Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, op grond van artikel 149 van het Wetboek van Rechtsvordering, het navolgende vast dat aan de beslissing van de rechtbank ten grondslag wordt gelegd:
a. Kaynar heeft bij (een rechtsvoorgangster van) Univé een Mercedes Benz met het kenteken 22-JF-GX (hierna te noemen: de Mercedes) verzekerd tegen onder meer diefstal.
Als consumentenwaarde van de Mercedes is opgegeven € 42.832,00.
b. In de door Univé van die verzekering afgegeven en door Kaynar -op voorhand- geaccepteerde polis is vermeld dat van de verzekering zijn uitgesloten alle schaden, kosten of rechten op uitkering waarover de verzekeringnemer, een verzekerde of een begunstigde, ook na daarop gewezen te zijn een onvolledige of onware opgave doet voor wat betreft de aard, de oorzaak of de omvang.
Daarbij is bepaald dat de verplichting tot wijzen op het doen van een onvolledige of onware opgave niet bestaat als deze wordt gedaan met het doel de maatschappij te misleiden (art. 6.6 Algemeen Reglement 4).
Voorts is in die polis vermeld dat diefstal van het motorvoertuig is verzekerd mits de eigenaar en de houder en de bestuurder van het motorrijtuig geen enkel verwijt treft (artikel 33.2 PSA-1).
c. Kaynar heeft de Mercedes verhuurd aan Kaan Uitzendbureau B.V. De heer [derde] was aangesteld als directeur van die besloten vennootschap. Hij gebruikte de Mercedes. Zijn naam is door Kaynar bij het sluiten van de verzekering aan Univé opgegeven als de naam van de regelmatige bestuurder van de Mercedes. Tussen Kaynar en de besloten vennootschap bestonden zeer nauwe banden. Beide houden ook kantoor in hetzelfde pand aan de Rouaanstraat te Groningen.
d. [derde] heeft de Mercedes meegenomen naar Turkije.
Op maandag 23 juni 2003 heeft [derde] de Mercedes achtergelaten langs een drukke weg in Istanbul. Hij deed dit om aan een taxichauffeur de weg te vragen.
Na het achterlaten van de Mercedes is deze gestolen.
e. [derde] heeft aangifte van diefstal van de Mercedes gedaan bij het Politiebureau Levent op 23 juni 2003.
Hij heeft als volgt verklaard tegenover de verbalisanten Yunus Demirel en Irfan Erkek:
‘Op het moment dat ik achter het stuur in mijn rijdende auto zat met het kentekennummer 22-FX-GJ, welke auto in Nederland op mijn naam is gesteld, op de weg Büyükdere Caddesi, richting Maslak, ben ik op een gegeven moment bij de bushaltes Zincirli Köyü, uit mijn auto gestapt om naar een adres te vragen. Op het moment dat ik aan een taxichauffeur naar een adres vroeg, zag ik plotseling iemand in mijn auto er van door ging met een grote snelheid. Degene die de auto heeft gestolen, heb ik echter niet kunnen zien. De sleutel van mijn zat nog in het contactslot. In mijn auto lagen de volgende goederen: het kentekenbewijs van mijn auto, mijn paspoort, mijn identiteitsbewijs, mijn verblijfs-/vestigingsvergunning voor Nederland, douane in- en uitreiskaart van mijn auto. In de koffieruimte van de auto lagen nog 2 stuks stoffen koffers met daarin de kledingstukken van mijn kinderen.’
Deze verklaring is hem door de verbalisanten voorgelezen. [derde] heeft volhard bij de verklaring en heeft vervolgens de verklaring ondertekend.
f. Op diezelfde dag (3 juni 2003) om 16.30 uur heeft Kaynar bij Univé telefonisch gemeld dat de Mercedes was gestolen. Die melding is gedaan door de heer B. Kaynar namens Kaynar. Hij heeft verteld dat een medewerker van hem naar Istanbul was gegaan en daar rond 00.30 uur met geweld van de Mercedes was ontdaan. De medewerker was daarbij gewond geraakt en in het ziekenhuis opgenomen.
g. Univé heeft een Vragenformulier diefstal voertuig aan Kaynar gezonden, met als schadenummer 03.289288/235.
Kaynar heeft de vragen beantwoord. De antwoorden waren:
- dat de Mercedes op 23 juni 2003 rond 13.20 uur is gestolen
- dat de Mercedes door [derde] volledig afgesloten is geparkeerd
- dat daarbij de alarminstallatie is ingeschakeld omdat dit standaard geschiedt als de auto op slot wordt gezet
- dat de auto een startonderbreker heeft
- dat de originele sleutelset niet meer in bezit van Kaynar is als gevolg van de diefstal.
h. [derde] heeft op 30 juni 2003 het Parket van de Hoofdofficier van Justitie te Istanbul verzocht om een aanvullende verklaring te mogen afleggen. Dat verzoek is ingewilligd en nog dezelfde dag heeft [derde] op het politiebureau Levent een verklaring afgelegd die hij na voorlezing heeft ondertekend. In de verklaring staat vermeld:
‘Nadat ik in mijn geboortestreek tot rust was gekomen, besefte ik bovendien dat ik een onjuiste verklaring had afgelegd.
Het is namelijk zo gegaan. Ik parkeerde mijn auto onder de brug. De portieren deed ik op slot en legde de autosleutel in de borstzak van mijn overhemd die ik toen aan had. Op het moment dat ik naar de betreffende taxichauffeur toeliep, botsten twee voor mij onbekende mensen tegen mij aan. Ik kan mij nu hun gezichten niet meer voor de geest halen en zou hen ook niet herkennen als ik ze weer zou zien. Hierna vervolgden zij hun weg zonder wat te zeggen. Omdat ik dat in die drukte als normaal had ervaren, liep ik verder naar de taxi zonder iets hierop te zeggen. Iets later zag ik mijn auto in de richting van de plaat Sariyer wegrijden. Ik zag toen twee personen in de auto, maar hun gezichten heb ik niet zo goed kunnen zien.
Het is niet mogelijk om mijn auto zonder sleutel te starten. Toen ik bij uw bureau aangifte kwam doen, dacht ik daarom dat ik de sleutel in het contactslot had laten zitten en had ik dit in mijn aangifte zodanig verklaard. Omdat ik erg moe was na een reis van 30 uren en geshockeerd was na de diefstal, had ik een zodanige verklaring afgelegd. Nu ik daarover heel goed nagedacht heb en alles opnieuw voor mijn geest heb gehaald, kan ik mij nu heel goed herinneren dat ik de autosleutel toen in mijn zak had.
De mensen die tegen mij aanliepen, moeten mij gezien hebben toen ik mijn auto aan het parkeren was en waar ik vervolgens mijn sleutel had gelegd. Ik denk dat zij deden alsof zij per ongeluk tegen mij aanliepen, daarbij mijn autosleutel hebben ontvreemd en vervolgens de auto hebben gestart en weggereden zijn. Voorts was ik zodanig geshockeerd van de gebeurtenis, dat ik heb vergeten goederen die in mijn auto lagen, in mijn aangifte op te geven. In de kofferbak van mijn auto lag namelijk nog 1 stuk laptop van het merk Dell en daarnaast lag mijn mobiele telefoon van het merk Nokia in de carkit van mijn auto. Verder kon ik het motornummer en het chassisnummer van mijn auto niet opnoemen in mijn aangifte omdat mijn autopapieren eveneens waren gestolen. Nu heb ik het motornummer en het chassisnummer kunnen achterhalen en wil deze aldnog aan u opgeven. Dit is wat er is gebeurd. Derhalve verzoek ik u hiermee rekening te houden bij uw onderzoek.’
i. Op 14 juli 2003 heeft [derde] bij de Regiopolitie Groningen aangifte gedaan van diefstal van de Mercedes. Het proces-verbaal van de aangifte vermeldt:
‘Ik heb mijn auto langs de kant van de weg geparkeerd en ben naar de taxi gelopen. Ik heb mijn auto op slot gedaan met de afstandsbediening en heb de sleutel in de borstzak van mijn overhemd gedaan. Onderweg naar de taxi kwam ik twee mannen tegen. Een van deze mannen kwam tegen mij, ik meende per ongeluk, aan. Ik had niets in de gaten en liep verder naar de taxi. Op het moment dat ik de weg vroeg aan de taxichauffeur zag ik ineens dat de 2 mannen in mijn voertuig stapten en wegreden. De taxichauffeur zag dit ook en ik ben gelijk in de taxi gestapt en zijn achter mijn auto aangereden. Echter al na een paar honderd meter zijn we mijn auto uit het oog verloren bij een kruising.’
j. Univé heeft een onderzoek ingesteld naar de afgelegde verklaringen. In dat verband heeft de heer Kaynar op 1 oktober 2003 verklaard dat hij gemachtigd is om een verklaring over de diefstal af te leggen namens Kaynar (waarvan zijn vader directeur is).
Hij heeft verklaard dat [derde] de diefstal op 23 juni 2003 direct telefonisch heeft gemeld aan ‘ons’ en dat de voor de auto betaalde prijs € 36.700,00 is.
k. [derde] heeft op 1 oktober 2003 tegenover medewerkers van Univé een door hem voor akkoord ondertekende verklaring afgelegd, luidend onder meer:
‘Er zijn twee mannen die in de tegenovergestelde richting liepen, tegen mijn aangebotst. Het was geen rechte weg, het is mogelijk dat die mannen gezien hebben dat ik uit de Mercedes ben uitgestapt. Ik kan u geen signalement van de mannen geven.
Ik ben naar de taxichauffeur gelopen en hij wees mij de richting toen ik plotseling mijn auto weg zag rijden in de rijrichting waarin ik hem had geparkeerd. Ik kon niet zien wie de auto stal: de afstand was 30 - 50 meter van de locatie waar ik met de chauffeur stond te praten. Ik kon niet zien hoeveel man in de auto zaten, dat was voor mij niet te zien.
De taxichauffeur bood mij aan in te stappen en wij zijn achter de auto gereden. De weg ter plaatse helde enigszins ik zag de auto toen die op het hoogste punt reed, daar aangekomen zag ik dat de drie-baans weg zich splitste en was ik mijn auto kwijt.’
l. Univé heeft na afronding van het onderzoek geweigerd tot uitkering over te gaan. Bij het onderzoek heeft Univé gebruik gemaakt van diensten van een vertaalbureau, van CED Forensic en van eigen medewerkers.
CED Forensic is ingeschakeld om na te gaan of de Mercedes Turkije is binnengekomen en het vertaalbureau heeft de in het Turks gestelde aangiftes in het Nederlands vertaald. Univé laat dergelijke activiteiten na als zij meent te kunnen vertrouwen op de juistheid van de tegenover haar afgelegde verklaringen. In het onderhavige geval had Univé dit vertrouwen niet.
2. De vordering in conventie
2.1 Kaynar vordert dat de rechtbank Univé bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot vergoeding van de schade die door haar is geleden als gevolg van het verlies van de Mercedes-Benz 2, 22-JF-GX, te vermeerderen met de wettelijke rente over het uit te keren bedrag vanaf 16 juli 2004 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Univé in de kosten van het geding.
2.2 Kaynar heeft hiertoe de door Univé opgeworpen weigeringsgronden bestreden.
3. Het verweer in conventie