VI. [gedaagde] hoofdelijk zal veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis te betalen een bedrag van Eur. 2.450,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht;
VII. [gedaagde] hoofdelijk zal veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot vergoeding van de kosten van de procedure.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 [eisers] baseren hun vorderingen op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hen handelt. [gedaagde] exploiteert zonder rechtsgeldige toestemming opnamen van uitvoeringen van hen en heeft zich tevens ten onrechte bij Sena aangemeld als fonogrammenproducent van opnamen van uitvoeringen van hen.
3.2 [gedaagde] betwist dat er grond is voor de gevraagde voorzieningen. Er is wel toestemming. Voor zover dat (nog) niet het geval is, kan en moet een en ander op praktische manier worden geformaliseerd. Daarnaast hebben [eisers] geen schade geleden, is [gedaagde] eigenaar van de masters en ontbreekt het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
3.3 Niet in geschil is dat [eisers] uitvoerende kunstenaars in de zin van de Wet op de naburige rechten (WNR) zijn. Ingevolge artikel 2 WNR komt hen gelet daarop onder meer het uitsluitend recht toe om toestemming te verlenen voor het opnemen van een uitvoering, het reproduceren van een opname van een uitvoering en het verkopen, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een opname van een uitvoering of van een reproductie daarvan. In artikel 9 WNR is bepaald dat de verlening van die toestemming door een akte moet geschieden. Gelet op hetgeen ter zake in de memorie van toelichting (MvT) en de literatuur is vermeld, is de ratio daarvan, gelijk bij het auteursrecht (artikel 2, lid 2, Auteurswet), de bescherming van de zwakkere partij (de uitvoerende kunstenaar) tegen zijn professionele wederpartij.
3.4 In het onderhavige geding is niet aannemelijk geworden dat een akte houdende het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 2 WNR door [eisers] aan [gedaagde], is opgemaakt. Daarbij wordt overwogen dat het er niet om gaat of ergens uit blijkt dat [eisers] (ooit) toestemming zouden hebben gegeven -zoals door [gedaagde] is betoogd-, doch dat die toestemming zelf op schrift is gesteld, dus de exacte omschrijving dat en waarvoor toestemming wordt verleend en de voorwaarden waaronder dat geschiedt.
Nu het er voorshands voor gehouden dient te worden dat geen sprake is van een dergelijke akte, is niet op rechtsgeldige wijze toestemming verleend voor het (doen) vervaardigen en exploiteren van opnamen van uitvoeringen.
Door [gedaagde] is ter zake nog gesteld dat [eisers] gehouden zijn de bestaande mondelinge toestemming te formaliseren en dat zij misbruik maken van recht c.q. bevoegdheid door een beroep te doen op het ontbreken van de akte. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] daarin echter voorshands niet, gelet op het feit dat het vormvoorschrift van een akte ziet op bescherming van de uitvoerende kunstenaar als de zwakke partij. Daarbij komt dat [eisers] de nietigheid van de mondelinge samenwerkingsovereenkomst hebben ingeroepen en in dat verband tevens gemotiveerd hebben aangevoerd dat door [gedaagde] misbruik is gemaakt van hun 'zwakke' positie.
[gedaagde] heeft een en ander weliswaar betwist, doch vooralsnog kan niet zonder meer worden gezegd dat de argumenten van [eisers] in een bodemprocedure geen doel zullen treffen.
3.5 Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het gevorderde verbod tot het (doen) vervaardigen en exploiteren van opnamen van uitvoeringen toewijsbaar is. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter met betrekking tot het door [gedaagde] betwiste spoedeisend belang, dat daarvan voldoende is gebleken, nu uit de door [gedaagde] ingenomen stellingen (daarop neerkomende dat hij wel rechthebbende is) blijkt dat [gedaagde] niet voornemens is het (doen) vervaardigen en exploiteren te staken.
3.6 Door [eisers] is voorts gesteld dat zij de fonogrammenproducent van de in dit geding betrokken opnamen van uitvoeringen (vermeld op de bij akte overgelegde producties 1 en 2) zijn. [gedaagde] heeft zich gelet daarop ten onrechte als zodanig bij Sena ingeschreven en de aan een fonogrammenproducent toekomende vergoedingen van Sena ontvangen. [gedaagde] heeft dat betwist. Daarover wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 1, onder d WNR is de fonogrammenproducent de natuurlijke of rechtspersoon die een fonogram voor de eerste maal vervaardigt of doet vervaardigen. In artikel 1, onder c, WNR is bepaald dat een fonogram 'iedere opname van uitsluitend geluiden van een uitvoering of andere geluiden is'. Uit de MvT bij artikel 1 blijkt dat diegene als fonogrammenproducent wordt aangemerkt die de organisatorische en financiële verantwoordelijkheid voor het fonogram draagt, alsmede dat de financiële verantwoordelijkheid (het dragen van het exploitatierisico) daarbij voorop staat. Daarnaast blijkt uit de MvT dat iedere van een fonogram afgeleide, gewijzigde bewerking zelf ook een fonogram is. Op basis van één opname van een uitvoering kunnen derhalve verschillende nieuwe fonogrammen worden gemaakt.
Uitgaande van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet (voldoende) aannemelijk is dat [eisers] de fonogrammenproducent van de in dit geschil betrokken opnamen van uitvoeringen zijn. Door hen is weliswaar gesteld dat zij nagenoeg alle kosten van het maken van de betreffende opnamen zouden hebben betaald. Uit de stukken die zij hebben overgelegd blijkt echter van geen enkele door hen verrichte betaling die ziet op het maken van de opnamen van uitvoeringen. Wel blijkt daaruit (onder meer productie 12, betreffende de kosten van het opnieuw inzingen van vocalen) dat door [gedaagde] ter zake betalingen zijn verricht. Ook uit de door [gedaagde] zelf overgelegde stukken blijkt dat, zoals de studiokosten. Daarnaast is niet betwist dat [gedaagde] degene was die opdracht aan de studio heeft gegeven voor het maken van de opnamen van uitvoeringen ten behoeve van de vervaardiging van uit te brengen cd's, staat vast dat die cd's zijn gemaakt onder het eigen label van [gedaagde] en dat [gedaagde] op die cd's is vermeld als producent. Ter zitting is voorts gebleken dat de door [eisers] op mini disk aangeleverde opnamen van uitvoeringen niet ongewijzigd op cd zijn gezet. Deze ondergingen in de studio nog een klankbewerking. Zo werden vocalen toegevoegd. Ook werden op mini disk aangeleverde opnamen van uitvoeringen wel opnieuw ingezongen in de studio. Dat [eisers] artistieke inbreng hadden bij het maken van de opnamen van uitvoeringen, zelf afspraken maakten met de studio voor de diverse sessies en daar tijd in hebben geïnvesteerd en reiskosten voor hebben gemaakt, is onvoldoende om hen als fonogrammenproducent aan te merken.
De vordering strekkende tot uitschrijving als fonogrammenproducent en opgave van de van Sena ontvangen vergoedingen is derhalve niet toewijsbaar.
3.7 Ook het gevorderde voorschot op schadevergoeding en de daarmee samenhangende, gevorderde opgave van verkopen worden niet toewijsbaar geoordeeld.
Enerzijds is onvoldoende aannemelijk dat sprake is van een spoedeisend belang. Hetgeen ter onderbouwing daarvan is aangevoerd is niet consistent en tegenstrijdig. Waar in de dagvaarding is aangevoerd dat gelden nodig zijn voor de bekostiging van de op 7 november 2003 in eigen beheer uit te brengen nieuwe CD 'Volle maan & Rode wijn', is dat ter zitting van 21 november 2003 gewijzigd in de globale stelling dat financiële middelen nodig zijn om hun artiest zijn en producentschap te kunnen continueren. In de procedure is daarentegen de stelling betrokken dat [eisers] altijd al de kosten daarvan (grotendeels) zelf hebben gedragen.
Anderzijds is de beoordeling van de vraag of in het onderhavige geval plaats is voor schadevergoeding afhankelijk van zoveel factoren dat deze niet in de onderhavige procedure, doch in een hiertoe te voeren bodemprocedure dient plaats te vinden. Zo is voor schadevergoeding vereist dat sprake is van toerekenbaar onrechtmatig handelen zijdens [gedaagde], alsmede het dientengevolge lijden van schade door [eisers].
Daarbij is niet alleen van belang dat er geen rechtsgeldige toestemming was, doch tevens onder meer dat -zoals vaststaat- [eisers] op zich wel toestemming aan [gedaagde] hadden gegeven voor het (laten) vervaardigen en (doen) exploiteren van opnamen van uitvoeringen van hen én daar zelf aan meegewerkt hebben, alsmede dat [eisers] daarvoor een vergoeding, in de vorm van gratis cd's en cd's tegen inkoopprijs, hebben ontvangen. Niet aannemelijk geworden is echter aan wie het is te wijten dat geen akte houdende toestemming tot het (doen) vervaardigen en exploiteren van opnamen van uitvoeringen is opgemaakt. Beide partijen stellen daar op aangedrongen te hebben, doch dat de ander daar niet aan wilde. Derhalve valt van het ontbreken van een akte [gedaagde] voorshands geen verwijt te maken, hetgeen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een relevant aspect is voor de toerekenbaarheid van het handelen zonder bij akte gegeven toestemming. Daarnaast is gemotiveerd betwist dat [eisers] schade hebben geleden. Zo verschillen partijen van mening over de door [gedaagde] behaalde omzet, alsmede de verdiensten die [eisers] met de verkoop van cd's hebben behaald en blijkt de juistheid daarvan niet genoegzaam uit de stukken.
3.8 De gevorderde afgifte van 'al het materiaal' van [eisers], zoals foto- en tekstmateriaal, cd's en/of video's, multi tracks en andere originele opnamen van uitvoeringen, is in dit geding niet toewijsbaar.
Juist is dat [eisers] op grond van artikel 17, lid 1 WNR de opnamen en reproducties daarvan die in strijd met de hen in artikel 2 gegeven rechten openbaar zijn gemaakt, alsmede van de roerende zaken die rechtstreeks hebben gediend tot de vervaardiging daarvan, als hun eigendom kunnen opeisen.
Ingevolge artikel 17, lid 4 WNR kan de rechter echter gelasten dat afgifte niet plaatsvindt dan tegen een door de rechter vast te stellen, door de eiser te betalen vergoeding.
Voor zover om afgifte van onder artikel 17, lid 1 WNR vallende zaken is gevraagd, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [eisers] ter zake een vergoeding aan [gedaagde] dienen te voldoen, nu uit de stukken vooralsnog blijkt dat hij de vervaardigingskosten daarvan (grotendeels) heeft gedragen en [eisers] ter zake een mondelinge samenwerkingsovereenkomst met [gedaagde] hadden. Op basis van hetgeen in deze procedure is gesteld en aannemelijk geworden, is het niet mogelijk die vergoeding te bepalen.
Zo is reeds niet duidelijk gemaakt welke cd's, multi tracks en 'andere originele opnamen van uitvoeringen' [gedaagde] onder zich heeft, noch hoeveel.
Voor zover om afgifte van zaken is gevraagd waarop het bepaalde in artikel 17 WNR geen betrekking heeft, is gesteld noch gebleken op grond waarvan [eisers] (anderszins) aanspraak op afgifte kunnen maken.
3.9 Tenslotte hebben [eisers] vergoeding van gestelde, gemaakte buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Ook deze vordering is niet toewijsbaar, reeds om redenen dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt. Het bestuderen van de zaak, samenstellen van het dossier en verzenden van één enkele sommatie, valt onder de werkzaamheden ter voorbereiding van de onderhavige procedure waarop het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 Rv zien, aldus artikel 241 Rv.