ECLI:NL:RBASS:2002:AE0004

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36329
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F. le Poole
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van bestuursdwang door gemeente in kort geding

In deze zaak heeft eiser, een boomkweker, de gemeente Hoogeveen aangeklaagd in kort geding. Eiser vorderde dat de voorzieningenrechter de gemeente zou verbieden om bestuursdwang uit te oefenen, nadat de gemeente hem had aangeschreven om bepaalde zonder vergunning geplaatste zaken te verwijderen. De gemeente had eerder medewerking toegezegd aan de planologische legalisering van een bedrijfswoning en andere bouwwerken, maar weigerde een bouwvergunning te verlenen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanzegging van de gemeente, maar zijn beroep werd ongegrond verklaard door de rechtbank Assen. Eiser stelde dat hij uitzicht had op verhuizing en dat de gemeente onrechtmatig handelde door bestuursdwang te willen effectueren.

Tijdens de zitting op 27 februari 2002 heeft eiser zijn vordering herhaald, terwijl de gemeente en de gevoegde partijen verweer voerden. De rechtbank oordeelde dat eiser ontvankelijk was in zijn vordering, omdat er geen bestuursrechtelijke procedure openstond tegen de mededeling van de gemeente. De voorzieningenrechter beoordeelde vervolgens of de gemeente onzorgvuldig handelde door de bestuursdwang te effectueren. De rechter concludeerde dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om andere huisvesting te vinden en dat er onvoldoende uitzicht was op een spoedige verhuizing. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken door mr. F. le Poole, voorzieningenrechter, op 1 maart 2002. De kosten aan de zijde van de gemeente werden begroot op nihil, terwijl de kosten aan de zijde van de gevoegde partijen op € 705,00 werden vastgesteld. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor eiser om tijdig actie te ondernemen in het kader van bestuursdwang en de rol van de rechter in het afwegen van belangen in kort geding procedures.

Uitspraak

Zaaknummer: 36329
Vonnisdatum: 1 maart 2002
RECHTBANK ASSEN
Vonnis van de voorzieningenrechter in het kort geding van:
[eiser],
wonende te [adres],
eiser in kort geding bij dagvaarding,
procureur mr. P.J.G.G. Sluyter,
-- en --
GEMEENTE HOOGEVEEN,
zetelende te Hoogeveen in het stadhuis aan het Raadhuisplein nr. 1,
gedaagde in kort geding bij gemelde dagvaarding van 22 februari 2002,
vertegenwoordigd door haar gemachtigden,
alsmede:
1.[gedaagde],
[adres],
2.[gedaagde],
[adres],
3.[gedaagde]
[adres],
gevoegd als gedaagden,
procureur mr. J.P. van Steen.
OVERWEGINGEN-
1. De vordering en het procesverloop.
1.1 Eiser, hierna aan te duiden als: [eiser], heeft bij dagvaarding gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente zal verbieden feitelijke uitvoering te geven aan de in de dagvaarding vermelde aanschrijving bestuursdwang, zulks op straffe van een dwangsom ad €Euro 50.000,00 voor elke dag en iedere keer dat gedaagde in de nakoming van dit vonnis in gebreke mocht blijven, met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.
1.2 Ter zitting van 27 februari 2002 heeft [eiser] bij monde van zijn raadsman geconcludeerd overeenkomstig de dagvaarding.
1.3 Gedaagde, hierna aan te duiden als: de gemeente, heeft de vordering bestreden bij monde van haar gemachtigden.
1.4 Requiranten, hierna te noemen: [gevoegde partijen], hebben middels hun raadsman ter zitting geconcludeerd tot toelating van [gevoegde partijen] als gevoegde partijen in dit rechtsgeding, teneinde aan de zijde van de gemeente verweer te voeren tegen de vordering van [eiser], kosten rechtens. [eiser] heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter. De voeging is toegestaan.
1.5 [eiser] en [gevoegde partijen] hebben pleitaantekeningen overgelegd.
1.6 Vervolgens hebben partijen vonnis verzocht.
2. De feiten
2.1 [eiser] oefent een boomkwekerij uit op het perceel [adres], welke in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan.
2.2 De gemeente heeft [eiser] medewerking toegezegd aan de planologische legalisering van een door hem te bouwen bedrijfswoning, schuur en tunnelkas. In dit kader heeft zij gedoogd dat [eiser] op dit perceel een woonwagen, een kleine container, twee grote containers en een garagebox plaatste.
2.3 Na de aanvraag door [eiser] van een bouwvergunning is een procedure opgestart ex artikel 19 wet op de Ruimtelijke ordening (oud). Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe heeft de vereiste verklaring van geen bezwaar geweigerd, zodat aan [eiser] geen bouwvergunning kon worden verleend.
2.4 De bedrijfswoning, schuur en tunnelkas zijn opgenomen in het nieuw te ontwikkelen bestemmingsplan "Buitengebied-Zuid". De verwachting is dat het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe zich niet voor september 2003 over dit bestemmingsplan zal uitspreken.
2.5 [gevoegde partijen] hebben de gemeente verzocht de door [eiser] zonder bouwvergunning geplaatste zaken te verwijderen, hetgeen de gemeente in eerste instantie heeft geweigerd.
2.6 Bij besluit van 13 juni 2001, nader uitgewerkt bij besluit van 6 juli 2001, heeft de gemeente de bezwaren van [gevoegde partijen] tegen de weigering handhavend op te treden tegen de op het perceel van [eiser] geplaatste zaken gegrond verklaard en [eiser] aangeschreven de op het perceel gestalde zaken te verwijderen voor 1 februari 2002.
2.7 Tegen dit besluit heeft [eiser] op 14 augustus 2001 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is vervolgens als beroepschrift de rechtbank toegezonden. De rechtbank Assen heeft bij vonnis d.d. 13 november 2001 het door [eiser] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.8 [eiser] heeft op 17 december 2001 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen bij de Raad van State.
2.9 Bij vonnis d.d. 14 februari 2002 heeft de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek van [eiser] om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
2.10 Op 15 februari 2002 heeft [eiser] de gemeente verzocht om voorlopig geen bestuursdwang uit te oefenen.
2.11 Bij brief d.d 19 februari 2002 heeft het College van Burgemeester en wethouders [eiser] geantwoord dat, indien hij voor 1 maart 2002 het perceel nog niet zou hebben ontruimd, op kosten van [eiser] over zou worden gegaan tot ontruiming van het perceel.
2.12 Namens Hup & Fidom Makelaars is bij faxbericht d.d. 14 februari 2002 aan [derde] in het kader van een verzoek tot bemiddeling onder meer het volgende bericht:
"Verwijzend naar uw faxbericht van hedenmiddag het navolgende;
Helaas kunnen wij u niet per ommegaande grond aanbieden wat geschikt is voor tuinbouwgrond.
(...)
Met betrekking tot de opdracht tot dienstverlening conformeren wij ons aan de NVM gebruikelijke voorwaarden, condities en tarieven met een minimale vergoeding van de gemaakte kosten vermeerderd met 6 % kantoorkosten exclusief de b.t.w. Tot nu toe is uw client ons niets verschuldigd.
Mocht uw opdrachtgever, de heer [eiser], van onze diensten als aankopende makelaar gebruik willen maken dan ontvangen wij graag deze fax door hem voor akkoord getekend retour."
2.13 Bij faxbericht d.d. 26 februari 2000 heeft [werknemer] van Hup & Fidom Makelaars aan de raadsman van [eiser] bericht:
Tot ons kantoor richtte zich de familie [eiser], thans wonende te [adres]. De familie [eiser] voornoemd, heeft een bod ad fl. 625.999,00 K.K. uitgebracht op het woonhuis met schuren, erf, tuin en ondergrond staande en gelegen te [adres en kadastrale gegevens]. De familie [eiser] heeft het voorbehoud gemaakt van financiering van de koopsom plus kosten.
Onze cliënt heeft voormelde bieding in beraad. Mochten wij met de familie [eiser] prijstechnisch tot een akkoord kunnen komen dan is een eventuele aanvaarding pas vanaf bouwvak 2002 bespreekbaar. Een eerdere aanvaarding is voor onze cliënt uitgesloten.
3. De vordering van [eiser]
3.1 [eiser] is ontvankelijk in zijn vordering nu tegen de mededeling van de gemeente van 19 februari 2002 dat zij zal overgaan gaan tot feitelijke effectuering van bestuursdwang geen bestuursrechtelijke procedure openstaat.
3.2 Het uitzicht op verhuizing door [eiser] binnen afzienbare termijn maakt het thans feitelijk effectueren van de aanschrijving onrechtmatig. De gemeente noch [gevoegde partijen]. hebben er doorslaggevend belang bij dat [eiser] thans, in het zicht van de haven, wordt genoodzaakt zijn boeltje op te pakken.
4. Het verweer van de gemeente
4.1 [eiser] is niet-ontvankelijk in zijn vordering. De onderhavige kwestie wordt reeds getoetst in een bestuursrechtelijke procedure die met voldoende waarborgen is omkleed.
4.2 Uitgangspunt is de formele rechtskracht van de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin de aanzegging is getoetst. Er zijn geen doorslaggevende omstandigheden door [eiser] aangevoerd op grond waarvan de bestuursdwang niet feitelijk dient te worden geëffectueerd. Het zicht op verhuizing is onvoldoende concreet. [eiser] heeft gezien de datum van de aanschrijving te laat actie ondernomen.
5. Het verweer van [gevoegde partijen].
5.1 Aangezien [eiser] met betrekking tot de aangekondigde bestuursdwang een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft doorlopen dient [eiser] in deze vordering, die op hetzelfde onderwerp betrekking heeft, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2 De situatie is thans niet anders dan op het moment dat de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwees.
5.3 [gevoegde partijen]. hebben groot belang bij handhaving van de bepalingen van het bestemmingsplan en het beëindigen van de situatie die voor hen zo langzamerhand onhoudbaar wordt.
6. Beoordeling
Ontvankelijkheid
6.1 De rechtbank Assen en de voorzitter van de Raad van State hebben in de bestuursrechtelijke procedure de aanzegging van 6 juli 2001 getoetst. Daarbij hebben zij beoordeeld of dit besluit, gezien de feiten en omstandigheden zoals die waren op het moment van besluiten, in redelijkheid kon worden genomen.
6.2 [eiser] heeft in dit kort geding aangevoerd dat hij nu uitzicht heeft op een verhuizing op korte termijn en dat het feitelijk effectueren van de aangezegde bestuursdwang onder die omstandigheid onrechtmatig is. Deze omstandigheid heeft zich voorgedaan na het besluit van 6 juli 2001 en is daarmee niet betrokken in het oordeel van de rechtbank Assen en de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de mededeling van het College van Burgemeester en Wethouders van 19 februari 2002 dat zal worden overgegaan tot de feitelijke uitvoering van de reeds aangezegde bestuursdwang staat geen bezwaar en beroep open, daar zijn alle partijen het over eens. [eiser] kan derhalve in verband met de door hem aangevoerde nieuwe omstandigheid tegen de uitvoering van de bestuursdwang slechts opkomen bij de burgerlijke rechter. [eiser] is daarmee ontvankelijk in zijn vordering.
Onrechtmatigheid
6.3 Beoordeeld dient te worden of de gemeente onzorgvuldig handelt door op dit moment over te gaan tot effectuering van de door haar aangezegde bestuursdwang, terwijl [eiser] uitzicht heeft op nieuwe woonruimte. Dit is niet het geval. [eiser] heeft immers sinds de datum van de aanschrijving ruim voldoende gelegenheid gehad andere huisvesting te vinden. Hij heeft eerst in een zeer laat stadium pogingen ondernomen andere woonruimte te vinden. Ook nu nog bestaat volstrekt onvoldoende uitzicht op een spoedige verhuizing van [eiser]. [eiser] heeft immers pas zeer onlangs een bod, onder financieringsvoorbehoud, gedaan op een woning te [woonplaats], terwijl Hup & Fidom Makelaars ten aanzien van deze bieding hebben bericht dat van een eventuele aanvaarding pas sprake kan zijn vanaf de bouwvak 2002. Hier komt bij, dat onaannemelijk is dat [eiser] de zaken, die de gemeente verwijderd wil zien, niet op korte termijn kan verplaatsen en zodoende, of op andere wijze, tijdelijke woonruimte zou kunnen vinden. Nu de gemeente heeft toegezegd ter zitting dat zij niet eerder dan op 15 maart aanstaande tot ontruiming zal overgaan, heeft [eiser] voldoende gelegenheid om alsnog aan de aanschrijving te voldoen.
Conclusie
6.4 Op grond van het vorenstaande zal de vordering van [eiser] worden afgewezen.
6.5 Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] in de kosten van het geding worden veroordeeld.
BESLISSINGEN
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
2. Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van de gemeente begroot op nihil wegens salaris en € Euro 197,54 wegens verschotten en aan de zijde van [gevoegde partijen]. begroot op € Euro 705,00 en nihil wegens verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. le Poole, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. F.W. Strijker, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 1 maart 2002, in tegenwoordigheid van de griffier en door de rechter en griffier voornoemd ondertekend.