3. veroordeelt in de kosten van dit geding.
3. Het verweer
De [GEDAAGDE] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van [VERZOEKER] Voor zover relevant zal daarop in het hiernavolgende worden ingegaan.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 [VERZOEKER] beroept zich op de in de Algemene Bankvoorwaarden opgenomen zorgplicht van banken ten aanzien van cliënten. Deze zorgplicht wordt onder meer ingevuld door de redelijkheid en billijkheid. Uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 18 februari 2003 (JOR 2003, 267) blijkt, zo stelt [VERZOEKER], dat banken uit hoofde van hun maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht hebben, zowel ten opzichte van hun cliënten als ten opzichte van derden die gelieerd zijn aan die cliënten. Voorts blijkt uit dit arrest dat een en ander afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden, maar dat een opzegging van een krediet in ieder geval zal moeten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. [VERZOEKER] is van mening dat de wijze waarop de [GEDAAGDE] de afwikkeling van de relatie ter hand heeft genomen niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen.
4.2 De [GEDAAGDE] heeft de vordering van [VERZOEKER] bestreden met het argument dat zij [VERZOEKER] nu vaak genoeg uitstel heeft verschaft. De overeenkomst is op juiste gronden opgezegd en de [GEDAAGDE] heeft voldaan aan de plichten die zij op grond van de overeenkomst en de daarbij horende voorwaarden had. Nadat de opzeggingstermijn definitief was verlopen hebben partijen een overeenkomst tot beëindiging van de financieringsrelatie met wederzijds goedvinden gesloten. [VERZOEKER] weigert deze overeenkomst thans na te komen. In het kader van een te maken belangenafweging merkt de [GEDAAGDE] op dat er in het verleden overstand van de financiering heeft bestaan. Dit zou in de toekomst weer kunnen gebeuren.
4.3 Bij de beoordeling van het geschil dient als uitgangspunt te worden genomen dat de relatie tussen de [GEDAAGDE] en [VERZOEKER] inclusief de afwikkeling daarvan wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Zoals het Gerechtshof te Arnhem in het hierboven genoemde arrest heeft overwogen, heeft een bank uit hoofde van haar maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht. Deze zorgplicht blijkt daarnaast uit de door de bank opgestelde algemene voorwaarden. Bij het opzeggen en afwikkelen van een kredietovereenkomst, dient dan ook rekening gehouden te worden met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en dienen de belangen van beide partijen te worden afgewogen.
4.4 De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van [VERZOEKER] bij voortzetting van de overeenkomst tot het moment dat hij een nieuwe financier heeft gevonden dienen te prevaleren boven het belang van de [GEDAAGDE] bij het onmiddellijk beëindigen en het uitwinnen van de zekerheden.
4.5 Bij de afweging is allereerst van belang dat vaststaat dat [VERZOEKER] steeds aan zijn verplichtingen tot het betalen van rente en aflossing heeft voldaan en aannemelijk is dat hij dit zal blijven doen. Weliswaar is er in juli 2005 een kleine overstand ontstaan op een van de rekeningen, maar niet aannemelijk is geworden dat dit een structurele overstand is of dat deze overstand aan [VERZOEKER] te wijten was. De overstand is ondertussen reeds opgelost.
4.6 Verder is voldoende aannemelijk gemaakt, dat het debacle van 2003/2004 te boven is gekomen en dat de onderneming van [VERZOEKER] dit jaar weer positief resultaat zal behalen. Ook voor de komende jaren is de orderportefeuille gevuld, waarbij verwezen zij naar de brief van het Ministerie van Defensie welke onder de vaststaande feiten is aangehaald.
4.7 Voorts is op grond van de brief van mr. De Bruijn aannemelijk, dat er in het voorjaar van 2006 reëel uitzicht is op het vinden van een nieuwe bank.
4.8 Bij de afweging speelt ook een rol, dat aannemelijk is dat uitwinning van zekerheden zal leiden tot faillissement met alle negatieve gevolgen van dien voor [VERZOEKER] persoonlijk, zijn bedrijf, zijn werknemers en overigens ook voor de [GEDAAGDE]
4.9 Als [VERZOEKER] ophoudt aan zijn verplichtingen te voldoen kan de bank alsnog tot uitwinning over gaan. Dat [VERZOEKER] zelf heeft ingestemd met de beëindiging van de relatie weegt niet zwaar, omdat aannemelijk is dat hij geen keuze had. Hier komt nog bij, dat aannemelijk is, dat ook de [GEDAAGDE] beter af is als het bedrijf van [VERZOEKER] kan worden voortgezet. Immers, bij uitwinning van de zekerheden is het maar de vraag of de gehele schuld kan worden voldaan.
4.10 Nu het verlies dat [VERZOEKER] te duchten heeft bij directe uitwinning van de zekerheiden vele malen groter is dan het door de [GEDAAGDE] te lopen risico bij voortzetting van de relatie totdat [VERZOEKER] een nieuwe financier heeft gevonden, is de voorzieningenrechter alles tegen elkaar afwegende van oordeel dat het voornemen van de [GEDAAGDE] om op dit moment over te gaan tot uitwinning van de zekerheden niet voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.11 Gezien het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [VERZOEKER] toewijzen met dien verstande dat in het dictum enige noodzakelijke tekstuele aanpassingen zijn gedaan ten opzichte van de vordering van [VERZOEKER] De [GEDAAGDE] zal als de in het ongelijk gestelde partij in het kosten van de procedure worden veroordeeld.