ECLI:NL:RBASS:2007:AZ8836

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
19 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
186580 - CV EXPL 06-2544
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van smartengeldvordering wegens disproportioneel geweld door politieambtenaar

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Doornbos, een schadevergoeding van € 5.000,00 wegens vermeend disproportioneel geweld door een ambtenaar van het regionale politiekorps Drenthe tijdens zijn aanhouding op 10 februari 2004. Eiser stelde dat dit geweld had geleid tot letsel, waarvoor hij smartengeld vorderde. Het Politiekorps betwistte de vordering en voerde aan dat er geen disproportioneel geweld was gebruikt en dat het toegepaste geweld binnen de richtlijnen van de politie viel. Daarnaast werd er verwezen naar een onderzoek door de Nationale Ombudsman, die de klacht van eiser gegrond had verklaard, maar het Politiekorps stelde dat dit niet voldoende bewijs bood voor de vordering.

De kantonrechter oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Eiser had slechts in algemene zin bewijs aangeboden en had dit na de gemotiveerde betwisting door het Politiekorps niet herhaald of geconcretiseerd. De rechter concludeerde dat er geen deugdelijke onderbouwing was voor de gestelde schade en dat eiser niet had aangetoond dat hij door het letsel pijn had ondervonden of financiële schade had geleden. Daarom werd de vordering als onvoldoende gegrond afgewezen.

Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van het Politiekorps op € 400,00 werden begroot. De uitspraak werd gedaan door de kantonrechter in het openbaar op 19 februari 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Assen
zaaknummer 186580 \ CV EXPL 06-2544
uitspraak van 19 februari 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [adres],
eisende partij,
gemachtigde mr. M.G. Doornbos,
toevoegingsnummer [***]
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon HET REGIONALE POLITIEKORPS DRENTHE,
gevestigd te Assen,
gedaagde partij,
gemachtigde H. Pranger.
Partijen worden hierna [eiser] en Politiekorps genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 31 juli 2006 met producties;
de conclusie van antwoord met producties;
een akte van depot van Politiekorps (prod. 4);
de nadere toelichtingen van partijen.
De vordering en het verweer
1. [eiser] vordert op grond van de bij dagvaarding vermelde gronden betaling van Politiekorps van een bedrag van € 5.000,00 te vermeerderen met rente en kosten. Hij stelt daartoe dat een ambtenaar van Politiekorps bij zijn aanhouding op 10 februari 2004 disproportioneel geweld heeft gebruikt, als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen, hetgeen voor rekening van Politiekorps dient te komen. Hij beroept zich daarbij op het feit dat zijn beroep tegen de afwijzing van zijn klacht door Politiekorps, dat hij had aangetekend bij de Nationale Ombudsman, op 2 maart 2006 gegrond is verklaard. De schade die door [eiser] wordt gevorderd bestaat uit smartengeld. Hij is van mening dat bij de beoordeling van de hoogte van de schadevergoeding moet worden betrokken het feit dat het hier een mishandeling betreft door een politieagent in het bijzijn van twee andere agenten en het feit dat Politiekorps koste wat kost onder de zaak uit wil.
2. Politiekorps heeft de vordering gemotiveerd betwist. Hij betwist niet alleen dat er disproportioneel geweld is gebruikt, maar ook dat het toegepaste geweld tot het gestelde letsel heeft geleid. Met betrekking tot het toegepaste geweld beroept Politiekorps zich er op dat er sprake was van noodweer, althans dat dit geweld paste binnen de zogenaamde geweldsinstructie van de politie. Voorts betwist Politiekorps de gestelde (immateriële) schade. Politiekorps beroept zich daarbij op een uitgebreid strafrechtelijk en disciplinair onderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van het incident en op de bescheiden betrekking hebbende op de door [eiser] bij hem ingediende klacht.
De beoordeling
3. Nu [eiser] zijn vordering baseert op de betwiste stelling dat een ambtenaar van Politiekorps jegens hem disproportioneel geweld heeft gebruikt en dat hij als gevolg daarvan (letsel)schade heeft ondervonden, draagt hij daarvan de bewijslast. [eiser] heeft van zijn stellingen alleen bij dagvaarding in algemene zin bewijs aangeboden, maar heeft na de uitvoerige en gemotiveerde betwisting door Politiekorps zijn bewijsaanbod niet herhaald of geconcretiseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter had dit wel op de weg van [eiser] gelegen om zijn stellingen voldoende kracht bij te zetten. In plaats daarvan heeft [eiser] zich (nogmaals) beroepen op de inhoud van het rapport van de Nationale Ombudsman en de inhoud van een drietal verklaringen, die mede tot het oordeel van de ombudsman hebben geleid. Voor de omvang van de (immateriële) schade heeft [eiser] verwezen naar bedragen die genoemd worden in de Smartengeldnummers van de ANWB, uitgave 2003, respectievelijk 2006. Niet is gesteld of gebleken dat [eiser] door het ontstane letsel pijn heeft ondervonden of daar hinderlijke of nare gevolgen aan heeft overgehouden, noch dat hij daardoor financiële schade heeft opgelopen. Een deugdelijke onderbouwing van de gestelde schade ontbreekt aldus. Waar [eiser] nog heeft gewezen op het feit dat het een mishandeling betreft door een politieambtenaar in bijzijn van twee collega's vermag de kantonrechter niet in te zien wat daarvan de schadebepalende of -verhogende factor mag zijn. Dat geldt evenzeer voor de stelling dat Politiekorps "koste wat kost onder de zaak uit wil".
4. Het oordeel van de Nationale Ombudsman dat de klacht van [eiser] - namelijk "dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Drenthe na verzoekers aanhouding op 10 februari 2004 disproportioneel geweld jegens hem heeft gebruikt, als gevolg waarvan verzoeker letsel heeft opgelopen" - gegrond is, levert een ernstige aanwijzing op voor het onrechtmatige karakter van de bedoelde gedraging, maar is in casu voor het in rechte komen vast te staan van de juistheid van de grondslag van de vordering van [eiser] onvoldoende, gelet op de gemotiveerde betwisting ervan door Politiekorps. Van [eiser] had daarom een concreet en gespecificeerd bewijsaanbod mogen worden verwacht. Nu dit ontbreekt en de kantonrechter - mede door het niet voldoen aan de stelplicht en het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van de (gestelde) schade - geen aanleiding ziet hem ambtshalve met het bewijs van zijn stellingen te belasten, zal de vordering als onvoldoende gegrond worden afgewezen.
5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Politiekorps begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2007.
typ/conc.162/AM
coll: