Beoordeling
12. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en gezien de in het geding gebrachte producties heeft de kantonrechter het volgende overwogen.
13. Zonder zich uit te laten of al dan niet sprake is van een strafbaar feit, zoals door gedaagde opgemerkt, is de kantonrechter van oordeel in het kader van de aanhangig gemaakte civiele dagvaardingsprocedure bevoegd te zijn over de vordering van eiseres te beslissen. De grondslag van de vordering (overeenkomst of zaakwaarneming) is immers gelegen in het civiele recht en de daarop gebaseerde vordering van eiseres bedraagt minder dan de grens van € 5.000,00 waarboven zaken moeten worden verwezen naar de sector civiel.
14. Eiseres heeft haar vordering primair onderbouwd met de stelling dat er met gedaagde een overeenkomst tot vervoer per ambulance is gesloten, omdat zijn toestemming moet worden geacht te zijn gegeven doordat sprake is van een noodsituatie dan wel doordat hij zich feitelijk heeft laten vervoeren en zich hiertegen niet met zoveel woorden heeft verzet.
15. Eiseres heeft erkend dat door gedaagde niet expliciet toestemming is verleend voor het vervoer. Evenmin is gesteld of geleken dat het ambulancevervoer door gedaagde zelf is aangevraagd. Uit de overige stellingen van eiseres kan voorts niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een medische noodsituatie en gedaagde niet in staat is geweest vanwege zijn toestand zijn wil zelf te uiten. Integendeel heeft eiseres bij repliek aangevoerd dat de situatie van gedaagde zodanig was dat hij kenbaar had kunnen maken bezwaar te hebben tegen vervoer (per ambulance) naar het ziekenhuis.
16. Gedaagde heeft daartegenover gesteld dat hij hier nu juist wel bezwaar tegen heeft gemaakt en wel door dit mee de delen aan de arts, die hem vervolgens bezwoer dat aan gedaagde geen kosten in rekening zouden worden gebracht.
17. De kantonrechter gaat ervan uit dat het deze arts is geweest die een aanvraag voor ambulancevervoer bij eiseres heeft gedaan. Nu kennelijk door de medewerkers van eiseres is nagelaten aan gedaagde te vragen of hij instemde met het vervoer valt niet in te zien dat met gedaagde desondanks een overeenkomst is tot stand gekomen, zoals eiseres stelt. Gedaagde heeft niet zelf de aanvraag voor vervoer gedaan en door eiseres is hoewel bekend met de lezing van gedaagde, niet weersproken dat door degene die de betreffende aanvraag heeft gedaan is vermeld dat de kosten daarvan niet voor rekening van gedaagde zouden komen. Thans is niet meer na te gaan of gedaagde ook indien tevoren duidelijk was gemeld dat de kosten voor zijn rekening zouden komen, zich eveneens zonder protest feitelijk had laten vervoeren. Gedaagde was ook volgens eiseres gezien zijn toestand in staat zich hierover uit te laten.
18. Eiseres heeft lichtvaardig en op onvoldoende gronden aangenomen dat sprake is van toestemming van gedaagde. Dit dient voor haar risico te komen.
19. De subsidiaire stelling van gedaagde dat de aanvragende arts dit heeft gedaan als zaakwaarnemer van gedaagde, is door eiseres niet onderbouwd. Nu onweersproken is dat de betreffende arts wist dat gedaagde geen vervoer wenste indien hij voor de kosten zou opdraaien kan sowieso niet worden gesproken van zaakwaarneming. Ingevolge vaste jurisprudentie kan belangenbehartiging die plaatsvindt tegen de wil van een betrokkene, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, niet als zaakwaarneming gelden. Van uitzonderlijke omstandigheden zoals het (tijdelijk) niet in staat zijn zijn wil te bepalen of een anderszins als noodsituatie aan te merken omstandigheid is hier niet gebleken.
20. De vorderingen van eiseres zullen op grond van bovenstaande overwegingen worden afgewezen.
21. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.