RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19/830190-07
19/621090-06 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op 9geboortedatum verdachte] 1983,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 november 2007.
Verdachte/veroordeelde is verschenen en werd bijgestaan door mr. W.Chr. de Roos, advocaat te Groningen.
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen onder 1. en 2. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: acht maanden gevangenisstraf, onder aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN) kan inhouden, integrale toewijzing van de civiele vordering, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, en toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling. Zij geeft aan daarbij rekening te hebben gehouden met artikel 63 Sr.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode 10 december 2006 tot en met 14 mei 2007 in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, (terwijl de rechter aan hem een contactverbod met die [naam slachtoffer] had opgelegd) op of omstreeks 10 december 2006 te Emmen, meermalen (langzaam) met een auto voor de woning van die [naam slachtoffer] heen en weer gereden en/of heeft hij met die auto enige tijd in de nabijheid van die woning geparkeerd gestaan, op of omstreeks 17 februari 2007 naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 13 maart 2007, te Emmen, zijn auto (met draaiende motor) gedurende enige tijd (ongeveer 20 minuten) geparkeerd in de nabijheid van de woning van die [naam slachtoffer], op of omstreeks 31 maart 2007, op voor de nachtrust bestemde tijdstippen, meermalen naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 18 april 2007, naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 30 april 2007, te Emmen, toen die [naam slachtoffer] omwille van verdachte naar een ander café (Markant) was gegaan, haar gevolgd en/of is hij (vervolgens) in dat café tegen haar aan gaan staan, op of omstreeks 1 mei 2007, 32 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 2 mei 2007, 2 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 3 mei 2007, 5 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 4 mei 2007, 3 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 6 mei 2007, 2 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 7 mei 2007, 3 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 8 mei 2007, 5 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 9 mei 2007, 2 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op of omstreeks 13 mei 2007, 24 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 10 mei 2006 tot en met 7 december 2006 (telkens) in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte (telkens) die [naam slachtoffer] meermalen overdag en/of 's nachts telefonisch benaderd/lastiggevallen, waaronder het (meermalen) opbellen zonder iets te zeggen en/of die [naam slachtoffer] meermalen tekstberichten gestuurd en/of zich (meermalen) in de buurt, althans de directe nabijheid van (het huis van) die [naam slachtoffer] opgehouden, terwijl verdachte gehouden was zich gedurende de periode tussen 25 november 2006 en 24 november 2008 te houden aan een contactverbod jegens voornoemde [naam slachtoffer].
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 10 december 2006 tot en met 14 mei 2007 in de gemeente Emmen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, terwijl de rechter aan hem een contactverbod met die [naam slachtoffer] had opgelegd op 30 april 2007, te Emmen, toen die [naam slachtoffer] omwille van verdachte naar een ander café (Markant) was gegaan, haar gevolgd en in dat café tegen haar aan gaan staan, op 1 mei 2007, 32 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 2 mei 2007, 2 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 3 mei 2007, 5 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 4 mei 2007, 3 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 6 mei 2007, 2 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 7 mei 2007, 3 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 8 mei 2007, 5 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 9 mei 2007, 2 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld, op 13 mei 2007, 24 keer naar de telefoon van die [naam slachtoffer] gebeld;
hij op tijdstippen in de periode tussen 10 mei 2006 tot en met 7 december 2006 telkens in de gemeente Emmen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte die [naam slachtoffer] meermalen telefonisch benaderd, waaronder het meermalen opbellen zonder iets te zeggen en die [naam slachtoffer] meermalen tekstberichten gestuurd en zich meermalen in de buurt van die [naam slachtoffer] opgehouden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. en 2. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat met name niet wettig niet bewezen acht. Ten aanzien van dit tenlastegelegde ontbreekt immers, nu verdachte dit ontkent, naast de aangifte van [naam slachtoffer], enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank acht het onder 1. tenlastegelegde bewezen op grond van de verklaringen van aangeefster [naam slachtoffer], de getuigen [namen getuigen], de bevindingen van Politie Drenthe, de verklaringen van de verdachte tegenover de politie op maandag 30 juli 2007 en ter terechtzitting en de gegevens van het telecommunicatieverkeer met betrekking tot telefoonnummer [nummer].
Aangeefster verklaart in haar aangifte van 1 mei 2007 (dossierpagina 19 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, district Zuidoost) dat zij op maandag 31 april 2007 (dit moet zijn: 30 april 2007) met vrienden naar café De Brasserie te Emmen is gegaan. Toen zij eenmaal binnen was, zag zij verdachte de kroeg binnen komen lopen. Zij is met haar vrienden naar café De Markant gegaan. Ze zat daar met haar vrienden aan tafel toen verdachte ook weer de kroeg binnen kwam. Hij kwam naar de tafel waar zij aanstonden en leunde tegen haar aan.
Ze is op 1 mei 2007 om ongeveer 01:30 uur naar huis gegaan. Thuis is zij vanaf 03:00 uur tot 06:00 uur gebeld. In de ochtend van 1 mei 2007 is zij weer gebeld.
De getuige [naam getuige] (dossierpagina 27 en volgende) verklaart op 31 juli 2007 dat hij sinds april 2006 een relatie heeft met [naam slachtoffer]. Op maandag 30 april 2007 is hij samen met [naam slachtoffer] en enkele vrienden in Emmen uitgeweest. Omstreeks 23:00 uur gingen zij naar café De Brasserie in het centrum van Emmen. Op een gegeven moment liep er een manspersoon achter hem langs. [naam slachtoffer] vertelde hem dat deze persoon haar ex-vriend was. Ze besloten om weg te gaan uit het café. Ze liepen vervolgens naar café Markant. Ze stonden bij een statafel. Het was heel rustig in het café. Hij moest naar het toilet. Toen hij terugkwam zag hij dat er een persoon tegen [naam slachtoffer] aanleunde. Hij zag dat deze persoon verdachte [naam verdachte] was.
De getuige [naam getuige] (dossierpagina 29 en volgende) verklaart op 31 juli 2007 dat zij zich op maandag 30 april 2007 omstreeks 23:00 uur met [naam slachtoffer] en anderen in café De Brasserie in het centrum van Emmen bevond. Vanuit de groep werd een voorstel gedaan om naar een ander café te gaan. De reden hiervan was dat de ex-vriend van [naam slachtoffer] de Brasserie was binnengekomen. Ze zijn vervolgens naar café Markant gegaan. Ze zijn aan een zogenaamde statafel gaan staan. Op een gegeven moment zag zij [naam verdachte] binnenkomen. Hij kwam naar hen toelopen. [naam slachtoffer] stond en hij leunde met zijn lichaam tegen [naam slachtoffer] aan. Terwijl hij dat deed hoorde ze dat hij met [naam betrokkene] sprak. [naam slachtoffer] vond het niet leuk. Ze zag dat aan haar gezichtsuitdrukking.
De verbalisanten [namen verbalisanten] van politie Drenthe, district Zuidoost, melden in een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 22) dat zij op donderdag 10 mei 2007, omstreeks 09:51 uur spraken met aangeefster [naam aangeefster/slachtoffer]. Zij vertelde dat zij opnieuw gebeld was door verdachte. Ter plaatse zagen verbalisanten op het telefoontoestel van [naam slachtoffer] dat zij op dinsdag 8 mei 2007 om 13:54 uur een telefoongesprek ontving met het telefoonnummer [nummer]. De naam behorende bij dit opgeslagen telefoonnummer was [naam verdachte]. [naam slachtoffer] verklaarde dat dit het telefoonnummer van verdachte was. Verbalisanten zagen dat dit gesprek 00.24 seconden had geduurd. Er zou niet zijn gesproken. Tevens hoorden zij [naam slachtoffer] vertellen dat zij op 8 mei nog meerdere malen anoniem gebeld is.
Aangeefster verklaart op 14 mei 2007 (dossierpagina 24 en volgende) dat zij de nacht van 13 mei 2007 negen keer is gebeld tussen 02:21 uur en 07:56 uur. Zij wil twee voicemail berichten laten horen die zij die nacht heeft ontvangen. Zij herkent de stem voor 100% als de stem van verdachte.
Tevens is zij op 13 mei 2007 overdag nog 18 keer gebeld tussen 15:13 uur en 15:27 uur.
Verdachte geeft op maandag 30 juli 2007, omstreeks 11:55 uur ter gelegenheid van zijn verhoor door opsporingsambtenaren van Politie Drenthe op dat zijn telefoonnummer [nummer] is.
De verdachte verklaart ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
op Koninginnedag, in de nacht van 30 april op 1 mei 2007, heb ik [naam slachtoffer] in Emmen gezien. Ik heb een vriend gesproken in café De Markant. Ik sloeg een arm om hem heen.
Uit de gegevens van het telecommunicatieverkeer met betrekking tot telefoonnummer [nummer] (dossierpagina 53 en volgende) blijkt dat voornoemd telefoonnummer tussen 20070501 (1 mei 2007) en 20070513 (13 mei 2007) 78 keer gebeld is door telefoonnummer [nummer].
De politierechter in deze rechtbank heeft verdachte op 10 november 2006 veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en daarbij onder meer als bijzondere voorwaarde aan verdachte opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd onthoudt van het zoeken van contact met [naam slachtoffer]. Verdachte is daarvan bij mededeling voorwaardelijke veroordeling van 29 november 2006 in kennis gesteld. De reclassering is van deze uitspraak in kennis gesteld bij kennisgeving bijzondere voorwaarde instantie op 30 november 2006. De proeftijd loopt van 25 november 2006 tot 24 november 2008.
De rechtbank acht het onder 2. tenlastegelegde bewezen op grond van de verklaringen van aangeefster [naam aangeefster] (strafdossier met parketnummer 19.605007-07), de getuige [naam getuige] en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
Aangeefster verklaart in haar aangifte van 2 november 2006 (dossierpagina 11 en volgende)
dat haar ex-vriend [naam verdachte] haar vanaf 10 mei 2006 constant lastig valt. Hij belt en
sms-t haar bijna dagelijks en staat vaak voor haar woning. Hij staat dan in het portiek van de flat of staat voor de woning. De sms-jes zijn niet bedreigend of zoiets. Ze zijn vaak heel romantisch, maar daardoor juist doodeng. Ze heeft bijgehouden wanneer [naam verdachte] haar belde, sms-te en wanneer hij bij haar voor de deur stond. Op 19 mei 2006 staat [naam verdachte] om 03:05 uur buiten voor de woning. Evenals op 20 mei 2006 om 04:30 uur en op 21 mei 2006 om 00:15 uur. Op 6 juni 2006 sms-t hij drie keer. Ook belt hij. Op 10 juni 2006 belt [naam verdachte]. Op 11 juni 2006 sms-t hij. Op 12 juni 2006 sms-t hij. Op 26 juni 2006 zendt aangeefster [naam verdachte] een antistalkingsbrief. Op 29 augustus 2006 spreekt hij haar voicemail in. Op 2 september 2006 sms-t hij om 10:15 uur. Diezelfde dag om 13:24 uur spreekt hij haar voicemail in. Rond 13 september 2006 verhuist aangeefster. Ze heeft hem voor haar huis zien rijden. Ook heeft hij in die tijd gebeld. Op 7 oktober 2006 belt [naam verdachte]. Op 16 oktober 2006 belt hij meermalen 's ochtends. 's Middags stuurt hij een sms. Op 21 oktober 2006 staat hij voor haar nieuwe woning. Hij staat op de parkeerplaats in de auto. Hij blijft even staan en rijdt dan keihard weg. Het is ongeveer 19:30 uur. Op 26 oktober 2006 belt [naam verdachte] om 00:21 uur. Op 29 oktober 2006 belt [naam verdachte] twee keer om 05:33 uur. Op 31 oktober 2006 rijdt hij om 19:00 uur door haar straat. Op 21:35 uur loopt hij heen en weer in haar tuin. Om 21:47 uur wordt zij gebeld vanaf een geheim nummer. Ze neemt op en hoort de stem van [naam verdachte]. Op 1 november 2006 rijdt [naam verdachte] door de straat. [naam verdachte] belt altijd met zijn eigen nummer: [nummer] en af en toe met een geheim nummer.
De getuige [naam getuige] (dossierpagina 46 en volgende) verklaart op 14 december 2006 dat zij een keer getuige is geweest van een stalkingsgebeuren door [naam verdachte]. Dat was een paar weken geleden, ergens begin november 2006. Ze werd gebeld door [naam slachtoffer] omstreeks 22:30 uur à 23:00 uur. Ze belde in paniek. Ze vertelde dat [naam verdachte] voor haar woning stond. Ze is toen onmiddellijk naar haar woning gegaan. Ze zag voor de woning op de parkeerplaats de auto van [naam verdachte] staan. Ze zag [naam verdachte] achter het stuur zitten. Ze zag dat hij het licht in de auto aan had. Daardoor kon ze hem goed zien. Na enige tijd hoorden ze een auto wegrijden. Later bleek dat [naam verdachte] niet meer op de parkeerplaats voor de woning stond. [naam slachtoffer] was behoorlijk overstuur.
De verdachte verklaart ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
ik heb bewust telefonisch contact met [naam slachtoffer] gezocht. Ik wilde namelijk mijn dochtertje [naam dochtertje] spreken. Daarom moest ik dus wel contact met [naam slachtoffer] zoeken. Ik heb haar antistalkingsbrief gekregen maar die heb ik weggegooid. Ik nam die brief niet serieus. Ze wilde immers niet meewerken aan het maken van goede afspraken tussen mij en [naam dochtertje].
Ik ben in de straat van haar nieuwe woning geweest. Ik mocht niet in haar buurt komen maar wel in haar straat. Ik ben ook door haar straat gereden. Ik reed langzaam door haar straat. Ik wilde even naar [naam dochtertje] kijken. Ik heb [naam dochtertje] nimmer aan de telefoon gehad.
Verdachte heeft tegenover de verhorende politiefunctionarissen (dossierpagina 37 van het strafdossier met parketnummer 19.830190-07) verklaard dat hij in de nacht van 30 april op 1 mei 2007 niet met [naam slachtoffer] kan hebben gebeld omdat zijn telefoon gestolen was en hij met deze telefoon uit zijn directe omgeving zelf werd lastig gevallen. Hij had daarvan ook aangifte gedaan in, naar hij meent, januari 2007.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte verklaart namelijk ook dat hij nog wel steeds hetzelfde nummer heeft. Het nummer is namelijk geblokkeerd geweest, maar nadat hij een nieuwe telefoon had gekocht kreeg hij zijn oude nummer weer terug.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
telkens strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 26 oktober 2007, opgemaakt door drs. H.A. Feringa, klinisch psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, die zich onder meer kenmerkt door agressiviteit, gebrek aan empathie, hooghartig gedrag, wantrouwend en achterdochtig ten opzichte van anderen, dat anderen hem schade willen berokkenen, halsstarrig en rancuneus.
Ten tijde van het tenlastegelegde was deze problematiek aan de orde.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde in hoge mate. Betrokkene valt aan te merken als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatie-register d.d. 2 augustus 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, te weten op 10 november 2006 terzake mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid en op 30 augustus 2004 terzake van mishandeling.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich van zijn veroordeling op 10 november 2006, waarbij hem onder meer een contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer] is opgelegd, feitelijk niets heeft aangetrokken maar gewoon is doorgegaan zich aan haar op te dringen door haar met zeer grote regelmaat, met een absoluut dieptepunt van 78 telefoontjes gedurende de eerste twee weken van mei 2007, te bellen en tekstberichten te sturen. Hij heeft met zijn halsstarrig en rancuneus gedrag en gespeend van iedere empathie, mevrouw [naam slachtoffer] het leven zuur gemaakt en op grove wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Inmiddels heeft verdachte er vier maanden detentie opzitten in het kader van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank acht de feiten met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden voldoende bestraft. Daarom zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 28 november 2007 opheffen.
De rechtbank zal verdachte echter, naast deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden opleggen om hem ervan te doordringen dat het uit moet zijn met het belagen van mevrouw [naam slachtoffer]. In het kader van deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte tijdens een proeftijd van twee jaren een behandeling zal volgen, gericht op agressiehantering en het leren stilstaan bij èn adequaat uiten van gevoelens en overtuigingen, zoals drs. De Jong in zijn rapportage omtrent de geestvermogens van verdachte heeft geadviseerd. De rechtbank legt daarmee een straf op hoger dan door de officier van justitie gevorderd, maar doet dit om met een hoge voorwaardelijke straf voor verdachte het recidiveren minder aantrekkelijk te maken.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte in het kader van nadere bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd verbieden contact op te nemen met mevrouw [naam slachtoffer], in welke vorm dan ook, en hem tevens verbieden gedurende de proeftijd straat, laan, weg of plein waarin of waaraan zij woont of in de toekomst zal wonen, te betreden, zelfs niet in het kader van zijn werkzaamheden.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij].
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer].
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/621090-06
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 10 november 2006, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan een gedeelte groot acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Drenthe, Regio Noord Nederland, Arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte, in een gemengde groep, een behandeling zal volgen, gericht op agressiehantering en het leren stilstaan bij èn adequaat uiten van gevoelens en overtuigingen, zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht, en voorts dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen met mevrouw [naam slachtoffer], in welke vorm dan ook, en gedurende de proeftijd de straat, laan of weg of anderszins genaamd, waarin of waaraan zij woont of in de toekomst zal wonen, niet zal betreden, zelfs niet in het kader van zijn werkzaamheden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 28 november 2007.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 500,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door tien dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/621090-06
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 10 november 2006 door de politierechter in deze rechtbank gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 27 november 2007. Mr. Elzinga is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.