ECLI:NL:RBASS:2007:BA7849

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
191635
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beroep op opschortingsrecht wegens ontbreken van een deugdelijke ingebrekestelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Assen op 5 juni 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door Pranger Arachnicon, vorderde betaling van een onbetaald factuurbedrag van € 2.808,69, alsook buitengerechtelijke kosten en rente. De gedaagde, vertegenwoordigd door Van Veen Advocaten, erkende de verschuldigdheid van het factuurbedrag, maar beroept zich op een opschortingsrecht vanwege ontevredenheid over eerder verricht spuitwerk aan zijn auto door de eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet op de juiste wijze een ingebrekestelling heeft gedaan en dat er geen voldoende samenhang bestaat tussen de vorderingen van beide partijen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet bevoegd was om zich op een opschortingsrecht te beroepen, omdat hij de vordering van de eiser, wat betreft de hoofdsom, onvoorwaardelijk heeft erkend. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de reconventionele vordering van de gedaagde afgewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke ingebrekestelling en de voorwaarden waaronder een opschortingsrecht kan worden ingeroepen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 191635 \ CV EXPL 06-3528
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 juni 2007
in de zaak van
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [adres],
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Pranger Arachnicon
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: Van Veen Advocaten.
In conventie en in reconventie:
Het verloop van de procedure
De partijen hebben de volgende stukken in het geding gebracht c.q. proceshandelingen verricht:
de dagvaarding van 19 oktober 2006;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie;
de nadere toelichtingen van partijen.
De vaststaande feiten
1. De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
In of omstreeks september 2005 heeft [eiser] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] reparatie- en/of onderhoudswerkzaamheden aan diens (klassieke) auto verricht onder bijlevering van de benodigde materialen. Deze werkzaamheden betroffen onder meer een APK-keuring, laswerk, vervangen van de uitlaat, bijwerken lakwerk, één en ander nader omschreven en gespecificeerd bij de aan [gedaagde] verstrekte rekening, gedateerd 18 oktober 2005, ten bedrage van € 2.808,69.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van genoemd factuurbedrag erkend, maar heeft de rekening tot dusver ondanks aanmaning en sommaties onbetaald gelaten.
De vorderingen en de verweren
2. [eiser] vordert betaling van het door [gedaagde] onbetaald gelaten factuurbedrag ad € 2.808,69, alsmede een bedrag van € 450,00 wegens vergoeding van buitengerechtelijke kosten en rente, tot en met 27 september 2006 berekend op € 89,11. [eiser] baseert zich op voormelde feiten en beroept zich daarbij onder meer op de volgens hem van toepassing zijnde algemene voorwaarden, krachtens welke hij wettelijke rente, verhoogd met twee procent, en buitengerechtelijke kosten aan [gedaagde] in rekening mag brengen. Met betrekking tot het door [gedaagde] gevoerde verweer en de daarop gebaseerde reconventionele vordering betwist [eiser] dat hij in 2004 ondeugdelijk spuitwerk heeft geleverd.
3. [gedaagde] heeft de vordering betwist. Hij beroept zich op een opschortingsrecht, nu hij niet tevreden is met door [eiser] eerder verricht spuitwerk aan zijn auto in de periode mei/juni 2004. Volgens [gedaagde] is [eiser] genoegzaam op de hoogte van zijn klachten ter zake en is er ook voldoende samenhang tussen zijn vordering en die van [eiser], zodat hij zich rechtsgeldig op een opschortingsrecht kan beroepen. [gedaagde] wijst er op dat het ondeugdelijk uitgevoerde spuitwerk aan dezelfde auto heeft plaatsgevonden als de door [eiser] verrichte werkzaamheden, waarvan hij de verschuldigdheid heeft erkend. In reconventie vordert [gedaagde] veroordeling van [eiser] tot herstel van het ondeugdelijk uitgevoerde spuitwerk binnen een termijn van 30 dagen na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van (verbeurte van?: ktr) een dwangsom. Ten aanzien van het door [eiser] gedane beroep op de door hem gehanteerde algemene voorwaarden, betwist [gedaagde] dat deze van toepassing zijn, nu deze voorwaarden ten tijde van de verstrekking van de opdracht niet van toepassing zijn verklaard althans niet aan hem zijn verstrekt.
De beoordeling
4.1. De kantonrechter zal het beroep van [gedaagde] op een hem toekomend opschortingsrecht passeren. Krachtens het bepaalde in artikel 6: 52 BW is slechts de schuldenaar die een opeisbare vordering op zijn schuldeiser heeft bevoegd om de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot de voldoening van zijn vordering plaatsvindt. Daarbij dient tussen zijn vordering en de verbintenis voldoende samenhang te bestaan om deze opschorting te rechtvaardigen. In casu is er geen sprake van een opeisbare vordering van [gedaagde] op [eiser], nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] [eiser] behoorlijk in gebreke heeft gesteld voor de volgens [gedaagde] ondeugdelijk verrichte werkzaamheden en [eiser] gemotiveerd heeft betwist dat hij ondeugdelijk werk heeft geleverd. In plaats van een deugdelijke ingebrekestelling van [eiser] wegens de gestelde tekortkoming heeft [gedaagde] de destijds van [eiser] ontvangen nota voor het verrichten van de spuitwerkzaamheden - klaarblijkelijk zonder kritiek - betaald en heeft hij ruim anderhalf jaar na dato aan [eiser] opnieuw opdracht gegeven tot het verrichten van werkzaamheden aan zijn auto zonder hem daarbij deugdelijk te informeren over het feit dat hij nog steeds ontevreden was over het eerder verrichte spuitwerk. De kantonrechter wijst er daarbij op dat de correspondentie tussen de gemachtigden van partijen over de kwaliteit van het spuitwerk aan de auto van [gedaagde] pas is ontstaan nadat [eiser] zijn factuur van 18 oktober 2005 ter incasso uit handen heeft gegeven. Verder is de kantonrechter van oordeel dat ook feitelijk onvoldoende samenhang bestaat tussen de vordering van [eiser] en die van [gedaagde]. Weliswaar hebben de werkzaamheden betrekking op dezelfde auto, maar vloeien deze niet voort uit dezelfde rechtsverhouding. Het betreft twee verschillende opdrachten en verschillende werkzaamheden met een ruim tijdsverloop daartussen, terwijl de opdrachten te incidenteel van karakter zijn om te kunnen concluderen dat partijen regelmatig zaken hebben gedaan met elkaar.
4.2. Nu [gedaagde] niet bevoegd was zich op een opschortingsrecht te beroepen en hij de vordering van [eiser], wat de hoofdsom betreft, gaaf en onvoorwaardelijk heeft erkend, ligt deze voor toewijzing gereed.
4.3. Partijen verschillen voorts over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [eiser]. De in het geding zijnde en door [eiser] overgelegde factuur van 18 oktober 2005 bevat de tekst: "Op alle leveringen en diensten zijn de voorwaarden van AUTO-GT van toepassing. Deze liggen ter inzage in het bedrijfskantoor en worden op verzoek verstrekt." Nu niet is gesteld of gebleken dat partijen de toepasselijkheid van deze voorwaarden uitdrukkelijk zijn overeengekomen en dat [eiser] deze voorwaarden ten tijde van de opdrachtverlening aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld of dat [gedaagde] deze ten kantore van [eiser] heeft ingezien, stelt de kantonrechter vast dat deze voorwaarden niet van toepassing zijn geworden op de overeenkomst van partijen. Daaraan doet niet af dat partijen eerder zaken hebben gedaan met elkaar, nu uit dat enkele feit niet kan worden afgeleid dat destijds de voorwaarden van [eiser] wel van toepassing waren en [gedaagde] als gevolg daarvan op de hoogte was of kon zijn van de door [eiser] gehanteerde voorwaarden. Nu de algemene voorwaarden van [eiser] geen grondslag voor de door [eiser] gevorderde opslag van twee procent op de wettelijke rente kunnen vormen, zal de kantonrechter de door [eiser] gevorderde rente beperken tot de wettelijke rente. Deze rente is toewijsbaar over de hoofdsom vanaf 18 maart 2006, nu [gedaagde] wegens de ingebrekestelling van 25 februari 2006 vanaf die datum in verzuim is. De gevorderde buitengerechtelijke kosten acht de kantonrechter redelijkerwijs toewijsbaar, nu de (incasso)gemachtigde buiten rechte de nodige inspanningen heeft gepleegd om tot verhaal van de vordering te komen alvorens tot dagvaarding over te gaan.
4.4. De kantonrechter zal de reconventionele vordering als onvoldoende gegrond afwijzen. In de eerste plaats heeft [gedaagde] deze vordering (slechts) ingesteld ter onderbouwing van zijn beroep op een opschortingsrecht, dat - zoals hiervoor is overwegen - ten onrechte is ingeroepen. In de tweede plaats komt aan [gedaagde] geen vordering toe zonder deugdelijke ingebrekestelling. Ook in de correspondentie van de gemachtigde van [gedaagde] met de gemachtigde van [eiser] kan de kantonrechter geen ingebrekestelling lezen. Ten slotte heeft [gedaagde] - behalve zijn ontevredenheid uiten over het geleverde spuitwerk - zijn stellingen over het gewraakte spuitwerk niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van een deskundigenrapport. Voor toewijzing van de gevorderde veroordeling tot herstel van het spuitwerk is daarom geen enkele grond aanwezig.
4.5. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen zowel in conventie als in reconventie.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 3.258,69 (zegge: drieduizend tweehonderdachtenvijftig euro en 69 eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.808,69 vanaf 18 maart 2006 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 73,82 aan dagvaardingskosten, € 196,00 aan vastrecht en € 350,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 175,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2007.
typ/conc: 162/AM
coll: