ECLI:NL:RBASS:2008:BC7481

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
66256 / KG ZA 08-49
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de exploitatie van een zorgonderneming in strijd met het bestemmingsplan

In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen werd behandeld, vorderde eiser, eigenaar van een woning, dat het Thomashuis c.s. zou worden verboden om een zorgonderneming te exploiteren op een perceel dat volgens het bestemmingsplan bestemd is voor wonen. Eiser stelde dat het gebruik van het pand als 'Thomashuis' in strijd was met het bestemmingsplan en dat hij hierdoor directe hinder ondervond, evenals een vermogensnadeel door de verminderde verkoopbaarheid van zijn woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de vraag of het gebruik als 'Thomashuis' in overeenstemming is met het bestemmingsplan primair aan de bestuursrechter is voorbehouden. Eiser had geen spoedeisend belang bij het vooruitlopen op de bestuursrechtelijke procedure, aangezien het Thomashuis pas medio augustus 2008 in gebruik zou worden genomen. De rechter concludeerde dat eiser niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat het gebruik van het pand als 'Thomashuis' onrechtmatig was in de zin van artikel 6:162 BW. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van het Thomashuis c.s. tot een bedrag van € 1.074,54.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 66256 / KG ZA 08-49
Vonnis in kort geding van 25 maart 2008
in de zaak van
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. P.J.G.G. Sluyter,
tegen
1. de vennootschap onder firma
THOMASHUIS COEVORDEN,
gevestigd te Doorn,
2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonende te [woonplaats],
3. [GEDAAGDE SUB 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.L. Diepenhorst te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en (tezamen) het Thomashuis c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 februari 2008;
- de mondelinge behandeling op 11 maart 2008;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van het Thomashuis c.s..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van de woning aan het [adres] en woont daar permanent met zijn gezin.
2.2. De Stichting Vestia Groep is sinds 16 november 2007 eigenaar van de naast de woning van [eiser] gelegen woning aan het [adres] te Coevorden.
2.3. De Stichting Vestia Groep heeft de woning aan het [adres] verhuurd aan De Drie Notenboomen B.V.
2.4. De Drie Notenboomen B.V. is franchisegever van het Thomashuis c.s.. en heeft in dat kader de woning aan het [adres] verhuurd aan het Thomashuis c.s..
2.5. Het Thomashuis c.s. zijn voornemens in de woning aan het [adres] een zogenaamd “Thomashuis” te vestigen, waarbij het de bedoeling is dat daar zes tot acht verstandelijk gehandicapten zullen samenwonen, onder begeleiding van gedaagden sub 2 en 3.
2.6. Volgens het Bestemmingsplan Coevorden woongebieden, hierna te noemen: het bestemmingsplan, behoort het perceel [adres] tot de op de plankaart voor woongebied aangewezen gronden. Volgens artikel 4 van het bestemmingsplan zijn die gronden bestemd voor:
“a. wonen;
(…)
c. aan huis gebonden beroep of bedrijf;”
2.7. In artikel 1. van het bestemmingsplan zijn onder meer de volgende begripsomschrijvingen opgenomen:
“p. woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
(…)
u. aan huis gebonden beroep of bedrijf:
een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf dat in die woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.”
2.8. Bij brief van 9 juli 2007 van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Coevorden is het volgende aan De Drie Notenboomen B.V. bericht:
“Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief, waarin u aangeeft een ‘Thomashuis’ te willen vestigen aan het [adres] te Coevorden, delen wij u het volgende mede.
Het betreffende perceel is gelegen in het bestemmingsplan Coevorden woongebieden en daarin bestemd als ‘woongebied’. De door u aangegeven activiteiten, zijnde het bewonen van pand door twee ouderen die de zorg van maximaal 8 inwonenden op zich nemen, passen binnen de geldende bestemming.”
2.9. De woning aan het [adres] zal eerst worden verbouwd, waarvoor een bouwvergunning is vereist. Vervolgens zal deze woning medio augustus 2008 als “Thomashuis” in gebruik worden genomen.
2.10. Op dit moment is geen bestuursrechtelijke procedure aanhangig over de vraag in hoeverre het voorgenomen gebruik van de woning aan het [adres] als “Thomashuis” strijdig is met het bestemmingsplan
2.11. Evenmin is een civiele bodemprocedure aanhangig over of het voorgenomen gebruik als “Thomashuis” onrechtmatig handelen ten opzichte van [eiser] oplevert.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het Thomashuis c.s. zal verbieden op de percelen kadastraal bekend gemeente Coevorden, [kadastrale gegevens], plaatselijk bekend [adres] te Coevorden, een zorgonderneming te exploiteren, tot zes weken nadat hetzij via vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening hetzij via goedkeuring van een gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan is voorzien in legalisatie van het gebruik als zorgonderneming, een en ander met dien verstande dat de termijn verlengd wordt totdat op een binnen die termijn door of namens [eiser] ingediend verzoek tot voorlopige voorziening zal zijn beslist, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag en elke keer waarop het Thomashuis c.s. deze veroordeling overtreden, een gedeelte van een dag als volle dag te rekenen, met veroordeling van het Thomashuis c.s. in de kosten van de procedure.
3.2. Het Thomashuis c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft aangevoerd dat hij aan het bestemmingsplan een rechtstreekse aanspraak jegens het Thomashuis c.s. ontleent dat zij de woning aan het [adres] niet in strijd met het bestemmingsplan en daarmee onrechtmatig gaan exploiteren. Daarnaast voert [eiser] aan dat hij directe hinder ondervindt vanwege het intensieve gebruik als “Thomashuis” en de grotere verkeersaantrekkende werking door dit gebruik, alsmede dat hij een aanzienlijk vermogensnadeel ondervindt vanwege een verminderde verkoopbaarheid van zijn eigen woning.
4.2. In het kader van het door [eiser] in dit - civielrechtelijke - kort geding gevorderde dient te worden beoordeeld in hoeverre het gebruik als “Thomashuis” onrechtmatig handelen oplevert en niet alleen of zozeer of er sprake is van met bestemmingsplan strijdig gebruik.
Voor zover [eiser] ten principale aan de orde wil stellen (punt 13 van zijn pleitnotitie) of het gebruik als “Thomashuis” in overeenstemming is met het bestemmingsplan -hetgeen het Thomashuis c.s. betwisten- is dit primair ter beoordeling van het bestuursorgaan/de bestuursrechter. In dat verband wordt gewezen op de mogelijkheid de gemeente Coevorden te verzoeken om aan het Thomashuis c.s. een preventieve aanzegging van bestuursdwang op grond van artikel 5:22 AWB te doen. Tegen een hem onwelgevallige beslissing of een fictieve weigering zou [eiser] vervolgens in bezwaar kunnen komen en kan door hem op grond van artikel 8:81 AWB een voorlopige voorziening worden verzocht. Gezien het feit dat kennelijk pas medio augustus 2008 tot ingebruikneming van het Thomashuis wordt overgegaan is daarvoor ook nog tijd aanwezig.
Al zou het Thomashuis c.s. het pand in gebruik nemen voordat bestuursrechtelijk uitsluitsel is verkregen dan heeft [eiser] er nog geen spoedeisend belang bij dat thans in kort geding op de bestuursrechtelijke procedure wordt vooruitgelopen. Voorshands is niet voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake zal zijn van dusdanige hinder vanuit “het Thomashuis” dat deze onrechtmatig handelen oplevert in de zin van artikel 6:162 BW.
Dat [eiser] vermogensnadeel zou leiden vanwege een verminderde verkoopbaarheid door het gebruik van de woning aan het [adres] als “Thomashuis” en dat dit op dit moment reeds het geval is, is voorshands evenmin voldoende aannemelijk gemaakt. Zo is niet gesteld of gebleken dat [eiser] voornemens is zijn woning op korte termijn ten gelde te maken.
4.3. Op grond van het vorenstaande zal de voorzieningenrechter het door [eiser] gevorderde afwijzen.
4.4. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Thomashuis c.s. worden begroot op:
- vast recht € 254,00
- overige kosten 4,54
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.074,54
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van het Thomashuis c.s. tot op heden begroot op € 1.074,54.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Strijker op 25 maart 2008.?