RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830308-06
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 29 april 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 april 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* Een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafvordering;
* Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen;
* Een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
* Toewijzing van de vordering benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 785, 67 (zegge zevenhonderdvijfentachtig euro en zevenenzestig cent);
* Maatregel van schadevergoeding van € 785,67 subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 09 december 2006 te Assen, althans in de gemeente Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto met aanzienlijke snelheid op/tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 09 december 2006 te Assen, althans in de gemeente Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto met aanzienlijke snelheid op/tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 09 december 2006 te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]) met een door verdachte bestuurde auto met aanzienlijke snelheid tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is aangereden, waardoor deze(n) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven.
- De aangifte van [slachtoffer 2]1:
Op 9 december 2006, omstreeks 00.00 uur, liep ik na een concert in De Smelt te Assen met [slachtoffer 1] over het voetpad naast de parkeerplaats. Plotseling hoorde ik een auto aan komen rijden vanaf de parkeerplaats. Ik keek opzij en ik zag dat deze auto [slachtoffer 1] met de voorzijde raakte en deze auto raakte mij tegen mijn linkeronderbeen. Ik verloor mijn evenwicht en ik denk dat ik via de motorkap op de grond ben gevallen.
- De aangifte van [slachtoffer 1]2:
Op 9 december 2006 liep ik samen met vrienden in de richting van de auto waarmee we waren. Plotseling werden wij aangereden door een auto. Ik viel hierdoor op de grond en [slachtoffer 2] werd ook geraakt. De auto raakte mij met de bumper. Ik kwam eerst met mijn buik op de motorkap terecht. Ik gleed van de motorkap af en de auto reed achteruit. Ik viel op de grond en ik ben snel opgestaan. Ik heb vervolgens een paar passen opzij moeten doen, de auto reed namelijk rechtdoor.
- De verklaring van getuige [getuige]3:
Ik zag dat de bestuurder van de Suzuki Swift op de stoep reed en inreed op een jongen. Ik zag dat de auto vervolgens achteruit reed, waarna hij nogmaals probeerde die jongen aan te rijden.
- De verklaring van verdachte4:
Ik heb [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangereden met mijn auto op 9 december 2006. Ik zag dat mijn zwager ruzie had. Ik wilde hem daar weghalen met de auto en de jongens die ik heb aangereden stonden op dat moment bij mijn zwager. Ik heb beide slachtoffers tegelijk aangereden. Ik denk dat ik op dat moment ongeveer 25 km/h reed.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 december 2006 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto met aanzienlijke snelheid tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon
van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 5 maart 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake
van een misdrijf is veroordeeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat zijn zwager werd geslagen door een groep jongens. Verdachte wilde zijn zwager weghalen uit de groep en heeft vervolgens als bestuurder van een motorrijtuig met aanzienlijke snelheid, te weten 20 à 25 km/h, de twee slachtoffers aangereden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op deze manier te reageren de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers hierbij om het leven zouden komen. Daarmee heeft verdachte met voorwaardelijk opzet op de dood van deze slachtoffers gehandeld.
Poging tot doodslag is een ernstig feit, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien de omstandigheid dat beide slachtoffers geen ernstig of blijvend letsel hebben opgelopen, hetgeen overigens niet aan de verdachte te danken is, volstaat de rechtbank met een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een werkstraf van maximale duur.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn motorrijtuig in feite als wapen heeft gebruikt. Derhalve acht de rechtbank bovendien een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf en voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
- een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van 9 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, mr. H. Wolthuis en mr. K. Bunk, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 april 2008.