ECLI:NL:RBASS:2007:BA6133
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de vordering tot schadevergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Assen op 8 mei 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en een werknemer over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer was op 6 september 2004 in dienst getreden bij de werkgever en had zijn arbeidsovereenkomst op 1 maart 2006 opgezegd. De werkgever stelde echter dat er een overeenkomst was gesloten waarin was afgesproken dat de werknemer tot 24 maart 2006 zou blijven werken. De werkgever vorderde een gefixeerde schadevergoeding van € 8.773,60, omdat zij meende dat de werknemer zich niet aan de gemaakte afspraken had gehouden en eerder was begonnen bij een andere werkgever.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer inderdaad tot 24 maart 2006 zijn werkzaamheden heeft verricht, en dat er geen sprake was van een onregelmatige opzegging. De rechter concludeerde dat de partijen overeenstemming hadden bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat de werknemer zijn werkzaamheden niet had gestaakt per 1 maart 2006. Hierdoor was er geen grond voor de werkgever om aanspraak te maken op de gefixeerde schadevergoeding.
De kantonrechter wees de vorderingen van de werkgever af, inclusief de rente en incassokosten, en veroordeelde de werkgever tot betaling van de proceskosten aan de werknemer. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen partijen bij de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van die afspraken.