Aansprakelijkheid
5.1. Motorraces, zoals de Stichting Circuit Drenthe organiseert, vormen een activiteit, die in aanzienlijke mate gevaren met zich meebrengt voor baanpersoneel, zoals [eiseres sub 1], voor publiek, en rijders. Gelet op de snelheid van de aan de races deelnemende motoren zullen, indien zich een ongeval voordoet, de gevolgen daarvan voor het baanpersoneel en anderszins bij races aanwezige personen ernstig kunnen zijn. Daarom mag van de Stichting bij het organiseren van races een hoge mate van zorgvuldigheid worden verwacht en mag van haar worden gevergd dat zij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is doet om ongevallen te voorkomen. Indien zij dat niet doet, handelt zij in strijd met de zorgvuldigheid die haar jegens het baanpersoneel en anderszins bij races aanwezige personen in het maatschappelijk verkeer betaamt en is de schade aan de Stichting toe te rekenen.
5.2. Het circuit voldeed op 25 juni 1992 aan de veiligheidseisen zoals gesteld door de Féderation Internationale Motocycliste.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet zonder meer betekent dat de Stichting alles heeft gedaan wat op grond van haar eigen verantwoordelijkheid redelijkerwijs verwacht mocht worden om motorongevallen te voorkomen, nu de rechtbank geen inzage heeft gehad in deze eisen en de Stichting overigens stelt dat zij een pakket van veiligheidsmaatregelen heeft genomen ter bescherming van baancommissarissen, publiek en rijders, dat verder strekt dan de eisen gesteld door de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging en de FIM. Specifiek met betrekking tot de veiligheid van baancommissarissen heeft de Stichting de posten langs de baan zodanig gekozen dat de kans dat de post getroffen wordt door een motor zo klein mogelijk is. Volgens de Stichting bevond [eiseres sub 1] zich op een plaats waar de motor van een rijder die er de controle over verliest bij het uitkomen van de bocht normaliter niet terecht kan komen.
5.3. Op het moment van het ongeval bevond [eiseres sub 1] zich in het gebied van post 20 en 21 waar met een zekere regelmaat ongevallen plaatsvinden. [eiseres sub 1] bevond zich, volledig onbeschermd, op een afstand van ongeveer 15 meter van de baan. In elk geval heeft zich in 1985 en in 1993 in dit gebied ook een ongeval voorgedaan. Uit het deskundigenrapport is gebleken dat in de jaren 1994-1999 zich vijf maal in het gebied waar [eiseres sub 1] zich bevond een valpartij heeft voorgedaan, neerkomend op 3% van het totaal aantal valpartijen in die jaren. Hoewel hem geen gegevens ter beschikking stonden van voorgaande jaren, geeft de deskundige aan dat toen sprake was van een vergelijkbare situatie: het circuit heeft op het betreffende gedeelte sinds de ingebruikneming in 1955 nimmer grote veranderingen ondergaan.
5.4. Het gedrag van een motor bij een valpartij is, aldus de deskundige, nagenoeg onvoorspelbaar. Bij een ongeval wordt de energie van de motor niet langer door de rijder gecontroleerd. De motor kan over het wegdek blijven schuiven en zo tot stilstand komen, maar de motor kan zich via het contact met het wegdek of met de berm ook weer oprichten en zelfs enige malen in de lucht om zijn eigen as draaien.
5.5. Mede gelet op de snelheden van de motoren in combinatie met de mogelijkheid van technische gebreken aan de motoren of beoordelingsfouten van de coureurs was de mogelijkheid van het buiten de baan raken van een motor in het gebied waar [eiseres sub 1] zich bevond, en derhalve het ongeval van [eiseres sub 1], redelijkerwijs voorzienbaar.
5.6. De Stichting heeft niet gesteld, dat het treffen van veiligheidsmaatregelen, teneinde ongevallen als de onderhavige te voorkomen, dusdanig bezwaarlijk was, dat van haar in redelijkheid niet verlangd kon worden die maatregelen te nemen.
5.7. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Stichting niet alle veiligheidsmaatregelen heeft getroffen die redelijkerwijs van haar gevergd mochten worden. Zij is derhalve aansprakelijk voor de door [eiseres sub 1] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade.