ECLI:NL:RBASS:2007:BA3060

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830269-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.E. Münzebrock
  • M.C. Fuhler
  • A. Rombouts-Nieuwstraten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na diefstal en verzet tegen aanhouding

In deze strafzaak heeft de rechtbank Assen op 10 april 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat mr. E.J.P. Cats. De verdachte was beschuldigd van diefstal van kledingstukken uit een ANWB-winkel en van verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 oktober 2006 in Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een jas en een broek heeft weggenomen uit de winkel van de ANWB. De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij de rechtbank zich bewust was van de zwaarte van deze maatregel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit, namelijk het verzet tegen de politie, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich met geweld had verzet. De rechtbank achtte de verdachte wel strafbaar voor de diefstal en legde de ISD-maatregel op, met de motivatie dat het belang van de maatschappij en de veiligheid van goederen de oplegging van deze maatregel eiste. De rechtbank heeft ook bepaald dat er een tussentijdse evaluatiezitting zal plaatsvinden om de voortgang van de interventies te beoordelen. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de noodzaak om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1952,
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 maart 2007.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. E.J.P. Cats, advocaat te Emmen.
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2006 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel van de ANWB heeft weggenomen een jas en/of een broek, althans een aantal kledingstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ANWB, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2006 in de gemeente Emmen, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder 2. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de opsporingsambtenaren. Verdachte, die was geboeid weigerde mee te lopen naar het politiebureau. Uit de beschikbare bewijsmiddelen (proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 11 en proces-verbaal van verhoor op dossierpagina 12) kan niet worden afgeleid dat verbalisanten verdachte hadden vastgegrepen, althans vast hadden om hem voor een hulpofficier van justitie te geleiden. Daarom kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte heeft gerukt en getrokken in een richting tegengesteld aan die, waarin de opsporingsambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 30 oktober 2006 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van de ANWB heeft weggenomen een jas en een broek, toebehorende aan de ANWB.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
MOTIVERING MAATREGEL PLAATSING IN EEN INRICHTING VOOR STELSELMATIGE DADERS
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie omtrent verdachte en op het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 21 maart 2007. Uit de inhoud van deze stukken en uit de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de getuigen/deskundigen mevrouw [naam getuige/deskundige], als reclasseringswerker verbonden aan VNN Drenthe, en de heer [naam getuige/deskundige], als casemanager veelplegers verbonden aan VNN Drenthe, blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank heeft dat eveneens vastgesteld en voorts is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in haar eis volgen.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel, maar alles overwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden te prevaleren. De rechtbank is voorts van oordeel dat de algemene veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel eist.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Dat nu nog geen concreet verblijfs/behandelplan voorligt behoeft aan de oplegging van de maatregel niet in de weg te staan. Het reclasseringsrapport vermeldt welke mogelijke onderdelen deel kunnen uitmaken van het hulpverleningsplan en verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven ook baat te zien bij het volgen van bepaalde trainingen/cursussen. Wel dient een behandelplan zo spoedig mogelijk te worden opgesteld. Mevrouw [naam getuige/deskundige] van VNN Drenthe stelt in haar voorlichtingsrapport dat, zodra de ISD-maatregel onherroepelijk wordt, met de trajectbegeleiders van de betrokken inrichting een detentieplan wordt opgesteld, waarin opgenomen wordt welke interventies aangeboden gaan worden. De rechtbank zal bepalen dat uiterlijk na zes maanden een tussentijdse evaluatiezitting plaatsheeft om te bezien of de voortgang van de interventies met voldoende voortvarendheid geschiedt om de tenuitvoerlegging van de maatregel te kunnen voortzetten.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 38m, 38n en 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
De rechtbank bepaalt dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatshebben omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk één maand vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. M.C. Fuhler en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 april 2007.