2. De feiten
2.1 [eiser] oefent een boomkwekerij uit op het perceel [adres], welke in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan.
2.2 De gemeente heeft [eiser] medewerking toegezegd aan de planologische legalisering van een door hem te bouwen bedrijfswoning, schuur en tunnelkas. In dit kader heeft zij gedoogd dat [eiser] op dit perceel een woonwagen, een kleine container, twee grote containers en een garagebox plaatste.
2.3 Na de aanvraag door [eiser] van een bouwvergunning is een procedure opgestart ex artikel 19 wet op de Ruimtelijke ordening (oud). Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe heeft de vereiste verklaring van geen bezwaar geweigerd, zodat aan [eiser] geen bouwvergunning kon worden verleend.
2.4 De bedrijfswoning, schuur en tunnelkas zijn opgenomen in het nieuw te ontwikkelen bestemmingsplan "Buitengebied-Zuid". De verwachting is dat het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe zich niet voor september 2003 over dit bestemmingsplan zal uitspreken.
2.5 [gevoegde partijen] hebben de gemeente verzocht de door [eiser] zonder bouwvergunning geplaatste zaken te verwijderen, hetgeen de gemeente in eerste instantie heeft geweigerd.
2.6 Bij besluit van 13 juni 2001, nader uitgewerkt bij besluit van 6 juli 2001, heeft de gemeente de bezwaren van [gevoegde partijen] tegen de weigering handhavend op te treden tegen de op het perceel van [eiser] geplaatste zaken gegrond verklaard en [eiser] aangeschreven de op het perceel gestalde zaken te verwijderen voor 1 februari 2002.
2.7 Tegen dit besluit heeft [eiser] op 14 augustus 2001 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is vervolgens als beroepschrift de rechtbank toegezonden. De rechtbank Assen heeft bij vonnis d.d. 13 november 2001 het door [eiser] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.8 [eiser] heeft op 17 december 2001 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen bij de Raad van State.
2.9 Bij vonnis d.d. 14 februari 2002 heeft de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek van [eiser] om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
2.10 Op 15 februari 2002 heeft [eiser] de gemeente verzocht om voorlopig geen bestuursdwang uit te oefenen.
2.11 Bij brief d.d 19 februari 2002 heeft het College van Burgemeester en wethouders [eiser] geantwoord dat, indien hij voor 1 maart 2002 het perceel nog niet zou hebben ontruimd, op kosten van [eiser] over zou worden gegaan tot ontruiming van het perceel.
2.12 Namens Hup & Fidom Makelaars is bij faxbericht d.d. 14 februari 2002 aan [derde] in het kader van een verzoek tot bemiddeling onder meer het volgende bericht:
"Verwijzend naar uw faxbericht van hedenmiddag het navolgende;
Helaas kunnen wij u niet per ommegaande grond aanbieden wat geschikt is voor tuinbouwgrond.
(...)
Met betrekking tot de opdracht tot dienstverlening conformeren wij ons aan de NVM gebruikelijke voorwaarden, condities en tarieven met een minimale vergoeding van de gemaakte kosten vermeerderd met 6 % kantoorkosten exclusief de b.t.w. Tot nu toe is uw client ons niets verschuldigd.
Mocht uw opdrachtgever, de heer [eiser], van onze diensten als aankopende makelaar gebruik willen maken dan ontvangen wij graag deze fax door hem voor akkoord getekend retour."
2.13 Bij faxbericht d.d. 26 februari 2000 heeft [werknemer] van Hup & Fidom Makelaars aan de raadsman van [eiser] bericht:
Tot ons kantoor richtte zich de familie [eiser], thans wonende te [adres]. De familie [eiser] voornoemd, heeft een bod ad fl. 625.999,00 K.K. uitgebracht op het woonhuis met schuren, erf, tuin en ondergrond staande en gelegen te [adres en kadastrale gegevens]. De familie [eiser] heeft het voorbehoud gemaakt van financiering van de koopsom plus kosten.
Onze cliënt heeft voormelde bieding in beraad. Mochten wij met de familie [eiser] prijstechnisch tot een akkoord kunnen komen dan is een eventuele aanvaarding pas vanaf bouwvak 2002 bespreekbaar. Een eerdere aanvaarding is voor onze cliënt uitgesloten.