ECLI:NL:RBASS:2007:BA7411

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.606543-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Assen, stond de verdachte terecht voor een verkeersongeval dat plaatsvond op 7 september 2006 te Assen. De verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, was betrokken bij een aanrijding met een andere auto op een overzichtelijke kruising. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval waarbij een naaste collega van de verdachte, die als passagier in haar auto zat, zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegewogen dat de verdachte zich indringend bewust was van de gevolgen van haar handelen, gezien de relatie met het slachtoffer.

Tijdens de zitting op 29 mei 2007 heeft de officier van justitie, mr. M.C. Hartman, gevorderd dat de rechtbank de verdachte schuldig zou verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet geschaad is in haar verdediging door eventuele taalfouten in de dagvaarding. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte schuldig is aan het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 12 juni 2007 door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. Kaaij buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1983,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 mei 2007.
De verdachte is verschenen.
De officier van justitie mr. M.C. Hartman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 80 uren werkstraf, subsidiair 40 dagen hechtenis;
* 9 maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 07 september 2006 te Assen als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
Europaweg-Zuid zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat zij roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest,
aangezien zij, gekomen ter hoogte van de kruising of splitsing van die weg met
de Haarweg, naar links is afgeslagen op een moment dat een haar over die
Europaweg-Zuid tegemoetkomende bestuurder van een auto haar, verdachte, (zeer)
dicht was genaderd, waardoor er een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het
door verdachte bestuurde motorrijtuig en die haar tegemoetkomende auto,
waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
zij op of omstreeks 07 september 2006 in de gemeente Assen als bestuurster van
een voertuig (motorrijtuig (auto)), daarmee rijdende op de weg, de
Europaweg-Zuid,
en toen, gekomen ter hoogte van de kruising of splitsing van die weg met de
Haarweg, naar links is afgeslagen op een moment dat een haar over die
Europaweg-Zuid tegemoetkomende bestuurder van een auto haar, verdachte, (zeer)
dicht was genaderd, waardoor er een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het
door verdachte bestuurde motorrijtuig en die haar tegemoetkomende auto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BIJZONDERE BEWIJSOVERWEGINGEN
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest omdat zij niet voortdurend heeft opgelet. Dit leidt de rechtbank af uit het volgende. De aanrijding vond plaats op een ruime overzichtelijke kruising. Verdachtes zicht op de kruising en het weggedeelte waarover de tegemoetkomende auto reed was goed. Uit het procesdossier noch uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het zicht ter plaatse werd belemmerd. Verdachte had geruime tijd de mogelijkheid om deze auto te zien aankomen. Bovendien betrof het een grote rode bedrijfsauto die licht voerde en niet te hard reed. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in casu sprake is van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet 1994.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 07 september 2006 te Assen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Europaweg-Zuid zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat zij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, aangezien zij, gekomen ter hoogte van de kruising van die weg met de Haarweg, naar links is afgeslagen op een moment dat een haar over die Europaweg-Zuid tegemoetkomende bestuurder van een auto haar, verdachte, dicht was genaderd, waardoor er een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die haar tegemoetkomende auto, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van het Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 30 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval -in afwijking van voormelde oriëntatiepunten- geen gevangenisstraf van 3 weken maar een taakstraf van na te melden duur geboden is. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder meegewogen dat het slachtoffer, dat bij verdachte in de auto zat, een naaste collega van verdachte was en verdachte daardoor indringend met de gevolgen voor het slachtoffer werd geconfronteerd. Tevens acht de rechtbank het in dit geval aangewezen dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voorwaardelijk wordt opgelegd.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf bestaande uit 40 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van 9 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. L.J. Hofstra en mr. G. Kaaij, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 juni 2007, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.