RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830306-07
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 22 januari 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1970,
wonende [adres verdachte],
verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 08 januari 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
(parketnummer 19.830306.07)
hij op of omstreeks 15 november 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een verzorgingstehuis gevestigd aan/nabij de Beilerstraat heeft weggenomen een verpakking sigaretten en/of een pieper en/of een of meer verpakkingen kaas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Verzorgingstehuis de Boshof, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
ter zake dat
hij op of omstreeks 15 november 2007 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een verzorgingstehuis gevestigd aan/nabij de Beilerstraat weg te nemen een verpakking sigaretten en/of een pieper en/of een of meer verpakkingen kaas, geheel of ten dele toebehorende aan verzorgingstehuis de Boshof, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat verzorgingstehuis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
- een ruit/deur van dat verzorgingstehuis heeft vernield en/of
- dat verzorgingstehuis is binnengegaan en/of
- voornoemde goederen in dat verzorgingstehuis heeft gepakt/ verzameld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 19.620627.07)
hij op of omstreeks 6 april 2007, in de gemeente Assen, [naam bedreigde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, opzettelijk dreigend (in het opname paviljoen van de GGZ Drenthe) naar die [naam bedreigde] is toegelopen en/of (vervolgens) een vuist tegen de hals/keel van die [naam bedreigde] heeft gezet en/of slaande bewegingen in de richting van die [naam bedreigde] heeft gemaakt en/of (daarbij) opzettelijk dreigend tegen die [naam bedreigde], heeft gezegd: "Ik kan je wel helemaal kapot maken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
(parketnummer 19.830249.07)
hij op of omstreeks 13 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de Seniorenflat Ekke Faberflat aan/nabij de MR. P.J. Troelstralaan heeft weggenomen een mes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Ekke Faberflat en/of [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 19.830249.07)
hij op of omstreeks 13 september 2007 te Assen [naam bedreigde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [naam bedreigde] gezegd: "Ik pak jou, ik zoek jou op, ik weet waar je woont, ik sla je echt helemaal in elkaar" en/of "Ik haal mijn broer op en neem je samen te pakken" en/of "Ik weet waar je woont, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of heeft verdachte (daarbij) zodanige bewegingen gemaakt dat het voor die [naam bedreigde] leek of verdachte hem wilde slaan en/of heeft verdachte (daarbij) (meermalen) in een binnenzak van zijn kleding gegrepen en/of heeft verdachte (later) ten overstaan van een andere persoon bewegingen gemaakt alsof hij iemand de keel doorsneed, welke bewegingen vervolgens die [naam bedreigde] ter ore zijn gekomen;
(parketnummer 19.830249.07)
hij op of omstreeks 13 september 2007 te Assen [naam bedreigde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [naam bedreigde] gezegd: "Ik weet waar jij woont, ik pak je, ik ken jou wel" en/of (later) "Ik kom terug en ik wacht op je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of heeft verdachte (later) ten overstaan van een andere persoon met een vinger snijbewegingen langs zijn keel gemaakt, welke bewegingen vervolgens die [naam bedreigde] ter ore zijn gekomen;
(parketnummer 19.830183.06)
hij op of omstreeks 25 juli 2006 te Assen, [naam bedreigde], medewerkster van Huize Bartje, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen (een) collega('s) van voornoemde [naam bedreigde] gezegd, dat hij die [naam bedreigde] zou pakken als hij die [naam bedreigde] tegen zou komen en/of dat hij die [naam bedreigde] zou doodmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke dreigende woorden die [naam bedreigde] vervolgens ter ore zijn gekomen;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(parketnummer 19.830306.07)
hij op 15 november 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een verzorgingstehuis gevestigd aan de Beilerstraat heeft weggenomen een verpakking sigaretten toebehorende aan een ander dan aan verdachte en een pieper toebehorende aan Verzorgingstehuis de Boshof, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
(parketnummer 19.620627.07)
hij op 6 april 2007, in de gemeente Assen, [naam bedreigde] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, opzettelijk dreigend in het opname paviljoen van de GGZ Drenthe naar die [naam bedreigde] is toegelopen en vervolgens slaande bewegingen in de richting van die [naam bedreigde] heeft gemaakt;
(parketnummer 19.830249.07)
hij op 13 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de Seniorenflat Ekke Faberflat aan de mr. P.J. Troelstralaan heeft weggenomen een mes toebehorende aan Ekke Faberflat;
(parketnummer 19.830249.07)
hij op 13 september 2007 te Assen [naam bedreigde] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [naam bedreigde] gezegd: "Ik pak jou, ik zoek jou op, ik weet waar je woont, ik sla je echt helemaal in elkaar" en "Ik haal mijn broer op en neem je samen te pakken" en "Ik weet waar je woont, je gaat eraan";
(parketnummer 19.830249.07)
hij op 13 september 2007 te Assen [naam bedreigde] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [naam bedreigde] gezegd: "Ik weet waar jij woont, ik pak je, ik ken jou wel" en (later) "Ik kom terug en ik wacht op je";
(parketnummer 19.830183.06)
hij op 25 juli 2006 te Assen, [naam bedreigde], medewerkster van Huize Bartje, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen een collega van voornoemde [naam bedreigde] gezegd, dat hij die [naam bedreigde] zou pakken als hij die [naam bedreigde] tegen zou komen en dat hij die [naam bedreigde] zou doodmaken, welke dreigende woorden die [naam bedreigde] vervolgens ter ore zijn gekomen;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Nadere bewijsoverwegingen
De officier van justitie en de verdediging achten feit 2 niet bewijsbaar. De officier van justitie acht de verklaringen van aangever [naam aangever] en getuige [naam getuige] dusdanig tegenstrijdig dat vrijspraak moet volgen. De verdediging heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten. De rechtbank komt wel tot wettig en overtuigend bewijs en overweegt daartoe het volgende.
Het slachtoffer [naam slachtoffer] 1 heeft verdachte gesommeerd het opnamepaviljoen van de GGZ aan de Dennenlaan in Assen te verlaten. Verdachte wilde het pand niet verlaten, ook niet nadat [naam slachtoffer] dat drie keer van hem had gevorderd. Als [naam slachtoffer] de politie heeft gebeld loopt verdachte op [naam slachtoffer] af met opgeheven handen. Verdachte gaat dan met zijn hand langs het gezicht van [naam slachtoffer]. [naam slachtoffer] weet die klap namelijk te ontwijken door een stap opzij te doen. [naam slachtoffer] voelde zich hierdoor bedreigd.
Getuige [naam getuige] 2 heeft gezien dat verdachte met gebalde vuisten voor [naam bedreigde] stond en dat verdachte een slaande beweging richting [naam bedreigde] maakte. [naam bedreigde] deed een stap opzij waardoor hij niet geraakt werd. [naam getuige] heeft verdachte ook horen zeggen dat hij [naam bedreigde] kapot kon maken. [naam getuige] geeft aan dat verdachte zeer agressief was en dat hij bang werd van verdachte. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig bewezen en overtuigend bewezen dat verdachte [naam bedreigde] heeft bedreigd.
De rechtbank komt ook tot bewezenverklaring van de feiten 4 en 5. Aangever [naam aangever] wilde met verdachte praten en achtte het niet vertrouwd om alleen met hem te praten. De wijze waarop verdachte zich op dat moment gedroeg was daarvan de reden. [naam bedreigde] vroeg (aangever) [naam aangever] bij het gesprek aanwezig te zijn. In die situatie heeft verdachte de bedreigingen geuit die in de tenlastelegging zijn opgenomen. Beide aangevers hebben zich in die omstandigheden door verdachte bedreigd gevoeld en daaraan doet niet af dat verdachte de bedreigende woorden maar eenmaal heeft gezegd.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat met betrekking tot feit 6, aangeefster [naam aangeefster] "besmet" zou zijn omdat de politie haar de avond ervoor informatie over verdachte had gegeven die zij eigenlijk niet mocht hebben. Verdachte heeft zich bedreigend over [naam bedreigde] geuit tegen aangeefster [naam aangeefster]. Getuige [naam getuige] 3 verklaart over een dreigende situatie tussen verdachte en [naam aangeefster]. Hij heeft verdachte horen roepen dat hij [naam bedreigde] wel zou krijgen. [naam aangeefster] heeft [naam bedreigde] van de bedreigende woorden op de hoogte gebracht. In die omstandigheden kan niet gezegd worden dat [naam bedreigde] "besmet" zou zijn omdat zij immers de bedreigende woorden op het moment dat die gezegd werden, niet gehoord heeft. De "voorkennis" speelde op dat moment dan ook geen enkele rol.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaf door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
bedreiging met zware mishandeling,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie die inhoudt dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren zal worden opgelegd en toewijzing van een tweetal vorderingen na voorwaardelijke veroordeling;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatie-register d.d. 15 november 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld;
- de ter zitting gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan het op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feit heeft schuldig gemaakt, welk feit hiermee is afgedaan;
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 7 januari 2008. Uit de inhoud van dat rapport en de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in zijn eis op dit punt volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. In de duur van de maatregel ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat na zes maanden een tussentijdse evaluatiezitting als bedoeld in artikel 38s Sr plaatsvindt. Alsdan kan worden bezien of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 38m, 38n en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.24.002450-05
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden d.d. 10 mei 2006, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830364-05
De officier van justitie heeft de vordering bij de politierechter in deze rechtbank aangebracht en op 18 juli 2007 heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd. Gelet hierop acht de rechtbank zich onbevoegd om over de vordering te oordelen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.24.002450-05
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest d.d. 10 mei 2006 door het Gerechtshof te Leeuwarden gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830364-05
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om over deze vordering te oordelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. O.J. Bosker en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 januari 2008, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
1 pag.11 van het proces-verbaal
2 pag.18 van het proces-verbaal
3 pag. 35 van het proces-verbaal