ECLI:NL:RBASS:2007:BC6733

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
64804 - KG ZA 07-228
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.C.D. Boon-Niks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid in kort geding betreffende aanvaarding nalatenschap

In deze zaak, die op 19 december 2007 door de Rechtbank Assen is behandeld, hebben eisers in kort geding gevorderd dat gedaagde, een mede-erfgenaam, binnen tien dagen na dagtekening van het vonnis een keuze maakt voor het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap van zijn grootvader. De eisers hebben daarbij een dwangsom van € 150,00 per dag gevorderd voor elke dag dat gedaagde deze keuze niet maakt, met een maximum van € 30.000,00. Daarnaast is gevorderd dat gedaagde een machtiging verleent aan eiser sub 6 om de nalatenschap af te wikkelen, eveneens onder een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat hij onbevoegd is om van de primaire vordering kennis te nemen, omdat er een bijzondere rechtsgang is voorgeschreven in artikel 4:192 BW voor het aanvaarden of verwerpen van een nalatenschap.

De voorzieningenrechter heeft ook de subsidiaire vordering tot benoeming van een vereffenaar afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de verzoekschriftprocedure van artikel 4:204 lid 1 BW niet kan worden doorlopen. De rechter heeft geconcludeerd dat, aangezien gedaagde niet is verschenen, er geen proceskosten aan hem kunnen worden opgelegd. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard van de primaire vordering onder I en de subsidiaire vordering kennis te nemen, en heeft hij de overige vorderingen afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 64804 / KG ZA 07-228
Vonnis in kort geding van 19 december 2007
in de zaak van
[EISERS SUB 1 T/M 6]
eisers,
procureur mr. M.R.P. Ossentjuk,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 november 2007, waarbij eisers hebben gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal oordelen dat:
primair
I gedaagde binnen tien dagen na dagtekening van dit vonnis een verklaring dient te
hebben afgelegd van zijn wijze van aanvaarding van de nalatenschap dan wel van de verwerping daarvan, onder oplegging van een dwangsom van € 150,00 per dag dan wel een ander bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie zal vaststellen voor elke dag dat hij na deze termijn deze verklaring niet heeft afgelegd, met een maximum van € 30.000,00 dan wel een ander bedrag zoals in goede justitie zal worden vastgesteld.
II gedaagde binnen tien dagen na dagtekening van dit vonnis een machtiging dient te
hebben verleend aan [eiser sub 6] woonachtig te [woonplaats] om mede namens hem de nalatenschap te mogen afwikkelen, onder oplegging van een dwangsom van € 150,00 per dag dan wel een ander bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie zal vaststellen voor elke dag dat hij na deze termijn deze verklaring niet heeft afgelegd, met een maximum van € 30.000,00 dan wel een ander bedrag zoals in goede justitie zal worden vastgesteld.
III dat, indien gedaagde na het verbeuren van de maximale dwangsom nog niet is
overgegaan tot medewerking aan de afwikkeling van de nalatenschap onder dit vonnis heeft te gelden als toestemming de nalatenschap af te wikkelen.
Subsidiair
dat de voorzieningenrechter als vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] zal benoemen [eiser sub 6], woonachtig te [woonplaats],
Zowel primair als subsidiair
met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure;
- de mondelinge behandeling op 4 december 2007;
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Eisers hebben primair onder I gevorderd dat aan gedaagde een termijn zal worden gesteld, waarbinnen gedaagde een keuze dient te maken voor het aanvaarden dan wel verwerpen van de nalatenschap van [erflater], overleden in de gemeente [woonplaats] op [datum], en in geval van aanvaarding op welke wijze gedaagde deze nalatenschap wenst te aanvaarden.
2.2. In artikel 4:192 lid 2 BW is een bijzondere rechtsgang opgenomen, in die zin dat de kantonrechter kan worden verzocht een termijn te stellen, zoals ook in dit kort geding is gevorderd. In het geval gedaagde die termijn van artikel 4:192 lid 2 BW vervolgens laat verlopen zonder een keuze te maken, dan wordt gedaagde op grond van artikel 4:192 lid 3 BW geacht de genoemde nalatenschap zuiver te hebben aanvaard, aangezien eisers - de overige erfgenamen - de genoemde nalatenschap ook zuiver hebben aanvaard. In tegenstelling tot de verzoekschriftprocedure van artikel 4:192 BW heeft, wanneer het door eisers in dit kort geding primair onder I gevorderde wordt toegewezen en gedaagde vervolgens geen keuze doet binnen de daarbij aan hem gestelde termijn, dit niet tot gevolg dat gedaagde geacht wordt de genoemde nalatenschap te hebben aanvaard, maar alleen dat in dat geval een dwangsom wordt verbeurd. Nu met het doorlopen van de verzoekschriftprocedure van artikel 4:192 BW het door eisers verlangde kan worden verkregen zal de voorzieningenrechter zich niet bevoegd verklaren in dit kort geding van de primaire vordering onder I kennis te nemen.
2.3. Voorwaarde voor het kunnen toewijzen van de primaire vorderingen onder II en III is dat gedaagde de genoemde nalatenschap heeft aanvaard, zodat hij heeft te gelden als erfgenaam. Nu gedaagde op dit punt nog geen keuze heeft gemaakt zullen de primaire vorderingen onder II en III worden afgewezen.
2.4. Subsidiair vorderen eisers de benoeming van eiser sub 6 als vereffenaar van de genoemde nalatenschap. Aangenomen wordt dat partijen daarbij het oog hebben op de benoeming van een vereffenaar in geval van een onbeheerde nalatenschap, welke benoeming in Asser-Perrick 6, no. 402 wordt omschreven als een indirect dwangmiddel, dat kan worden toepast in het geval een erfgenaam geen keuze doet. Voor die benoeming is een bijzondere rechtsgang opgenomen in artikel 4:204 lid 1 aanhef en onder a BW, waarbij de kantonrechter kan worden verzocht een vereffenaar over een onbeheerde nalatenschap te benoemen. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat de verzoekschriftprocedure van artikel 4:204 lid 1 aanhef en onder a BW niet zou kunnen worden doorlopen, zal de voorzieningenrechter zich eveneens onbevoegd verklaren van de subsidiaire vordering kennis te nemen.
2.5. Aangezien gedaagde niet is verschenen en hij dus geen proceskosten heeft gemaakt kan een veroordeling van eisers in de proceskosten van gedaagde achterwege blijven.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. verklaart zich onbevoegd van de primaire vordering onder I en de subsidiaire vordering kennis te nemen,
2. wijst de overige vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.D. Boon-Niks en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Strijker op 19 december 2007.
?