ECLI:NL:RBASS:2001:AA9750

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
26 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/912
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de vestiging van een asielzoekerscentrum in Zuidlaren

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo om een vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de oprichting van een asielzoekerscentrum (AZC) aan de Bovendiepen te Zuidlaren. De verzoekers, bewoners van de nabijgelegen woonwijk, vrezen overlast en hebben hun bezwaren geuit tegen de gekozen locatie en ontsluiting van het AZC. De president van de rechtbank heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld op 17 januari 2001. De president overweegt dat de verzoekers tijdig bezwaar hebben gemaakt en dat de rechtbank bevoegd is in de hoofdzaak. De president concludeert dat de gemeente Tynaarlo de nodige inspraakmogelijkheden heeft geboden en dat de bezwaren van de verzoekers niet voldoende onderbouwd zijn om de beslissing van de gemeente te schorsen. De president wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af, waarbij hij benadrukt dat de gemeente de inspraakreacties van de omwonenden serieus heeft genomen en dat de keuze voor de locatie van het AZC goed onderbouwd is met rapportages van deskundigen. De president stelt vast dat de tijdelijke aard van het AZC voldoende gewaarborgd is door de gemaakte afspraken tussen de gemeente en het COA, en dat er geen sprake is van onredelijke aantasting van de belangen van de verzoekers. De beslissing van de president wordt als volgt geformuleerd: de verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Assen
Kenmerk: 00 / 912 BSTPL P01 G01
01 / 1 BSTPL P01 G01
U I T S P R A A K
Beslissing van de president van de Arrondissementsrechtbank te Assen op de voet van het bepaalde in titel 3 van hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de gedingen tussen:
1. [verzoekers],
2. [verzoekers], allen wonende te [woonplaats], verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo,
verweer-der.
I. Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2000 heeft verweerder aan het Centraal Orgaan Opvang Asielzoe-kers (COA):
- vrijstelling ingevolge artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwver-gunning verleend voor het oprichten van een asielzoekers-centrum (AZC) aan de Bovendiepen te Zuidlaren,
- de vrij-stelling geweigerd voor de werken die niet direct verband houden met de aanleg van het AZC,
- de gevraagde kapvergunning geweigerd voor het zuidelijk deel van het plangebied aan de Bovendiepen en
- de kapvergun-ning voor het overige verleend.
Verzoekers hebben bij verweerder tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brieven van achtereenvolgens 18 december 2000 en 2 januari 2001 hebben verzoekers tevens aan de president van de recht-bank verzocht om ter zake van dit besluit toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het COA is ingevolge artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan deze procedures en heeft daarvan gebruik gemaakt.
Verweerder heeft in het geding 00/912 bij brief van 2 januari 2001 de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweer-schrift ingezonden. Deze stukken zijn in afschrift aan de verzoekers in beide voorlopige voorzienin-genprocedures gezonden.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting op 17 januari 2001, alwaar verzoe-kers [namen] in persoon zijn verschenen.
Verweerder, daartoe ambtshalve opgeroepen, is verschenen bij gemachtigden [gemachtigden], medewerkers van de gemeente Tynaarlo.
Voorts is verschenen namens het COA, [gemachtigde], juridisch medewerker van dit orgaan.
II. Motivering
Algemeen.
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de recht-bank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit waarop de verzoeken betrekking hebben en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel de verzoeken om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
Feiten.
Naar aanleiding van een verzoek van het COA heeft een ambtelijke werkgroep onderzoek gedaan naar mogelijke vestigingslokaties van een AZC, waarvan op 17 december 1998 de resultaten aan verweerder zijn gepresenteerd. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder besloten de lokaties Eelderwolde/Ter Borch en Zuidlaren/Sportvelden Bovendiepen nader uit te werken als een mogelijke vestigingsplaats voor een AZC.
Bij brief van 19 januari 1999 zijn de omwonenden van de twee lokaties in kennis gesteld van het voornemen om medewerking te verlenen aan de vesti-ging van een AZC. Bij brieven van 28 januari en 3 februari 1999 is namens een aantal omwonenden, waaronder de verzoekers [namen], van de Sportvelden Bovendiepen gereageerd. Bij brief van 11 februari 1999 zijn namens deze omwonenden inhoudelijke argumenten tegen de vestiging van een AZC op deze lokatie aangedragen.
De lokatiekeuze is op 16 februari 1999 besproken in de openbare raadsverga-dering met inspraakmogelijkheden voor de omwonenden. Naar aanleiding van deze vergadering is een derde (en vierde) lokatie toegevoegd als potentiële vestigingslokatie voor een AZC, namelijk de Oude Tolweg (Noord en Zuid).
Bij brief van 30 april 1999 aan verweerder hebben de verzoekers genoemd onder 2 (hierna: verzoekers 2) hun bezwaren tegen de vestiging van een AZC op de lokatie aan de Bovendiepen te Zuidlaren (nader) uiteen gezet.
In de raadsvergadering van 20 juli 1999 heeft verweerder het onderzoek naar de lokatiekeuze voor een AZC, neergelegd in de notitie "Lokatiekeuze AZC" gepresenteerd, waarna de gemeente-raad heeft besloten de lokatie aan de Bovendiepen aan te wijzen als meest geschikte lokatie voor een AZC. Voorts is (onder meer) besloten om dienaangaande verdere onderhandelingen te voeren met het COA en is vastgesteld dat deze lokatie voor vijf jaar wordt verhuurd aan het COA.
Eind 1999 heeft de gemeente Tynaarlo (tot 1 december 1999 genaamd: gemeente Zuidlaren) een nieuwsbrief verspreid, waarin is aangegeven welke voorberei-dingsprocedure wordt gevolgd voorafgaande aan de besluitvorming omtrent de voor de vestiging van een AZC aan de Boven-diepen benodigde vrijstelling en bouwvergunning.
De gemeente heeft op 13 maart 2000 een inspraakavond gehouden, waarvan verslag is gemaakt. Uit dit verslag blijkt dat verzoekers van deze in-spraakmogelijkheid gebruik hebben gemaakt. De ingekomen reacties tijdens de mondelinge en schriftelijke inspraakronde zijn geïnventariseerd en neerge-legd in een notitie, waarbij van de zijde van verweerder op de ingediende zienswijzen een reactie is gegeven.
Op 17 april 2000 heeft de Grontmij Advies & Techniek de resultaten van een quick scan naar de ontsluiting van een AZC aan de Bovendiepen gepresen-teerd. Hierbij komt de zogeheten "variant 1" als voorkeurvariant naar voren. Deze variant houdt in het "verbreden en verlengen van het deel van de Bovendiepen ten noorden van de aansluiting op de Eltinge in noordelijke en westelijke richting. Bij deze variant wordt centraal op het plangebied aangesloten. Het verkeer maakt voor de ontsluiting gebruik van de route Stationsweg-Bovendiepen en de route Eltinge-Groningerstraat" (geciteerd uit de rapportage van Grontmij van 17 april 2000).
Op 18 juli 2000 heeft de gemeenteraad (onder meer) besloten in te stemmen met het concept voor de met het COA af te sluiten bestuursovereenkomst en huurover-eenkomst.
Op 1 augustus 2000 heeft het COA een bouwaanvraag ingediend voor het oprichten van een AZC op de lokatie Bovendiepen.
Het Drentse Welstandstoezicht heeft op 9 augustus 2000 het bouwplan getoetst aan de wel-standscriteria en geconcludeerd dat het plan voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Verweerder heeft op 16 augustus 2000 zijn voornemen bekend gemaakt om vrijstelling ex artikel 17 van de WRO, bouwvergunning en kapvergunning te verlenen voor de oprichting van een AZC aan de Bovendiepen te Zuidlaren. Naast publicatie van dit voornemen in het weekblad "Ooster-moer/Noordenveld" heeft verweerder degenen die reeds eerder een reactie hadden ingezonden, per brief afzonderlijk op de hoogte gesteld.
Op 21 en 25 augustus 2000 hebben korte besprekingen plaatsgevonden tussen verzoekers 2 en ambtenaren van de gemeente (in eerste instantie), in het tweede gesprek aangevuld met een medewerker van het bureau Oranjewoud (namens het COA) over een renvooi op de tekening en de plaatsing van een hekwerk rond het toekomstig AZC.
In de daaropvolgende periode hebben omwonenden, waaronder verzoekers, hun (schriftelijke) ziens-wijze tegen het voornemen van verweerder ingediend.
Begin september 2000 hebben de gemeente Tynaarlo en het COA een bestuurs-overeenkomst gesloten, voor de duur van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden (met als streefdatum 1 februari 2001). Bepaald is voorts in artikel 12 van deze overeenkomst dat verlenging van deze overeenkomst is uitgesloten.
De gemeente heeft eind oktober 2000 een huurovereenkomst met het COA gesloten voor het terrein aan de Bovendiepen. In artikel 3 is bepaald dat de huurtermijn ingaat op de eerste van de maand waarin het terrein ter beschikking wordt gesteld aan het COA, althans de datum dat de door de gemeente de voor de realisatie van het AZC benodigde vergunningen aan het COA zijn verleend. De huurtermijn eindigt op het moment dat de met de gemeente gesloten bestuursover-een-komst afloopt.
Degenen die hun zienswijzen hebben ingebracht betreffende verweerders voornemen om vrijstelling, bouwvergunning en kapvergunning te verlenen voor de vestiging van een AZC aan de Bovendiepen zijn op 23 oktober 2000 in de gelegenheid gesteld hun zienswijze nader toe te lichten ten overstaan van de portefeuillehoudend wethouder, ambtenaren van de gemeente en een medewerker van het bureau Oranjewoud. Blijkens het verslag van deze bijeenkomst hebben verzoe-kers van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder:
1. de zienswijze dat het niet gewenst is om aan de zuidzijde van het plangebied nu reeds tot het vellen van houtopstanden over te gaan en werkzaamheden te verrichten ter voorbe-reiding van woningbouw die pas over vijf jaar plaatsvindt en nog niet planologisch is geregeld, gegrond verklaard;
2. in verband met het gestelde onder 1 de kapvergunning geweigerd voor het zuidelijk deel van het plangebied (aangegeven op de bij het besluit behorende en als zodanig gewaar-merkte tekening);
3. in het verlengde van het voorgaande vrijstelling geweigerd voor de op de bijbehorende tekening in het rood aangegeven voorzieningen, werken en werkzaamheden;
4. het COA met toepassing van artikel 17, lid 1, van de WRO, voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de bouwwerk-zaamheden starten, vrijstelling verleend van de vigerende bestem-mingsplannen voor het oprichten, hebben en gebruiken van een AZC aan de Bovendiepen;
5. de gevraagde kapvergunning, met uitzondering van het bepaalde onder 2, verleend;
6. de gevraagde bouwvergunning verleend.
Standpunten partijen.
Verzoekers hebben bezwaren tegen de lokatiekeuze, dichtbij hun woonwijk, waardoor overlast voor deze woonwijk wordt verwacht. Verzoekers stellen dat door de gekozen ontsluiting de openheid en rust aan de Bovendiepen (thans doodlopend) voorbij is. Verzoekers stellen dat door te kiezen voor deze ontsluitingsvariant dit ten koste gaat van recreatieve mogelijkheden rondom de Brillevijver. Een hoofdontsluiting aan de noordzijde van het AZC haalt veel bezwaren weg. Verzoekers stellen dat verweerder hier niets, in ieder geval niet merkbaar, mee heeft gedaan. Verzoekers stellen dat het uitge-voerde onder-zoek (quick scan) naar de mogelijke ontsluitingsvari-anten onvolledig en onzorgvuldig is.
Verzoekers 2 stellen voorts dat met twee maten wordt gemeten nu verweerder wel aanleiding heeft gezien om met het oog op de bezwaren van de kant van het woonzorgcentrum Tienelswol-de een hekwerk bij dit centrum te plaatsen er voor zorg te dragen dat de hoofdontsluiting niet via de Wolferdinge zou verlopen.
Verzoekers 1 stellen dat herhaaldelijk van de kant van verweerder er op is gewezen dat bij het ontwerpen van het inrichtingsplan van het AZC, de toekomstige infrastructuur voor het te zijner tijd geplande bestemmingsplan (ten behoeve van een woonwijk) als leidraad wordt gehanteerd. Verzoekers stellen dat hierdoor een oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de vrijstel-lingsmoge-lijkheid van artikel 17 van de WRO.
Verzoekers stellen dat verweerder niet dan wel onvoldoende de moeite heeft genomen om daadwerkelijk naar de meningen van de omwonenden te luisteren en dat verweerder alleen heeft voldaan aan zijn minimale, wettelijke verplich-tingen hieromtrent. Verzoekers stellen dat verweer-der ernstig te kort is geschoten in zijn communicatie naar omwonenden toe.
Verzoekers 2 voeren aan dat verweerder ernstig te kort is geschoten in goed overleg met de omwonenden, gelet op het feit dat er geen breed maatschappe-lijk draagvlak onder de omwonen-den bestaat ten aanzien van de vestiging van een AZC op onderhavige lokatie en verder daar zonder meer overheen is gestapt. Verzoekers stellen in dit verband ook dat de verslaglegging van de bijeenkomst van 23 oktober 2000 onvolledig is.
Verzoekers 2 wijzen er voorts op dat de tandartsen in Zuidlaren reeds hebben aangegeven dat er onvoldoende tandheelkundige hulp kan worden geboden aan de bewoners van het AZC, waardoor - aldus verzoekers - niet is voldaan aan de voorwaarde, verwoord door wethouder Jongma in de commissie-vergadering van 7 juni 2000, dat voldoende medische zorg aanwezig moet zijn voor de opening van het AZC.
Verweerder verwijst voor wat betreft zijn opvattingen grotendeels naar de voorbereidingsprocedu-re van onderhavige besluitvorming en de daarin door hem gegeven reacties op eerder ingebrach-te zienswijzen. Verweerder stelt dat in bijlage 1 behorende bij het besluit van 14 november 2000 uitvoerig is aangegeven waarom voor onderhavige lokatie is gekozen.
Met betrekking tot de gekozen ontsluitingsvariant stelt verweerder dat ook hierop reeds uitvoerig is ingegaan en dat geen sprake is van (verwachte) verkeersoverlast die een mogelijke andere ontsluiting rechtvaardigen.
Omtrent het door verzoekers 1 gestelde oneigenlijke gebruik van artikel 17 van de WRO stelt verweerder dat alle aspecten bij de lokatiekeuze uitvoerig aan de orde zijn geweest en dat er thans geen nieuwe gezichtspunten naar voren worden gebracht.
Verweerder stelt dat uit het dossier afdoende blijkt in welk stadia gelegenheid tot inspraak is geboden. Verweerder ziet in hetgeen thans naar voren is gebracht geen aanleiding om nadere opmerkingen te maken.
Toepasselijke regelgeving.
Het op te richten AZC ligt op gronden die ingevolge het bestemmingsplan "Sportveldencomplex Bovendiepen" zijn bestemd ten behoeve van "aktieve rekreatie" alsmede voor "groenvoorzienin-gen". Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschrif-ten zijn de als zodanig aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor sport- en speelvelden, met daarbij behorende beheer-, toilet-, kleed- en kantine-ge-bouwen, andere bouwwerken en andere werken. Artikel 3, eerste lid, van deze bestemmings-planvoorschriften bepaalt dat de op de kaart voor groen-voorzie-ningen aangewezen gronden uitsluitend zijn bestemd voor groenstro-ken, plantsoe-nen, beplantingen, sloten en paden met daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken. Tevens zijn de gronden welke op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "parkeren toegestaan" bestemd voor parkeervoor-zieningen.
De ten behoeve van het AZC-terrein te creëren hoofdontsluitingsweg wordt aangelegd op gronden die liggen in het "Uitbreidingsplan in onderde-len, kern Zuidlaren, partiële herziening 1960" en zijn bestemd voor "plantsoen, groenstrook, wegberm" of voor "wegen (geprojecteerd)".
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO kan verweerder met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmings-plan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn, degene aan wie de vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger, verplicht is de met het bestemmingsplan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstel-len, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
Beoordeling
Ter zitting is vastgesteld dat verzoekers alleen bezwaar maken tegen de verleende vrijstelling ex artikel 17 van de WRO en bouwvergunning voor het oprichten van een AZC. Verzoekers hebben geen bezwaar gemaakt tegen de bij het besluit van 14 november 2000 eveneens verleende kapvergunning. De verzoeken om een voorlopige voorzie-ning zijn voorts ook uitsluitend gericht op deze vrijstelling en de daaraan gelieerde bouwvergunning. In de hierna volgende beoordeling beperkt de president zich dan ook tot deze besluiten.
Het op te richten AZC ligt op gronden die ingevolge het bestemmingsplan "Sportveldencomplex Bovendiepen" zijn bestemd voor recreatieve doeleinden of voor groenvoorzieningen. Het vestigen en het gebruik van een (tijdelijk) AZC is hiermee in strijd. De te creëren hoofdontsluiting naar het AZC-terrein via de Bovendiepen komt voor een deel te liggen op gronden die ingevolge het "Uitbreidingsplan in onderdelen, kern Zuidlaren" zijn bestemd voor plantsoen, groenstrook of wegberm. Zoals ter zitting - aan de hand van de plankaart - is aangegeven is de aan te leggen ontsluiting, bestaande uit verlenging van de weg Bovendiepen, het aanbrengen van fietsstroken langs deze weg alsmede het aanbrengen van een voetpad met de ter plaatse vigeren-de bestemming in strijd.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO kan verweerder van deze bestemmingen tijdelijk vrijstelling verlenen. Gebleken is dat verweerder heeft voldaan aan de formele vereisten voor het verlenen van deze vrijstel-ling.
Wat betreft de door verzoekers naar voren gebrachte stelling dat verweerder niet dan wel onvoldoende inspraak heeft verleend aan hen als belanghebben-den dan wel omwonenden van het toekomstige AZC, overweegt de president dat hij deze mening niet deelt.
Uit het hierboven weergegeven feitenoverzicht blijkt dat verweerder vanaf het begin, de voorbe-reiding van de beslissing over de lokatiekeuze, belanghebbenden bij de procedure heeft betrokken en inspraak heeft gegeven. Voorts blijkt ook uit de overgelegde stukken dat dit geen loze inspraak is geweest, maar dat met de ingekomen reacties iets is gedaan. Onduidelijkheden zijn door verweerder opgepakt, uitgezocht en uitgelegd. Dit heeft geresul-teerd in aanvullende contacten met belangheb-benden, buiten de formele inspraakmo-gelijkheden om. In het verlengde hiervan wordt overwogen dat indien (aanvankelijk) sprake is geweest van een tervisielegging van een onvolledi-ge bouwaan-vraag, dit niet heeft geleid tot een beperking van de mogelijkheden van verzoekers om hun zienswijzen in te dienen. Niet gebleken is dat verzoekers hierbij in hun belangen zijn geschaad. De president ziet hierin dan ook geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Dat de inspraakmogelijkheden voor verzoekers niet tot het gewenste resul-taat hebben geleid, betekent niet dat geen er geen inspraak of communicatie is geweest. Besluitvorming van een bestuursorgaan kan nimmer tot instemming van alle betrokkenen leiden. Naar het oordeel van de president is in voldoende mate uit het dossier af te leiden dat verweerder de ingebrachte inspraakreacties of zienswijzen heeft meegewogen en vervolgens gemotiveerd heeft weerlegd, voor zover niet aan de zienswijzen is tegemoet gekomen.
Met betrekking tot de lokatiekeuze stelt de president voorop dat dit een besluit is geweest van de gemeenteraad van 20 juli 1999 dat slechts indirect bij onderhavig besluit ter toetsing voorligt. De president overweegt dat deze keuze is onderbouwd met een rapport van de Grontmij. Nu deze rapportage geen innerlijke tegenstrij-digheden bevat en ook overi-gens niet van onzorgvuldigheden is gebleken, meent de president dat deze rapportage ten grondslag kan worden gelegd aan de keuze voor de lokatie aan de Bovendiepen. De door verzoekers hiertegen aangedragen argumen-ten, welke - in tegenstelling tot de onderbouwing van verweerder - niet worden gedragen door een rapportage van een onafhankelijke deskundige, kunnen hieraan niet afdoen.
In het kader van de toetsing van de vrijstelling ex artikel 17 van de WRO dient te worden beoordeeld of de gekozen lokatie voor de (tijdelijke) vestiging van een AZC op planologische bezwaren stuit. Naar het oordeel van de president is hiervan niets gesteld of gebleken. Voorts kan op grond van de door verzoekers aangedragen argumenten niet worden geoordeeld dat deze vrijstelling tot gevolg heeft dat verzoekers onevenredig in hun belangen worden aangetast.
Betreffende de vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de WRO en het daarbij gestelde criterium van tijdelijkheid wordt voorts het volgende overwogen.
Ingevolge vaste jurisprudentie kan deze vrijstellingsbevoegdheid slechts worden gebruikt, indien er concrete en objectieve criteria voorhanden zijn, waaruit aannemelijk wordt dat het te realiseren bouwplan niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven.
De onderhavige vrijstelling is bestemd voor de opvang van asielzoekers. Het gaat hierbij om de vestiging van een tijdelijk AZC. Om deze tijdelijkheid te kunnen waarborgen heeft de gemeente Tynaarlo met het bestuur van het COA voor de duur waarvoor de vrijstelling ex artikel 17 van de WRO is verleend een bestuursovereenkomst gesloten, waarbij verlenging uitdrukkelijk is uitgesloten. Daarnaast is een huurovereenkomst afgesloten, waarbij voor de duur van de huur een directe koppeling wordt gelegd naar de hiervoor genoemde bestuursovereenkomst. In artikel 12 van de huurovereenkomst is een bepaling opgenomen omtrent verwijdering van de bouwwer-ken en andere voorzieningen na afloop van de verleende vrijstelling. Deze bepaling sluit aan dan wel is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 17, lid 4, van de WRO.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk naar voren gekomen dat het hier gaat om de vestiging van een tijdelijk AZC. Zowel voor verweerder (dan wel de gemeente Tynaarlo) als voor het COA staat de tijde-lijkheid voorop. Naast de formele afspraken blijkt uit de praktijk dat bij tijdelijke AZC's in de regel wordt gekozen voor tijdelijke dan wel snel verwijderbare bouwwerken (in de vorm van stacaravan, portocabins e.d.), waardoor het centrum ook daadwer-kelijk na vijf jaar kan worden verwij-derd. Ook infrastructurele en andere (zoals riolering) voorzie-ningen zijn verwijderbaar. Niet gesteld of gebleken is dat dit in het onderhavige geval anders ligt. De presi-dent is dan ook van oordeel dat er voldoende concrete en objectieve waarborgen zijn gegeven, waardoor aannemelijk is dat het centrum slechts tijdelijk van aard is.
Ook ten aanzien van de ten behoeve van het AZC aan te leggen ontsluitings-weg is de president van oordeel dat hierbij de tijdelijkheid voorop staat. Hoewel de gemeente Tynaarlo het voornemen heeft om te zijner tijd op het terrein aan de Bovendiepen waar thans het AZC wordt gevestigd een woonwijk te realiseren - waarvoor de thans aan te leggen ontsluiting zou kunnen dienen -, zijn hierover nog geen concrete plannen gemaakt en is ook nog ongewis of de provincie hieraan medewer-king wil verlenen. Naar het oordeel van de president is er dan ook geen sprake van een situatie dat verweerder thans - concreet en definitief - voor ogen heeft dat de ingevol-ge de verleende vrijstelling maximaal toegestane termijn van afwijking van het bestemmingsplan zal worden overschreden. Hierbij moet tevens in ogenschouw worden genomen dat het hierbij slechts gaat om een onderdeel van een tijdelijk project waarvoor de vrijstelling is verleend, namelijk de weg die dient ter ontsluiting van het AZC-terrein, het hoofdbestanddeel van de verleende vrijstelling.
Ook overigens is niet gebleken dat het bestreden besluit, omvattende de vrijstelling en bouwver-gunning voor het inrichten van een AZC, inclusief de ten behoeve daarvan aan te leggen ontsluiting, naar verwachting in rechte niet zal kunnen worden gehandhaafd. De overige door verzoekers naar voren gebrachte bezwaren leiden niet tot een andere conclusie. De president ziet dan ook geen aanlei-ding tot inwilliging van de verzoeken om een voorlopige voorziening. Onder deze omstandigheden is er evenmin reden voor een proceskosten-veroordeling van verweerder.
III. Beslissing
De president:
wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. A.T. de Kwaasteniet, fungerend president en uitgesproken in het
openbaar op
door mr. A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van mr. A. Verweij, griffier.
mr. A. Verweij mr. A.T. de Kwaasteniet
Afschrift verzonden op:
typ: jw