ECLI:NL:RBASS:2001:AD4897

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
30 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34837
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Vinne
  • K. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op strafrechtelijke ontruiming van gekraakte woning

In deze zaak heeft eiseres, die sinds een gedwongen ontruiming geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. Eiseres heeft gevorderd dat de president in kort geding de Staat verbiedt om strafrechtelijke dwangmiddelen, in het bijzonder ontruiming, toe te passen met betrekking tot haar gekraakte woning. De vordering is gedaan op straffe van een dwangsom van f. 10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod. De zitting vond plaats op 22 oktober 2001, waar eiseres haar eis heeft geconcludeerd en de Staat de vorderingen heeft bestreden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: eiseres heeft de woning, eigendom van de gemeente Midden-Drenthe, op of omstreeks 24 september 2001 gekraakt. De woning was voorheen verhuurd aan een vorige bewoner, die de huurovereenkomst op 28 oktober 2000 heeft opgezegd. De burgemeester heeft op 3 oktober 2001 aan eiseres aangekondigd dat zij de woning diende te verlaten. Op 12 oktober 2001 is een exploot van ontruiming aan eiseres uitgereikt. Eiseres stelt dat de Staat onrechtmatig handelt door tot ontruiming over te gaan, omdat de woning al meer dan een jaar leegstaat.

De Staat heeft betoogd dat er voldoende reden is om aan te nemen dat eiseres de woning onrechtmatig heeft gekraakt, aangezien de woning korter dan een jaar voor de kraakdatum nog in gebruik was. De president heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen ruimte is voor een belangenafweging in het kader van de strafrechtelijke ontruiming. De president heeft geoordeeld dat de ontruiming rechtmatig is, omdat de woning niet langer dan een jaar voor de kraakdatum in gebruik was en heeft de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis d.d. 30-10-2001
Zaaknummer 34837
DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN
Vonnis van de president in het kort geding van:
[EISERES],
wonende te [woonplaats],
eiseres in kort geding bij dagvaarding van 17 oktober 2001,
toegevoegd advocaat E.Tj. van Dalen,
procureur mr. H.J. de Ruijter,
en
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in kort geding bij gemelde dagvaarding,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke,
procureur mr. R.A.A. Geene.
OVERWEGINGEN
1. De vordering en het procesverloop
1.1. Eiseres (hierna te noemen: [eiseres]) heeft gevorderd dat de president in kort geding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde zal verbieden om strafrechtelijke dwangmiddelen en meer in het bijzonder ontruiming jegens eiseres toe te passen met betrekking tot de woning, staande en gelegen te [woonplaats, adres], op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod en met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
1.2. Ter zitting van 22 oktober 2001 heeft [eiseres] bij monde van haar advocaat van eis overeenkomstig de dagvaarding geconcludeerd.
1.3. Gedaagde (hierna te noemen: de Staat) heeft de vorderingen, onder overlegging van een pleitnotitie en producties, bij monde van haar advocaat bestreden.
1.4. Vervolgens hebben partijen vonnis verzocht.
2. De feiten
2.1. [Eiseres] heeft sedert enige tijd vanwege een gedwongen ontruiming geen vaste woon- of verblijfplaats. [Eiseres] heeft de woning staande en gelegen aan de [woonplaats, adres], waarvan de gemeente Midden-Drenthe eigenaresse is, op of omstreeks 24 september 2001 gekraakt.
2.2. De woning aan de [woonplaats, adres] is op 22 maart 2000 laatstelijk verhuurd aan mevrouw [vorige bewoner] (verder te noemen: [vorige bewoner]), die de huurovereenkomst op 28 oktober 2000 schriftelijk heeft opgezegd per 1 december 2000.
2.3. Op 3 oktober 2001 heeft de burgemeester, vergezeld van een politieambtenaar, [eiseres] informeel aangekondigd, dat de familie de woning diende te verlaten.
2.4. Op 12 oktober 2001 is door een medewerker van deurwaarderskantoor Pranger in het bijzijn van een politieambtenaar aan de familie [naam eiseres] een exploot uitgereikt, waarbij is aangezegd dat de woning onmiddellijk ontruimd diende te worden.
2.5. Nadat was gebleken dat geen gehoor werd gegeven aan voornoemd bevel, heeft een medewerker van de afd. Ruimtelijke Ontwikkeling op 12 oktober 2001 namens de gemeente Midden Drenthe terzake de woning aan de [woonplaats, adres] aangifte gedaan van de vermoedelijke schending van artikel 429sexies Sr.
2.6. Op 15 oktober 2000 is door een politieambtenaar van de Politie Drenthe een proces-verbaal opgemaakt van een door [vorige bewoner] afgelegde verklaring terzake de bewoning van het perceel aan de [woonplaats, adres]. [Vorige bewoner] heeft verklaard dat zij voornoemde woning in de periode 27 maart tot 18 november 2000 heeft bewoond.
3. Het standpunt van [eiseres]
3.1. De Staat handelt onrechtmatig jegens [eiseres] door tot ontruiming over te gaan, daar van overtreding van artikel 429sexies Sr geen sprake is, aangezien de betreffende woning blijkens verklaringen van omwonenden reeds meer dan een jaar leegstaat.
3.2. [Eiseres] wil middels dit kort geding bewerkstelligen dat het de Officier wordt verboden strafrechtelijke dwangmiddelen en meer speciaal ontruiming jegens [eiseres] toe te passen.
[Eiseres] stelt voorts, dat zaken als onderhavige niet via de strafrechtelijke weg, maar via civielrechtelijke weg dienen te worden afgewikkeld. Immers, in het laatste geval dient in het kader van de beoordeling een belangenafweging plaats te vinden, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval. Een dergelijke belangenafweging, die in het strafrechtelijke kader niet wordt gemaakt, is in zaken als de onderhavige op zijn plaats.
4. Het standpunt van de Staat
4.1. Aan de Officier van Justitie komt, binnen het kader van de aan hem in artikel 124 RO opgedragen taak tot strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een zekere beleidsvrijheid toe, welke door de burgerlijk rechter slechts marginaal getoetst kan worden.
4.2. Thans ligt ter beoordeling voor of het aannemelijk is geworden dat het Openbaar Ministerie op het moment dat de ontruiming is aangezegd een redelijk vermoeden van overtreding van artikel 429sexies Sr had. In dat kader is van belang of de betreffende woning korter dan een jaar vóór kraakdatum nog feitelijk in gebruik was. Bij de beoordeling van een voorgenomen strafrechtelijke ontruiming bestaat geen ruimte voor een afweging van wederzijdse belangen, voldoende is dat de Officier in het kader de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, een einde maakt aan de verboden toestand van artikel 429sexies Sr.
4.3. De woning is op 24 september 2001 door [eiseres] gekraakt. Uit de zijdens de Staat ingebrachte stukken kan worden afgeleid dat vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat de woning tot 18 november 2000 feitelijk in gebruik is geweest, terwijl het ook het substantieel gebruik van de woning voldoende is aangetoond.
De verdenking terzake de schending van artikel 429sexies Sr kan worden gedragen door de aangifte van de gemeente inzake het door [eiseres] gepleegde kraken in samenhang met de verklaring van de laatste huurster van de woning omtrent de precieze beëindiging van het feitelijk gebruik van de woning.
5. De beoordeling
5.1. In geschil is de rechtmatigheid van de (voorgenomen) strafrechtelijke ontruiming door het Openbaar Ministerie op grond van artikel 429sexies Sr. Beoordeeld moet worden of aannemelijk is geworden dat het Openbaar Ministerie ten tijde van de ontruiming een redelijk vermoeden had van overtreding van artikel 429sexies Sr. In het kader van deze beoordeling is geen plaats voor een belangenafwegingen in die zin, dat de belangen van de krakers van de bewuste woning en de omstandigheden van het geval mede kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of al dan niet sprake is van een rechtmatige strafrechtelijke ontruiming.
Tevens wordt in dit verband overwogen dat het de eigenaar van de betreffende woning vrij staat te kiezen langs welke weg (via de strafrechtelijke of de civiele weg) zij het geschil wenst op te lossen.
5.2. In het onderhavige geval is voldoende aannemelijk geworden dat de woning in ieder geval tot begin november 2000 in gebruik is geweest bij de huurster, [vorige bewoner]. Dit blijkt met name uit feit dat de laatste huurbetaling betrekking heeft op de maand november 2000 en uit de eindafrekening voor de energielevering die per 18 november 2000 is opgemaakt, één en ander in samenhang met de door [vorige bewoner] tegenover de politieambtenaar afgelegde verklaring terzake het feitelijk gebruik van de woning.
5.3. Het voorgaande houdt in dat [eiseres] (en de overige krakers), nu het gebruik door de huurder niet meer dan 1 jaar voorafgaand aan de wederrechtelijke ingebruikname is beëindigd, op grond van overtreding van artikel 429sexies Sr ontruimd kan (kunnen) worden.
5.4. De gevraagde voorzieningen zullen gelet op het hiervoor overwogene worden geweigerd.
5.5. [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSINGEN
De president:
1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
2. Veroordeelt [eiseres] en in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op f. 1.550,00 aan salaris en f. 437,00 aan verschotten.
Gewezen door mr. J. van der Vinne, fungerend-president, bijgestaan door mr. K. Wijmenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 30 oktober 2001, en door de fungerend-president en de griffier voornoemd ondertekend.