STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]1952,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 07 november 2006 en 20 februari 2007.
De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 12 maanden gevangenisstraf.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 19 oktober 2005 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden die van achtduizend hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 19 oktober 2005 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent BV., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 september 2004 tot en met 19 oktober 2005 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in een pand aan het [adres], een groot aantal hennepplanten of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 1 september 2004 tot en met 19 oktober 2005 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid energie toebehorende aan Essent BV., waarbij verdachte of zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte een hennepstekkerij met anderen in werking heeft gehad.
De raadsman en de verdachte hebben aangevoerd dat de periode waarin de stekkerij actief was, korter is geweest dan de periode die in de tenlastelegging is opgenomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer 7 weken werkzaam was in de stekkerij .
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft op pagina 302 van het dossier verklaard dat de stekkerij er sinds 2 à 3 maanden was en op pagina 298 dat er éénmaal geoogst was.
De getuige [naam getuige] heeft op pagina 403 verklaard dat zij vanaf drie maanden nadat verdachte naast haar aan het [adres] kwam wonen, regelmatig de geur van hennep rook en dat die geur uit de schuur van verdachte kwam. De getuige [naam getuige] heeft op pagina 401 verklaard dat verdachte in ieder geval al vanaf 2002 naast haar woonde.
Getuige [andere getuige] heeft op 2 november 2005, pagina 407, verklaard dat hij al vier maanden contact had met Piet die in Drenthe woont. De getuige heeft verdachte herkend op een foto die de politie de getuige heeft getoond.
Op grond van deze verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat de stekkerij zeker vier maanden in de tenlastegelegde periode in bedrijf is geweest. De rechtbank heeft daarbij betrokken de periode die verstrijkt voordat de eerste stekken geoogst kunnen worden.
Uit de verklaring van getuige [naam getuige], pagina 407, blijkt dat verdachte regelmatig contact met hem had over de verzorging van hennepplantjes. Verdachte stelde met name vragen over bestrijding, ziektes en voeding. Op grond hiervan en de omvang van de aangetroffen stekkerij , oordeelt de rechtbank dat bewezen is dat verdachte heeft gehandeld "in de uitoefening van een beroep of bedrijf".
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: medeplegen van, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
de eis van de officier van justitie;
het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 juni 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake
van opiumwet delicten is veroordeeld;
Het uittreksel uit het algemeen documentatieregister vermeldt dat verdachte in 1998 voor dealen in harddrugs is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een opiumwetdelict. De rechtbank heeft dat bij de op te leggen gevangenisstraf zwaar laten meewegen.
Daarnaast laat de rechtbank meewegen dat de feiten al enige tijd geleden zijn gepleegd, dat het proces-verbaal in november 2005 op het parket is binnengekomen en dat de eerste inhoudelijk behandeling op 07 november 2006 heeft plaatsgevonden en dat het niet aan verdachte is te wijten dat de behandeling is geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het ontnemingsproces-verbaal aan de stukken toe te voegen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur geboden is.
7. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
8. BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van ACHT MAANDEN.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 06 maart 2007, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.