ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
25 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
58445 - KG ZA 06-182
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afschrift rapport fysieke belastbaarheid op basis van Wgbo

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij schoonmaakbedrijf Argo Midden Nederland B.V. en Asito, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder Ergo Noord B.V. en een hulpverlener, met het verzoek om een afschrift van een rapport dat is opgesteld naar aanleiding van een onderzoek naar haar fysieke belastbaarheid. Eiseres stelt dat zij recht heeft op dit rapport op basis van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo), omdat het rapport van belang is voor haar arbeidsongeschiktheid. Gedaagden hebben echter aangevoerd dat er geen contractuele relatie bestaat tussen hen en eiseres, en dat het rapport niet onder de reikwijdte van de Wgbo valt, aangezien het onderzoek niet door een arts is uitgevoerd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het rapport niet is opgesteld door een arts en dat de Wgbo enkel van toepassing is op handelingen die onder de geneeskunst vallen. De rechter heeft geconcludeerd dat het onderzoek door Ergo Noord een arbeidskundig onderzoek betreft en geen medisch onderzoek naar de gezondheidstoestand van eiseres. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op afgifte van het rapport op basis van de Wgbo.

De rechter heeft het verzoek van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op EUR 1.068,54. Het vonnis is uitgesproken op 25 september 2006 door mr. P.J. Duinkerken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 58445 / KG ZA 06-182
Vonnis in kort geding van 25 september 2006
in de zaak van
[EISERES],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. H.J. de Ruijter,
advocaat mr. M.C.T. Burgers te Deventer,
tegen
1. [GEDAAGDE SUB 1], in zijn hoedanigheid van hulpverlener en werknemer
van Ergo Noord B.V.,
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERGO NOORD B.V.,
gevestigd te Assen
gedaagden,
advocaat mr. J.D. Meerburg te Groningen.
Eiseres zal hierna als [eiseres] worden aangeduid en gedaagden als [gedaagden] in meervoud en in enkelvoud als [gedaagde sub 1] respectievelijk Ergo Noord.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 1 september 2006;
- de mondelinge behandeling d.d. 11 september 2006;
- de pleitnota van [gedaagden];
- de in het geding gebrachte producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is sedert 1 april 2005 in deeltijdverband in dienst bij schoonmaakbedrijf Argo Midden Nederland B.V. (hierna te noemen Argo). Daarnaast is zij eveneens in deeltijdverband in dienst bij het schoonmaakbedrijf Asito.
2.2. [eiseres] verricht sinds enige tijd vanwege arbeidsongeschiktheid geen werkzaamheden meer voor Argo, terwijl zij voor Asito 1,5 uur per dag op arbeidstherapeutische basis werkt.
2.3. De bedrijfsarts van Argo heeft in verband met de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] Ergo Noord en het bureau CCM B.V. te Roden (hierna: CCM) ingeschakeld.
2.4. Ergo Noord heeft met behulp van de Ergos Worksimulator tijdens een uitgebreid onderzoek van ongeveer vijf uur de fysieke belastbaarheid van [eiseres] onderzocht. [gedaagde sub 1] heeft dat onderzoek op 4 juli 2006 namens Ergo Noord uitgevoerd en de daarvan opgemaakte rapportage aan Argo en CCM toegezonden. Het is onbekend of deze rapportage deel uitmaakt van het (medisch) dossier van de bedrijfsarts van Argo.
2.5. [eiseres] heeft inzage in genoemd rapport gehad. Ondanks een schriftelijk verzoek van de raadsman van [eiseres] d.d. 7 augustus 2006, voorzien van een medische machtiging ten teken van [eiseres] instemming, hebben zowel CCM als Ergo Noord geweigerd [eiseres] een afschrift van dit rapport te verstrekken, terwijl Argo in tweede instantie slechts een afschrift wenst te verstrekken tegen betaling van de kostprijs van het rapport.
3. Het geschil
3.1 [eiseres] vordert - samengevat - dat zowel [gedaagde sub 1] als Ergo Noord, ieder afzonderlijk, waarbij geldt dat indien de één zijn verplichting tot afgifte nakomt, de ander van zijn verplichting zal zijn gekweten, zullen worden veroordeeld:
I binnen drie dagen na betekening van dit vonnis een afschrift van het op grond van het onderzoek van 4 juli 2006 naar de fysieke belastbaarheid van [eiseres] opgestelde rapport af te geven aan haar advocaat, mr. M.C.T. Burgers;
II tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per gedaagde, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of dagdeel daarvan dat [gedaagden] niet voldoen aan het gevorderde onder I;
III in de kosten van dit geding.
3.2 [gedaagden] hebben verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 [eiseres] stelt een spoedeisend belang te hebben bij afgifte van het door Ergo Noord opgemaakte rapport terzake haar fysieke belastbaarheid, omdat uit dit rapport kan worden opgemaakt dat zij volstrekt ongeschikt is voor haar eigen werkzaamheden in de schoonmaakbranche. [eiseres] wenst, gelet op het standpunt van de bedrijfsarts terzake de arbeids(on)geschiktheid van [eiseres], genoemd rapport onder meer aan de bedrijfsarts van Asito te tonen.
[eiseres] stelt op basis van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (hierna: Wgbo) - welke wet op basis van het gestelde in de artikelen 7:446 lid 5 jo 464 lid 2 BW ook op het onderhavige geval van toepassing zou zijn - en in het bijzonder op grond van het bepaalde in artikel 7:456 BW recht te hebben op inzage in en afschrift van het rapport.
4.2 [gedaagden] hebben ten verweer aangevoerd, dat Ergo Noord op grond van contractuele verplichtingen ten opzichte van haar opdrachtgever het rapport niet mag overleggen, terwijl het op grond van de wet ook niet hoeft, daar het onderzoek dat door Ergo Noord is verricht niet onder de werking van de Wgbo valt. Het zou in dit geval niet gaan om een medisch onderzoek naar de gezondheidstoestand dat is uitgevoerd door iemand in de uitoefening van een medisch beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 446 lid 5 BW.
Het door Ergo Noord uitgevoerde fysieke belastbaarheidsonderzoek is volgens [gedaagden] een arbeidskundig onderzoek, waarbij geen uitspraak wordt gedaan over de gezondheid, maar over de mogelijke arbeidsbelasting van de onderzochte persoon.
4.3 De voorzieningenrechter overweegt dat het spoedeisend belang bij het gevorderde voldoende vaststaat.
4.4. Ten aanzien van het gevorderde afschrift van het door Ergo Noord opgestelde rapport wordt overwogen dat vaststaat dat tussen partijen geen contractuele relatie bestaat op basis waarvan [eiseres] afgifte het rapport kan vorderen. Vervolgens dient te worden beoordeeld of, zoals wordt gesteld, [eiseres] afgifte van het rapport kan vorderen op basis van de Wgbo (de artt. 7:446 e.v. BW).
4.5. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest keuringsopdrachten waarover de keurling niet zelf de zeggenschap heeft, buiten het bereik van de wettelijke regeling van de behandelingsovereenkomst te laten behoudens de geclausuleerde overeenkomstige toepassing ingevolge artikel 7:464 lid 1 BW.
In laatstbedoeld verband moet sprake zijn van handelingen op het gebied van de geneeskunst in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst.
4.6. Blijkens de wetgeschiedenis is bij de invulling van het begrip “geneeskunst” in de Wgbo aansluiting gezocht bij de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet B.I.G). Dit brengt met zich dat de Wgbo slechts betrekking heeft op handelingen op het gebied van de geneeskunst, dan wel “handelingen die hiermee een samenhangend geheel vormen”. Nadrukkelijk zijn, zo blijkt uit de wetgeschiedenis, uitgesloten de verrichtingen de paramedische verrichtingen, die niet op grond van een door een arts (of tandarts) afgegeven voorschrift worden uitgevoerd.
4.7. Het onderzoek waaraan [eiseres] is onderworpen is niet door een arts uitgevoerd. [gedaagde sub 1] is geen arts en bij Ergo Noord werken ook overigens geen artsen. Blijkens uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 februari 1996, waarnaar [gedaagden] hebben verwezen, stelt de Ergos Worksimulator mogelijk wel beperkingen in iemands fysieke belastbaarheid vast, maar wordt aldus niet onderzocht of die beperkingen zijn toe te schrijven aan een ziekte of gebrek, dus medisch kunnen worden geobjectiveerd. In kort geding kan van dat oordeel worden uitgegaan, temeer nu [eiseres] dat niet heeft weersproken.
4.8. Het bovenstaande in acht genomen leidt tot de (voorlopige) conclusie dat het door Ergo Noord opgestelde rapport niet valt onder de reikwijdte van de Wgbo. Immers, terzake dit rapport kan niet worden gesproken van handelingen op het gebied van de geneeskunst of aanpalende handelingen die hiermee een samenhangend geheel vormen.
Met dat laatste wordt gedoeld op het verplegen en verzorgen van een patiënt, alsmede het scheppen van materiële omstandigheden waaronder handelingen op het gebied van de geneeskunst kunnen worden verricht, waarvan hier geen sprake is.
Dit brengt met zich mee dat [eiseres] niet op basis van de Wgbo afgifte van het rapport kan vorderen. Nu er ook overigens geen grondslag is voor toewijzing, moet het gevorderde worden afgewezen.
4.9. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- overige kosten 4,54
- salaris 816,00
Totaal EUR 1.068,54
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. Wijst het gevorderde af.
2. Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 1.068,54.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. Wijmenga op 25 september 2006.?