De rechtbank zal de door KEB gevorderde schadevergoeding postgewijs bespreken en daarbij voormelde verweren van [gedaagde] betrekken.
De factuurwaarde met 10% opslag
De rechtbank is van oordeel dat KEB terecht aanspraak maakt op de factuurwaarde als zijnde de door haar geleden schade. [gedaagde] heeft de geleverde goederen immers gebruikt en de schade bestaat daaruit dat [gedaagde] deze niet heeft betaald, ondanks zijn toezegging dat verbruikte goederen betaald zouden worden. Ook wordt gelet daarop terecht aanspraak gemaakt op de contractuele opslag van 10%. Anders dan [gedaagde] meent is het niet zo dat hij gelet op artikel 37 Fw niet gebonden zou zijn aan die bepaling. In deze was immers door KEB reeds volledig voldaan aan de op haar rustende verplichtingen, te weten de levering van de bestelde goederen. Artikel 37 Fw is gelet daarop in deze niet van toepassing.
Hieruit volgt dat de rechtbank als schade aanmerkt een bedrag groot 110% van EUR 30.679,16 is EUR 33.747,07.
Wettelijke rente
Tegen de door KEB gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom plus opslag van 10% is geen verweer gevoerd. De rechtbank acht deze ook toewijsbaar.
De wettelijk handelsrente ex artikel 6:119a BW
De rechtbank is -met [gedaagde]- van oordeel dat geen vergoeding van rente op grond van artikel 6:119a BW kan worden toegekend. Die bepaling ziet specifiek op schadevergoeding verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom in geval van een handelsovereenkomst.
In de onderhavige procedure wordt geen nakoming gevraagd, doch schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatig handelen. De vordering van KEB is in zoverre niet toewijsbaar. De rechtbank kan overigens ook niet inzien hoe KEB kan menen aanspraak te kunnen maken op zowel vergoeding van wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, als op grond van artikel 6:119a BW. Zij heeft dat ook niet gemotiveerd.
Buitengerechtelijke kosten
KEB vordert ter zake een bedrag groot EUR 4.275,72 plus de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Zij heeft ter onderbouwing een specificatie overgelegd. In die specificatie is 21,6 uren à EUR 185,00 (exclusief BTW en 7% kantoorkosten) verantwoord, omvattende 15 uren voor het opstellen van processtukken, 5 uren voor jurisprudentieonderzoek rechtspositie cliënt en 2,6 uren voor telefoon/correspondentie deurwaarder, procureur, rechtbank, wederpartij en cliënt.
De rechtbank is van oordeel dat de 15 uren voor het opstellen van processtukken niet kunnen worden aangemerkt als buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Van het jurisprudentieonderzoek en de post tel/correspondentie kan worden gezegd dat deze deels betrekking hebben op, dan wel tevens van nut zijn geweest voor de onderhavige procedure als gevolg waarvan ze deels onder de proceskosten vallen (artikel 6:96 BW). De rechtbank begroot gelet daarop de voor vergoeding in aanmerking komende kosten op EUR 703,00 (3,8 uren à EUR 185,00). Tegen de gevorderde vergoeding van wettelijke rente is geen verweer gevoerd. De rechtbank acht deze ook toewijsbaar.
Het voorschot op schadevergoeding nader op te maken bij staat
KEB vordert een voorschot op schadevergoeding nader op te maken bij staat groot EUR 12.853,00. Dat bedrag heeft zij als volgt gespecificeerd:
a. de proceskostenveroordeling in het kort geding ad EUR 1.016,40,
b. kosten beslaglegging EUR 865,41
c. procureurskosten en griffierecht EUR 716,99
d. kosten rechtsbijstand EUR 10.253,81.
De rechtbank overweegt het volgende. Vaststaat dat KEB niet in de gelegenheid werd gesteld haar goederen terug te halen, dan wel daarvan een inventarisatie te maken. Eveneens staat vast dat KEB eerst geruime tijd na de verkoop en levering van haar goederen door [gedaagde] aan Beransta, daarvan op de hoogte raakte, waarbij als naam van de koper niet Beransta maar [dochterbv van Beransta] werd opgegeven, en dat [gedaagde] KEB voor haar claim naar [dochterbv van Beransta] verwees. Tenslotte staat vast dat (ook) [dochterbv van Beransta] niet (direct) tot teruggave, dan wel gelegenheid geven tot inventarisatie bereid was. Evenmin heeft zij direct aan KEB aangegeven dat niet zij, maar Beransta de koper was. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de voormelde posten kunnen worden aangemerkt als schadeposten ontstaan door de handelwijze van [gedaagde]. Nu KEB van alles werd afgehouden en onvolledig en laat werd geïnformeerd, is de rechtbank van oordeel dat de met voormelde kosten samenhangende handelwijze van KEB redelijk is te noemen. Zij heeft gepoogd haar schade te beperken. Deze kosten kunnen derhalve als voorschot op de toe te kennen schadevergoeding nader op te maken bij staat worden toegekend.
Proceskosten