespreking.
De militaire kamer is van oordeel dat de uitspraak op beklag dient te worden vernietigd en dat gestrafte vrijgesproken dient te worden van de hem verweten gedraging.
De militaire kamer, rechtdoende in beroep:
Vernietigt de bestreden uitspraak en spreekt gestrafte vrij van de hem verweten gedraging.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2012.