ECLI:NL:RBASS:2007:BA0890

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830164-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en poging tot moord met levensgevaar voor omwonenden

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van brandstichting en poging tot moord. De verdachte heeft op 8 juli 2006 in Assen, tijdens een hittegolf, opzettelijk een bed in brand gestoken terwijl haar vriend daarop lag te slapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door haar handelen niet alleen het leven van haar vriend, maar ook dat van andere bewoners van het flatgebouw in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M. Peeperkorn, gehoord tijdens de zitting op 27 februari 2007. De officier van justitie, mr. J. Hoekman, heeft een gevangenisstraf van drie jaren en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege geëist.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen die niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en heeft gelast dat zij ter beschikking wordt gesteld, met de mogelijkheid van verpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen in overweging genomen en heeft de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waarbij de bedragen zijn vastgesteld op respectievelijk €645,00 en €4.537,80. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige deel niet ontvankelijk verklaard, zodat deze delen bij de burgerlijke rechter moeten worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1959,
wonende te [woonplaats verdachte],
verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 februari 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
- de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van ?. 635,00, met niet-ontvankelijk verklaring van het overig deel van de vordering, alsmede het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Stichting Woningbeheer Assen tot een bedrag van ?. 4.537,80, alsmede het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. zij op of omstreeks 08 juli 2006 te Assen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- in een woning (de matras en/of beddengoed van) het bed, waarop die
[naam slachtoffer] lag (te slapen), in brand heeft gestoken en/of
- elders in die woning voorwerpen/goederen in brand heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
2. zij op of omstreeks 08 juli 2006 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning in een flatgebouw aan/nabij de [adres woning], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (een matras en/of beddengoed van) een bed in die woning in brand gestoken en/of elders in die woning voorwerpen/goederen in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die woning aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- (een) belendende woning(en) en/of voor de daarin aanwezige inboedel en/of voor dat
flatgebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een persoon die in eerstgenoemde (flat)woning op een bed lag te slapen, althans, die aanwezig was in die woning en/of voor (een) andere personen/persoon die aanwezig waren/was in dat flatgebouw en/of in die belendende (flat)woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. zij op 08 juli 2006 te Assen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- in een woning het bed, waarop die [naam slachtoffer] lag te slapen, in brand heeft gestoken en
- elders in die woning voorwerpen/goederen in brand heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
2. zij op 08 juli 2006 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning in een flatgebouw aan de [adres woning], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een bed in die woning in brand gestoken en elders in die woning voorwerpen/goederen in
brand gestoken, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- belendende woningen en voor de daarin aanwezige inboedel en voor dat flatgebouw, en
- levensgevaar voor een persoon die in eerstgenoemde flatwoning op een bed lag te slapen, en voor andere personen die aanwezig waren in dat flatgebouw en in die belendende flatwoningen, te duchten was;
Het slachtoffer [naam slachtoffer] heeft ter terechtzitting van 27 februari 2007 als getuige verklaard dat hij niet sliep toen zijn vriendin, de verdachte, het bed waarop hij lag te rusten in brand stak. Deze getuige verklaarde dat hij op 8 juli 2006 de hele dag hard had gewerkt, dat er die dag een hittegolf heerste, dat hij een paar flesjes bier had gedronken en dat hij erg moe was. Verder heeft hij verklaard dat hij van zijn vriendin het huis uit moest. Toen hij daar niet op reageerde, ging zij voor hem zitten en stak het bed met een aansteker op twee plekken in brand. Hij zag haar toen weglopen naar de kamer en verklaarde dat hij eerst op bed is blijven liggen, omdat hij dacht het vuur wel onder controle te kunnen houden. Op een bepaald moment werd het vuur steeds groter en moest hij het bed wel uit.
Ten overstaan van de politie heeft deze getuige bij herhaling verklaard dat hij op het bed lag te slapen toen zijn vriendin, de verdachte, dat bed in brand stak.
De rechtbank acht de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de getuige ongeloofwaardig, aangezien deze getuige, dakdekker van beroep, moet weten dat het verloop van een brand als de onderhavige, zeer onvoorspelbaar is. De rechtbank kan zich niet voorstellen dat iemand, die wakker is en alles ziet gebeuren, te midden van hoge vlammen op een brandend bed blijft liggen. De rechtbank gaat derhalve uit van de verklaringen zoals getuige [naam getuige] die heeft afgelegd ten overstaan van de politie.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1:
Poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 157, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 21
augustus 2006, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater, psychoanalyticus en vast
gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidstoornis van geremd infantiel
theatrale aard c.q. borderline karaktertrekken. Hiervan was ook sprake ten tijde
van het tenlastegelegde. Verdachte heeft een beperkte frustratietolerantie en is
geneigd om te idealiseren en verguizen, zodat het bij teleurstellingen kan komen tot heftig acting outgedrag, met name als er ook sprake is van (overmatig) alcoholgebruik. Er lijkt sprake te zijn van een ingesleten reactiepatroon dat zich vooral afspeelt in een relationele context waarbij periodiek gevaar bestaat voor acting in- of acting outgedrag.
In verband hiermee acht de psychiater de verdachte licht verminderd
toerekeningsvatbaar inzake het tenlastegelegde.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 16
september 2006, opgemaakt door J. de Hoop, klinisch psychologe en vast
gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van een gemengde persoonlijkheidstoornis cluster B met
zowel theatrale, borderline, alsook anti-sociale kenmerken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Er is, als gevolg van genoemde persoonlijkheidsstoornis, sprake van onvoldoende controle over denken en handelen. Verdachte beschikt over onvoldoende vermogen (coping, autonomie) om tegenslagen en pijn (b.v. gevoel van afwijzing binnen een relatie) te verdragen. Bij ontremming als gevolg van alcoholmisbruik, waarvan bij het haar tenlastegelegde sprake was, zet zij haar boosheid daarover om in agressief gedrag zonder rekening te houden met de consequenties daarvan. Dit alles heeft in die mate een rol gespeeld in het huidige haar ten laste gelegde dat zij daarvoor verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd dient te worden.
Met name haar alcoholmisbruik en het ontkennen door haar van de gevaren die er voor haar aan verbonden zijn in combinatie met haar kwetsbaarheid als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis zijn van belang voor de kans op recidive. Het alcoholmisbruik kan niet los worden gezien van de impulscontroleproblematiek, één van de borderlinekenmerken in haar persoonlijkheid, beide zaken versterken elkaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie van de psychologe en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 11 juli 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake
van misdrijven is veroordeeld;
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval naast het opleggen van na te melden maatregel van terbeschikkingstelling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat de verdachte dringend klinische behandeling behoeft, meent zij dat gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats is.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat zij door de handelingen die zij heeft verricht, welke handelingen waren gericht op het aandacht vragen voor zichzelf, het leven van haar vriend en de levens van bewoners van het flatgebouw in uitermate groot gevaar heeft gebracht.
MOTIVERING MAATREGELVAN TERBESCHIKKINGSTELLING.
Door de gedragsdeskundigen R. Vriesema, psychiater en psychoanalyticus, en J. de Hoop, klinisch psychologe, beiden voornoemd, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is elk afzonderlijk een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht op 21 augustus 2006, respectievelijk 16 september 2006.
De conclusies in beide adviezen houden zakelijk weergegeven in:
dat gelet op de beschreven psychopathologie en de ernst van het tenlastegelegde en ook omdat het hier een recidive betreft van een ernstig delict, wordt geadviseerd een TBS met voorwaarden op te leggen waarbij de voorwaarde bestaat uit in eerste instantie een klinische behandeling in de FPK, gericht op stabilisering, betere zelfbegrenzing en abstinentie van alcoholgebruik. In een later stadium kan er worden getracht de behandeling voort te zetten in de vorm van een dagbehandeling en nog later poliklinisch ambulant.
Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling reclassering, locatie Torenlaan, Assen, heeft verdachte vervolgens op basis van bovenstaande adviezen bij diverse behandelsettingen aangemeld. Gelet op haar problematiek werd verdachte achtereenvolgens afgewezen voor een opname bij de FPK Assen, de Verslavingskliniek te Zwolle, en bij de FPA Eikenstein te Zuidlaren. Een aanmelding bij de FPA Wolfsheze loopt nog, maar de kans op plaatsing aldaar is minimaal te noemen, Hetzelfde geldt voor een aanvrage bij de FPK Oldekotte, een kliniek voor TBS-gestelden met dwangverpleging.
Verslavingszorg Noord Nederland concludeert op basis van afwijzingen op inhoudelijke gronden bij de diverse behandelsettingen, het gevaar voor herhalingsrisico en het feit dat eerdere ambulante behandeling tot weinig effect heeft geleid, dat een TBS met voorwaarden zo goed als niet haalbaar is, en derhalve een TBS met dwangverpleging nog de enige optie is.
De visie van Verslavingszorg Noord Nederland werd ter terechtzitting nog eens bevestigd door de getuige-deskundige mevr. I. Venema, reclasseringswerker bij Verslavingszorg Noord Nederland.
Nu niet is gebleken van enige mogelijkheid de verdachte te behandelen in het kader van een TBS met voorwaarden, omdat kennelijk de problematiek van verdachte te complex is voor een behandeling in dat kader, zal de rechtbank gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal zij bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Het door de verdachte begane feit is een misdrijf, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit onder 2 en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
BENADEELDE PARTIJ SWA Tav [naam vertegenwoordiger]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit onder feit 2 en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b, 37c, 37d, 37e en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 645,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 645,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij SWA Tav [naam vertegenwoordiger] van de som van ? 4.537,80 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer SWA Tav [naam vertegenwoordiger], een bedrag van ? 4.537,80 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 90 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 maart 2007, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.