ECLI:NL:RBASS:2008:BC9234

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216810 - CV EXPL 07-4582
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Automatische aansprakelijkheid voor ambulancevervoer zonder opdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 2 april 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Regionaal Ambulancevoorziening Academisch Ziekenhuis Groningen BV (hierna: eiseres) en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde betaling van € 870,79 van de gedaagde, bestaande uit een onbetaalde factuur voor ambulancevervoer op 29 mei 2007, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Eiseres stelde dat er een overeenkomst tot ambulancevervoer was gesloten, dan wel dat er sprake was van zaakwaarneming door een arts die gedaagde begeleidde. Gedaagde betwistte echter de bevoegdheid van de kantonrechter en stelde dat hij nooit opdracht had gegeven voor het vervoer, en dat hij niet verzekerd was. Hij bevond zich op het politiebureau te Assen na een mishandeling door de politie, en een arts had hem verzekerd dat de kosten niet voor zijn rekening zouden komen.

De kantonrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. De rechter concludeerde dat gedaagde niet expliciet toestemming had gegeven voor het vervoer en dat er geen medische noodsituatie was aangetoond die het ontbreken van toestemming zou rechtvaardigen. De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van expliciete toestemming voor medische diensten en de voorwaarden waaronder zaakwaarneming kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Emmen
zaak-/rolnummer: 216810 \ CV EXPL 07-4582
vonnis van de kantonrechter d.d. 2 april 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid REGIONAAL AMBULANCE VOORZIENING ACADEMISCH ZIEKENHUIS GRONINGEN BV (h.o.d.n. UMCG Ambulancezorg),
hierna te noemen: eiseres,
gevestigd te Tynaarlo,
eisende partij,
gemachtigde: Pranger Arachnicon te Assen,
tegen
[Gedaagde],
hierna te noemen: gedaagde,
wonende te [adres],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Rechtsoverwegingen
Feiten
1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende weersproken het volgende vast.
2. Op 29 mei 2007 heeft eiseres ambulancevervoer verzorgd ten behoeve van gedaagde. Deze is vervoerd naar het Wilhelmina ziekenhuis te Assen
Vordering eiseres
3. Eiseres heeft gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van € 870,79, bestaande uit
€ 675,30 wegens de onbetaald gebleven factuur van 5 juni 2007, wettelijke rente die tot 23 november 2007 € 16,99 bedraagt en € 178,50 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 675,30 vanaf 23 november 2007 en met de proceskosten.
4. Eiseres heeft hiertoe hoofdzakelijk gesteld dat met gedaagde een overeenkomst tot vervoer per ambulance is gesloten dan wel dit middels zaakwaarneming is aangevraagd door een arts die gedaagde begeleidde en dat de kosten van dit vervoer middels een factuur van 5 juni 2007 aan gedaagde in rekening zijn gebracht.
5. Gedaagde is ondanks aanmaningen en sommaties daartoe, laatstelijk van de incassogemachtigde van eiseres, niet tot betaling overgegaan.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat er redelijke gronden aanwezig waren om gedaagde per ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren. Aangezien deze gronden onder het beroepsgeheim vallen kan geen nadere motivering worden gegeven. De bij gedaagde aanwezige arts heeft de noodzakelijkheid vastgesteld. Volgens eiseres moet gesproken worden van een noodsituatie waarin expliciete toestemming van de patiënt kan ontbreken.
7. Bij repliek heeft eiseres verder aangevoerd dat de overeenkomst voorts kan worden geacht tot stand te zijn gekomen, omdat gedaagde niet aan eiseres kenbaar heeft gemaakt niet in te stemmen met het vervoer per ambulance en gedaagde in een situatie verkeerde waarin hij dit duidelijk kenbaar had kunnen maken. Gedaagde is feitelijk meegegaan op grond waarvan eiseres ervan uit mocht gaan dat er een overeenkomst is gesloten.
Verweer gedaagde
8. Gedaagde heeft allereerst de bevoegdheid van de kantonrechter betwist, omdat sprake zou zijn van het economisch delict van afpersing door de gemachtigde van eiseres.
9. Gedaagde stelt een medische behandeling te hebben geweigerd, omdat hij niet verzekerd was. Gedaagde bevond zich op 29 mei 2007 op het politiebureau te Assen nadat hij was mishandeld door de politie. Een daar aanwezige arts heeft na protest van gedaagde meegedeeld dat de kosten van de behandeling niet voor rekening van gedaagde zouden komen.
10. Gedaagde stelt dat er nogal wat valt af te dingen op de mededeling van eiseres dat er goede gronden waren om hem per ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren, omdat in het Wilhelmina ziekenhuis is vastgesteld dat hij niets mankeerde.
11. Gedaagde betwist ooit zelf opdracht te hebben gegeven voor het vervoer per ambulance. Als al sprake is geweest van noodzakelijk vervoer, dan is dit het gevolg van de mishandeling door de politie, die de betreffende medische hulp heeft ingeroepen.
Beoordeling
12. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en gezien de in het geding gebrachte producties heeft de kantonrechter het volgende overwogen.
13. Zonder zich uit te laten of al dan niet sprake is van een strafbaar feit, zoals door gedaagde opgemerkt, is de kantonrechter van oordeel in het kader van de aanhangig gemaakte civiele dagvaardingsprocedure bevoegd te zijn over de vordering van eiseres te beslissen. De grondslag van de vordering (overeenkomst of zaakwaarneming) is immers gelegen in het civiele recht en de daarop gebaseerde vordering van eiseres bedraagt minder dan de grens van € 5.000,00 waarboven zaken moeten worden verwezen naar de sector civiel.
14. Eiseres heeft haar vordering primair onderbouwd met de stelling dat er met gedaagde een overeenkomst tot vervoer per ambulance is gesloten, omdat zijn toestemming moet worden geacht te zijn gegeven doordat sprake is van een noodsituatie dan wel doordat hij zich feitelijk heeft laten vervoeren en zich hiertegen niet met zoveel woorden heeft verzet.
15. Eiseres heeft erkend dat door gedaagde niet expliciet toestemming is verleend voor het vervoer. Evenmin is gesteld of geleken dat het ambulancevervoer door gedaagde zelf is aangevraagd. Uit de overige stellingen van eiseres kan voorts niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een medische noodsituatie en gedaagde niet in staat is geweest vanwege zijn toestand zijn wil zelf te uiten. Integendeel heeft eiseres bij repliek aangevoerd dat de situatie van gedaagde zodanig was dat hij kenbaar had kunnen maken bezwaar te hebben tegen vervoer (per ambulance) naar het ziekenhuis.
16. Gedaagde heeft daartegenover gesteld dat hij hier nu juist wel bezwaar tegen heeft gemaakt en wel door dit mee de delen aan de arts, die hem vervolgens bezwoer dat aan gedaagde geen kosten in rekening zouden worden gebracht.
17. De kantonrechter gaat ervan uit dat het deze arts is geweest die een aanvraag voor ambulancevervoer bij eiseres heeft gedaan. Nu kennelijk door de medewerkers van eiseres is nagelaten aan gedaagde te vragen of hij instemde met het vervoer valt niet in te zien dat met gedaagde desondanks een overeenkomst is tot stand gekomen, zoals eiseres stelt. Gedaagde heeft niet zelf de aanvraag voor vervoer gedaan en door eiseres is hoewel bekend met de lezing van gedaagde, niet weersproken dat door degene die de betreffende aanvraag heeft gedaan is vermeld dat de kosten daarvan niet voor rekening van gedaagde zouden komen. Thans is niet meer na te gaan of gedaagde ook indien tevoren duidelijk was gemeld dat de kosten voor zijn rekening zouden komen, zich eveneens zonder protest feitelijk had laten vervoeren. Gedaagde was ook volgens eiseres gezien zijn toestand in staat zich hierover uit te laten.
18. Eiseres heeft lichtvaardig en op onvoldoende gronden aangenomen dat sprake is van toestemming van gedaagde. Dit dient voor haar risico te komen.
19. De subsidiaire stelling van gedaagde dat de aanvragende arts dit heeft gedaan als zaakwaarnemer van gedaagde, is door eiseres niet onderbouwd. Nu onweersproken is dat de betreffende arts wist dat gedaagde geen vervoer wenste indien hij voor de kosten zou opdraaien kan sowieso niet worden gesproken van zaakwaarneming. Ingevolge vaste jurisprudentie kan belangenbehartiging die plaatsvindt tegen de wil van een betrokkene, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, niet als zaakwaarneming gelden. Van uitzonderlijke omstandigheden zoals het (tijdelijk) niet in staat zijn zijn wil te bepalen of een anderszins als noodsituatie aan te merken omstandigheid is hier niet gebleken.
20. De vorderingen van eiseres zullen op grond van bovenstaande overwegingen worden afgewezen.
21. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.
Beslissing
De kantonrechter
Wijst het gevorderde af;
Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.P. van Gastel en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2008.
typ/conc: 33/LvG
coll: