5.5. Voor de beoordeling van de vraag of [verhuurder] jegens [huurster] in verzuim is geraakt zal de kantonrechter hierna in chronologische volgorde een overzicht opnemen van hetgeen (tussen partijen) is voorgevallen. Blijkens de door partijen overgelegde correspondentie van na het voorval van 2 juni 2007, waarbij plotseling een steen uit de schoorsteen door het systeemplafond heen naar beneden is gevallen, heeft [huurster] bij brief van 6 juni 2007 [verhuurder] formeel in kennis gesteld van dit voorval. [huurster] heeft daarbij de staat van de schoorsteen aangemerkt als een gebrek dat kleeft aan het gehuurde en heeft [verhuurder] verzocht en waar nodig gesommeerd om dit gebrek te verhelpen. Voorts heeft [huurster] bij genoemde brief haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst opgeschort, een schadeclaim neergelegd en aangezegd een bouwtechnisch bureau in te zullen schakelen om zich er van te overtuigen dat het gehuurde veilig is – zo begrijpt de kantonrechter – na het nemen van de vereiste maatregelen tot herstel door [verhuurder]. Bij brief van 8 juni 2007 heeft [verhuurder] gereageerd. Hij heeft daarbij aangevoerd dat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan de buitenmuur per ongeluk een loszittende steen van de in de buitenmuur ingemetselde schoorsteen naar binnen is gedrukt, met het vervelende gevolg als resultaat. [verhuurder] heeft daarbij betwist dat er sprake is van een gebrek aan de schoorsteen en heeft er op gewezen dat zijn aannemer ter voorkoming in de toekomst een afdekplaat heeft aangebracht. Voorts heeft [verhuurder] aangevoerd dat bij de eerste melding van de huurder nog diezelfde dag de situatie ter plekke is bekeken en dat er geen gevaar meer bestond. [verhuurder] heeft de opgevoerde schadeclaim als gevolg van dit incident verworpen.
Bij brief van gelijke datum (8 juni 2007) van de gemachtigde van [huurster] heeft laatstgenoemde zich op het standpunt gesteld dat het gehuurde niet veilig is en zich daarbij beroepen op een (eerste) rapportage van het door haar ingeschakelde expertisebureau [Q], opgesteld op basis van een inspectie na het treffen van maatregelen door [verhuurder]. Blijkens dit rapport heeft [verhuurder] inderdaad een ondersteuning doen aanbrengen, maar is [Q] van oordeel dat deze maatregel niet afdoende is om uit te sluiten dat stenen uit de schoorsteen kunnen loslaten en naar beneden vallen. Dit rapport is aan [verhuurder] aangeboden als bijlage bij laatstbedoelde brief.
Bij brief van 13 juni 2007 heeft [verhuurder] aan (de gemachtigde van) [huurster] geschreven dat er voldoende maatregelen zijn genomen met betrekking tot de inpandige veiligheid. [verhuurder] steunt zijn oordeel op de aannemer – die de renovatie heeft uitgevoerd, zo begrijpt de kantonrechter - en de bouwkundig opzichter van de gemeente [adres], die de situatie eveneens heeft beoordeeld.
Bij brief (per fax) van 15 juni 2007 heeft [verhuurder] [huurster] verzocht per direct toegang te krijgen tot het gehuurde in verband met lekkage in verband met de plaatsgevonden hebbende hevige regenval, nadat hij hierover kennelijk telefonisch was geïnformeerd via de gemachtigde van [huurster].
In reactie op dit faxbericht van [verhuurder] heeft de gemachtigde bij brief van gelijke datum aan [verhuurder] bericht dat [huurster] naar aanleiding van die fax telefonisch contact heeft gezocht met [verhuurder], doch het antwoordapparaat trof.
Vervolgens heeft de gemachtigde van [huurster] bij brief van 18 juni 2007 aan [verhuurder] geschreven dat hij geen reactie had ontvangen op zijn brief van 15 juni 2007 en dat [verhuurder] zich die dag nog niet ter plaatse had gemeld om de toestand en in het bijzonder de lekkage op te nemen. En verder dat inmiddels was gebleken dat ook een volgende schoorsteen loszittende bakstenen had. In deze brief stelt de gemachtigde voor dat [verhuurder] gevolg geeft aan zijn (eigen) oproep direct poolshoogte in het gehuurde te nemen.
Bij brief per fax van (dinsdag) 19 juni 2008 heeft [verhuurder] als reactie op de hiervoor genoemde brief van 15 juni 2007 aan de gemachtigde van [huurster] geschreven dat hij op vrijdagmiddag heeft getracht inzicht te krijgen in de lekkage, maar dat het pand was gesloten en dat niet werd opengedaan. Op maandag was dat wel gelukt, maar moest contact worden opgenomen met de advocaat - de gemachtigde van [huurster], zo begrijpt de kantonrechter – om tot reparatie te kunnen overgaan. [verhuurder] verzoekt in deze brief met klem te regelen dat hij op woensdag 20 juni 2007 alle reparaties kan uitvoeren.
Bij brief van eveneens 19 juni 2007 (aangetekend met bericht van ontvangst en tevens per fax) heeft de gemachtigde van [huurster] het definitieve rapport van expertisebureau [Q] aan [verhuurder] toegezonden. In deze brief maakt de gemachtigde van [huurster] er gewag van dat een vertegenwoordiger van [verhuurder] daags tevoren ter plaatse is geweest om de situatie op te nemen.
Met een beroep op dit rapport stelt (de gemachtigde van) [huurster] zich (wederom) op het standpunt dat de genomen maatregelen van [verhuurder] niet afdoende zijn geweest. Hij verwijst daarbij tevens naar (de bevindingen van) de heer [K], ambtenaar veiligheid van de gemeente [adres].
In deze brief sommeert (de gemachtigde van) [huurster] [verhuurder] om zonder enig verder oponthoud vandaag nog de nodige werkzaamheden uit te voeren opdat de gevaarlijke situatie verband houdend met vallende bakstenen komt te eindigen. Verder wenst hij per omgaande een bevestiging om de gevaarzetting (en de lekkages) te verhelpen. Bij gebreke van voldoening aan deze sommaties acht [huurster] zich vrij om – kort samengevat – de huurovereenkomst te (laten) ontbinden.
Bij faxbericht van nogmaals 19 juni 2008 (16:30 uur) verzoekt [verhuurder] de gemachtigde van [huurster] nogmaals antwoord op de vraag of morgen (20 juni 2008) alle reparatiewerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
Bij brief, gedateerd 18 juni 2008, maar naar de kantonrechter vanwege de inhoud begrijpt feitelijk van 19 juni 2008, verwijst de gemachtigde van [huurster] naar zijn faxen van de dag ervoor en stelt hij vast dat [verhuurder] geen gevolg heeft gegeven aan de sommaties en dat [verhuurder] zich ook die dag niet heeft vervoegd bij het gehuurde om daar de nodige herstelwerkzaamheden uit te voeren. Vervolgens stelt de gemachtigde van [huurster] zich op het standpunt dat [verhuurder] zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst niet nakomt en dat die tekortkoming dusdanig ernstig is dat deze diens ontbinding rechtvaardigt. Gezien het voorgaande roept de gemachtigde van [huurster] vervolgens namens zijn cliënte de ontbinding van de huurovereenkomst in.